Zomer 2019 - Twee weken regio Hradec Králové

Welkom op Tsjechie.net

Het Tsjechisch Forum, in een nieuw jasje!

Dag 8: Maandag 29 juli 2019 – fietstocht kasteel en een beeldhouwersdorp

Zoals we gisteren al schreven: eigenlijk was vandaag het plan een dagje te gaan fietsen, maar de weergoden hebben roet in het eten gegooid. De voorspellingen zijn dat het vandaag drukkend warm weer gaat worden, temperatuur 28 tot 29 graden, met al aan het eind van de ochtend buien, mogelijk vergezeld door onweer. Een paar fikse ontladingen is al niet echt fijn als je op de fiets in een open vlakte rijdt, maar als het vooraf ook nog drukkend warm wordt zien we vandaag liever af van de fietstocht en bewaren hem voor wat later deze week.

De weermannen en vrouwen zitten er inderdaad niet ver naast, zo blijkt aansluitend aan het ontbijt. We brengen een half uurtje onder de overkapping van het terras door, wachtend totdat de ergste regenval voorbij is. In tegenstelling tot de afgelopen dagen mogen we nu wel eventjes genieten van een heerlijk frisse wind. We constateerden het al eerder: ieder nadeel hep zijn voordeel.
Omdat op toeristisch gebied op maandagen bijna alles hier gesloten is, mochten we gisteravond wat improviseren met de planning. Uiteindelijk is het gelukt een alternatief te vinden. We hadden het vooraf niet opgemerkt, maar in het nabijgelegen stadje Nové Město nad Metují blijkt het kasteel op maandagen toevallig wél geopend. En zo werd doel 1 van vandaag gevonden.

Terwijl de regen langzaam mindert, rijdt een 4WD met aanhanger voor het terras. Het blijkt de heer des huizes met een betonmolen in zijn kielzog. Wat er mee gaat gebeuren blijft vooralsnog onduidelijk. We maken gebruik van de tijdelijk minder natte periode om onder de volgende overkapping de tractor van de dag te bewonderen. En terwijl we dat doen breekt zowaar het zonnetje een eerste keer door het wolkendek.

We bewonderen vandaag een Hürlimann. Hürlimann is een in 1929 door Hans Hürlimann opgerichte Zwitserse tractorfirma. Hans was een jonge boer met een passie voor mechanica. In zijn eigen werkplaats knutselde hij met behulp van een Franse ééncilinder watergekoelde motor een apparaat in elkaar dat meer op een zelfrijdende grasmaaier leek dan op wat we tegenwoordig een tractor zouden noemen. In Zwitserland waren veel steile en moeilijk toegankelijke weidegronden en de door Hürlimann gebouwde tractor/maaier voldeed helemaal aan de verwachtingen van de Zwitserse boeren, waardoor er uiteindelijk 102 stuks van de tot 1K8 (1 cilinder en 8pk) gedoopte Hürlimann in de werkplaats gebouwd werden. In 1939 presenteerde Hürlimann een wereldpremière: de eerste dieselmotor met direct-injectie. De lichtgroen geverfde tractor die voor onze neus staat kunnen we ondanks diverse pogingen niet goed thuisbrengen. In het ene model is de grill anders, in het andere model de wiel-overkapping, dan weer een model met een andere motorkap. Kortom hoe we ook googelen, er is altijd wel een onderdeel dat niet overeenkomt met een van de standaard modellen. Hij lijkt nog het meeste op de in de jaren 60 van de vorige eeuw gebouwde D-100 en de daarop lijkende D-60P. In die jaren had Hürlimann trouwens al ruim 10.000 tractoren wereldwijd verkocht. Onder de boeren werd toentertijd de bijnaam “de kleine Rolls Royce” gebezigd. In tegenstelling tot veel andere firma’s werden bij Hürlimann alle tractoronderdelen in eigen huis vervaardigd.
We kunnen nergens een type-plaatje ontdekken en ook na nogmaals op internet worden we niet veel wijzer welk model dit nu precies is. We moeten ons troosten met de wetenschap dat de tractor van de dag ongeveer 50 jaar oud is en uit Zwitserland komt.
De firma Hürlimann bestaat overigens nog steeds, maar is nu in Italiaanse handen.

full

Een Zwitser uit de jaren zestig​

Tegen kwart voor elf stappen we in onze eigen gemotoriseerde vierwieler voor een kort ritje -opnieuw door de regen- naar het op maandag geopende kasteel in Nové Město nad Metují, letterlijk: “Nieuwe Stad aan de rivier de Metují. Het is een renaissance-stadje uit 1501 van ongeveer 10.000 inwoners dat zich op maar een paar kilometer afstand van ons pension bevindt. Klokslag elf uur staan we op het plein voor het kasteel. Terwijl we uitstappen stopt het gelukkig weer met regenen. Dat was inderdaad niets geweest als we nu op de fiets hadden gezeten.
Nové Město nad Metují is een vroeg 16e eeuwse stad, opgericht op een plek waar in de bronstijd al een versterkte nederzetting lag. Niet lang na de oprichting van de stad brandde ze in 1526 vrijwel tot de grond af. De huizen aan het plein stammen dan oorspronkelijk ook grotendeels uit de weder opbouw periode die duurde van 1526 tot 1548. Sommige huizen zijn halverwege de negentiende eeuw herbouwd, maar naar vorm en stijl uit de zestiende eeuw. Slechts een 20e eeuwse reconstructie van de noordzijde van het plein doet licht afbreuk aan het barokke karakter van de rest van het plein.

Het slot zelf stamt eveneens uit de 16e eeuw en is ontstaan als onderdeel van de wederopbouw van de vestingwerken die tijdens de brand ook vernield werden. De bouwstart van het slot is op de minuut nauwkeurig vastgelegd: Jan Černčický uit Kácov -toenmalig eigenaar van het landgoed- legde de eerste steen op 10 augustus 1501 om 14 uur in de middag. Na de stadsbrand van 1526 werd het landgoed verkocht aan de familie Pernstejn die zowel het kasteel als het dorp herbouwden in renaissancestijl. In de loop van de eeuwen is het kasteel uitgebreid door de vele verschillende eigenaren. In 1908 werd het aangekocht door textielbaronnen Josef en Cyril Bartoň z Dobenín en aangepast volgens de plannen van Dušan Jurkovič in Jugendstil-stijl. Jurkovič ontwierp ook de kasteeltuin en de houten brug aan de achterkant. Als gevolg van de tweede wereldoorlog en de opvolgende onteigening door de communisten is het kasteel tijdelijk in handen van de staat geweest, maar uiteindelijk werd het slot in 1992 weer eigendom van de nazaten van Josef Bartoň.
Zowel aan de voor als aan de achterkant van het slot staan barokke dwergfiguren van de hand van Matthias Braun (1684 Tirol- 1738 Praag), een van de bekendste steenhouwers uit het baroktijdperk.
De dwergfiguren aan de voorkant staan op een verhoging aan de rand van de drooggevallen slotgracht en zijn al vanaf het plein te zien. De figuren aan de achterkant zijn ruim in de meerderheid en staan op een tuinmuur die boven een heg uittorent. De rond 1720 gemaakte figuren staan pas sinds 1913 hier in Nové Město nad Metují. Voordien hebben ze in Benátky nad Jizerou gestaan.

full

Husovo náměstí, het plein voor het kasteel

full

300 jaar oude dwergen van M. Braun
Voorafgaand aan de rondleiding door het kasteel lopen we aan de achterkant een rondje door de tuin. Wat die tuin uniek maakt is de in 1911 gebouwde Jugendstil loopbrug, gemaakt van hout. Deze brug was oorspronkelijk niet voor het publiek, maar slechts voor kasteelheer Bartoň. Er loopt namelijk een openbare weg onder door die twee tuindelen doormidden klieft en de loopbrug maakt het de kasteelheer mogelijk zich van het ene naar het andere deel van de tuin te begeven zonder de openbare weg te hoeven gebruiken. Tegenwoordig schijnen jaarlijks meer dan 300.000 mensen de brug te passeren. Dat is een beetje veel voor het ruim honderd jaar oude bouwsel, vandaar dat men enkele jaren geleden stalen verstevigingsbalken heeft aangebracht. Die zijn mooi weggewerkt in de constructie waardoor de authentieke uitstraling behouden blijft.

full

Jugendstil brug uit 1911

full

blik op het kasteel vanuit de tuin​

Na de bezichtiging van de tuin is er nog ruim voldoende tijd voordat de rondleiding begint en nemen we onder de arcaden van het stadsplein plaats bij “Café Jazz”, Dat doet haar naam eer aan: er draait inderdaad volop Jazz-muziek op de achtergrond. We nemen plaats aan tafeltje vijf waar een vijftal (hoe toevallig) olijven in een schaaltje ons opwachten en bestellen weer eens ons favoriete drankje: huisgemaakte frambozenlimonade.
Oei wat is het toch een straf om op vakantie te gaan…

Tegen de klok van twaalf mogen we, samen met een twintigtal andere geïnteresseerden van start aan de rondleiding. Nog nauwelijks binnen bezwaart een van de medebezoekers zich bij de gids omdat ondergetekende binnen foto’s maakt. Ze wordt vriendelijk op de hoogte gebracht dat je daar gewoon een foto-permit voor kunt kopen en dat ik dat inderdaad gedaan heb.
Het kasteel van Nové Město nad Metují is het derde kasteel in twee dagen tijd, maar toch weer totaal anders dan die van gisteren en eergisteren. Wat ons betreft zelfs de mooiste tot nu toe, vooral doordat we nogal gecharmeerd zijn van de tijdens de ombouwfase van rond 1910 in de interieurs toegepaste Jugendstil en Art-Nouveau elementen.

Bijzonder trots schijnt kasteelheer Bartoň te zijn geweest op zijn slaapkamer omdat daar in 1926 de eerste president van de Republiek, Tomáš Garrigue Masaryk, van wie voor het kasteel een standbeeld staat, er in overnacht heeft. Ook kwam in dezelfde ruimte die tijdens de oorlog als appartement in gebruik was, Bartoň senior, de vader van de huidige eigenaar, ter wereld.
Muren, plafonds, beelden en extra attributen zijn in haast ieder vertrek een lust voor het oog. Met name op de plafonds is bijna geen plek onbenut gelaten; overal is wel een allegorische voorstelling, historisch tafereel of een mythologisch figuur geschilderd.

full

wintertuin in Sezession-stijl

full

Nog meer Jugenstil, ditmaal als wandschildering

full

houten ensemble voor de nachtrust

full

patriottisch plafondwerk

full

de slaapkamer van Bartoň​

Zoals gebruikelijk hebben we -ditmaal in het Duits- een geplastificeerd boekwerkje mee met achtergrondinformatie over de verschillende ruimtes. Veel kijken we er niet in, er valt zoveel te zien dat we onze ogen uitkijken. De schoonheid van het interieur wint het met 10-0 van de tekst.
Met recht wordt het kasteel dan ook betiteld als “de parel van de Kladsko grensregio”.
Voordat we er erg in hebben zijn we al bijna vijf kwartier in het kasteel onderweg als we afsluiten met het uitzicht vanaf de botertoren, een van de overgebleven stadsversterkingen uit de gotische tijd, vernoemd naar de vorm die veel lijkt op een boterkarn.

full

uitzicht over het Hus-plein vanuit de kasteeltoren

full

en nogmaals de houten brug​

Na de kasteeltour zoeken we verderop in het stadje de automaat van de CSOB om wat geld uit de muur te trekken. De automaat wordt gevonden, maar blijkt afgekoppeld te zijn. Dat wordt dus elders pinnen. Als troost stuiten we op een opvallend kunstwerk getiteld “Allegorie” langs de hoofdstraat. Het bestaat uit een soort duivelsstaart die naar een jonge dame op de rand van een rots wijst. Wat de diepere betekenis is staat er niet bij. Een zoektocht op het wereldwijde web levert niet meer op dan dat academisch beeldhouwer Olbrama Zoubka het hier in 2006 plaatste en dat het een vrouw voorstelt die vanaf de rots de eronder stromende rivier Metuje gadeslaat.
Waar we ter plekke wel een antwoord op krijgen is de vraag waar al die zwaluwen die we ook al eerder vanochtend langs de gevels aan het plein zagen vliegen vandaan komen. Die blijken onder de arcaden tegen de lampen aan massaal hun nesten gebouwd te hebben. Het zijn er zo veel dat men onder die lampen die zich in de buurt van een terras bevinden metalen schijven heeft gehangen zodat de zwaluwpoep niet op de bordjes van de restaurantgasten belandt. Papa en mama zwaluw hebben het er druk mee en bij diverse lampen zien we ze af en aan vliegen om hun jongen te voeden.

full

de jeugd wordt gevoed​

Vanuit Nové Město nad Metují vertrekken we tegen kwart over twee voor een rit van een kleine 50 km richting Hořice. Met af een toe een korte maar fikse bui onderweg. Als we in Hořice arriveren is het gelukkig weer droog. Het stadje met ongeveer 8500 inwoners aan de rand van het Reuzengebergte (Podkrkonoší) heeft als bijnaam “De Stad van de Stenen Schoonheid”. Ze kreeg die titel doordat er in 1884 een beeldhouwschool werd opgericht. Het is niet geheel toevallig dat uitgerekend hier de beeldhouwkunst floreerde. Hořice ligt zowat tegen de laatste heuvels die tot het Reuzengebergte gerekend worden. En die heuvels bestaan voornamelijk uit hoogwaardige zandsteen die zeer geschikt is voor steen- en beeldhouwers.

Door de stad verspreid staan op meerdere plekken beeldhouwwerken. De meeste kunstwerken staan aan de oostrand van de stad, in het grote Smetana park, waaraan tevens de begraafplaats grenst.
Aan de hand van een van internet geplukte beschrijving maken we een wandeling door het beeldenpark. Sommige kunstwerken zijn ons net iets te abstract, maar er zijn er ook heel wat waar we wat langer bij stilstaan en die op de gevoelige plaat vastgelegd worden.
Aansluitend lopen we onder een prachtig vormgegeven portaal door de begraafplaats op de Gothard-heuvel op, waar zich nog meer beeldhouwwerken bevinden. Ook hier maken we een aantal foto’s met een van de standaard ingebouwde camerafilters zodat een en ander er mooi op staat.

full

Rübezahl - Krakonoš / de heerser van het Reuzengebergte

full

scène uit de opera "De Verkochte Bruid" van Smetana

full

Gothard portaal (1893-1907)

full

op de begraafplaats​

Als we tegen half vijf uitgewandeld zijn rijden we naar een heuvel even buiten de stad waar zich de Masaryk toren van Onafhankelijkheid bevindt, eveneens van zandsteen gemaakt. We zouden vanaf boven een mooi uitzicht over de regio moeten hebben gehad, ware het niet dat het maandag is en de toren dus gesloten is. Oorspronkelijk was de beoogde hoogte van de toren zo’n 40 meter, maar als gevolg van de naderende tweede wereldoorlog werd de bouw in 1938 beëindigd met een hoogte van 25 meter. Voor de toren staat sinds 2000 de beduidend minder oude beeldengroep “Legie za hranicemi” (letterlijk: legioen buiten de grenzen). Het stelt een drietal soldaten uit Italië, Rusland en Frankrijk voor, die ver buiten de eigen landsgrenzen in de eerste wereldoorlog voor vrijheid vochten.
Ondanks een leeftijdsverschil van ruim 60 jaar vormen toren en beeldengroep toch een passende eenheid. Als de volgende bui zich aandient nemen we snel plaats in de auto.

full

Legie za hranicemi voor de Masaryk toren​

Met een onverwachte omleiding doordat de grote doorgaande weg is afgesloten bereiken we als laatste attractie van vandaag de stuwdam van Les Království. Wie niet beter weet zou denken dat deze stuwdam aan de Elbe ontworpen is door Anton Pieck. Hij had in ieder geval zo in de Efteling gepast.
De sprookjesachtige constructie is niet bedoeld als streling voor het oog maar als praktische noodzaak. In 1897 was er een zware overstroming van de Elbe en men wilde graag in het stroomafwaarts gelegen Pardubice bij een volgende bui de voeten droog houden. Daarom werd er op diverse plekken de mogelijkheid tot het bouwen van een dam onderzocht en uiteindelijk viel de keuze op de huidige plek. In 1903 maakte de ingenieur Josef Plicka zijn eerste tekeningen en in 1910 werd met de bouw van de dam gestart. Toen bevond de in aanbouw zijnde dam zich nog in Oostenrijk-Hongarije, maar als gevolg van de Eerste Wereldoorlog kwamen in 1914 de bouwwerkzaamheden stil te liggen. Na afloop van WO I ontstond de Tsjechische Republiek en die besloot in 1919 de werkzaamheden voort te zetten zodat de dam alsnog in 1920 gereed kwam. In 1923 was ook de bijbehorende waterkrachtcentrale gereed zodat er stroom aan het elektriciteitsnet geleverd kon worden. De architectuur van het generatorhuis wijkt duidelijk af van de neogotische stijl waarin de damwand en de torentjes gebouwd zijn.

full

Přehrada Les Království , een stuwdam uit het prentenboek van Anton Pieck​

Per aanwezige toerist is op de parkeerplaats voor de dam de concentratie geel-zwarte kentekens hoog: maar liefst drie stuks tegelijk buiten die van onszelf. Dat zijn meer landgenoten op vijf minuten dan we de afgelopen twee dagen bij elkaar gezien hebben. Maar als je bij deze stuwdam in de buurt bent dan is een paar kilometer omrijden echt wel de moeite waard.

Omdat het al tegen zes uur loopt en het er goed toeven is beslissen we de dag af te sluiten met een avondmaaltijd op het terras van het pension.
Op de terugweg daarnaar toe passeren we een opvallende reclamestunt van een antiekhandelaar in Dvůr Králové. Die heeft boven de ingang van zijn zaak een skelet gehangen dat naar beneden kijkt. Raar gezicht, maar de aandacht trekt hij zo wel!

full

Monty Python zou zeggen: "bring out your dead !"​

Tot zover vandaag, morgen gaan we op geschiedenistour.

Na shledanou.
 
De koepel van de toren in Hořice deed me denken aan een waarnemingspunt naar de sterrenhemel. Ben gaan zoeken en kwam inderdaad tegen dat het ooit de bedoeling was er een sterrenwacht te installeren, maar dat dit nooit helemaal is gedaan. Bij 1994 staat hierover wat:
(Heb de aanduiding als link maar weggelaten)
 
Dag 9: Dinsdag 30 juli 2019 – Chlum en omgeving

Na de afwisselende combinatie van buien en opklaringen van gisteren voorspelt men voor vandaag opnieuw broeierig warm weer met kans op enkele fikse regenbuien. Als we wakker worden is het weliswaar bewolkt, zien de dakpannen er uit alsof het nog niet zo lang geleden geregend heeft, maar lijkt het erop dat het voorlopig nog droog blijft. Dat belooft een betere start dan gisterochtend toen we na het ontbijt zowat een half uur onder de overkapping mochten wachten op de eerste opklaringen.

Na het ontbijt bereiken we dan ook zonder dat er een druppel valt ongeschonden de rij tractoren om te kijken wat er nu weer voor onze neus staat.
De tractor van de dag is een groene John Deere-Lanz met hier en daar (zoals het John Deere betaamt) wat gele accenten.

John Deere is een van de oudste en bekendste merken in de tractorwereld. Oorspronkelijk is het bedrijf in 1837 in Illinois/USA gestart als smederij waar men stalen zelfreinigende ploegen produceerde. Pas ruim 80 jaar later, na beëindiging van de eerste wereldoorlog, is men bij Deere begonnen met de productie van tractoren en andere landbouwmachines. In eerste instantie vond die productie alleen in de USA plaats. In 1958 echter werden de aandelen van de Duitse landbouwmachinemaker Lanz verkocht aan John Deere en in 1960 werd ook in Europa gestart met de productie van tractoren onder de bedrijfsnaam John Deere-Lanz.
De tractor die we vandaag bewonderen is waarschijnlijk een jaren zestig exemplaar uit de 300-serie. Zover we kunnen achterhalen matchen vrijwel alle onderdelen met die serie, behalve de grill, die kunnen we niet thuisbrengen. Het lijkt erop alsof die er vanuit een andere tractor ooit is opgezet.
De 300-serie en de er veel op lijkende 500-serie werden begin jaren zestig op een agrarische beurs in Keulen aan het publiek gepresenteerd en behoorden tot de eerste door Deere in Europa geproduceerde tractoren. Ze raakten snel populair onder Duitse boeren en vielen vooral op door de in vergelijking tot de gangbare tractoren veel minder lawaai producerende motor, die op rubberen blokken gelagerd was.

full

de tractor van de dag in geel en groen​

In vergelijking met de tractoren die we tot nu toe iedere ochtend bekeken hebben is dit een beetje een saai model, maar hij ziet er wel degelijk en stevig gebouwd uit.
Ook hier ontdekken we geen typeplaatje, dus blijft het bij de veronderstelling dat het er een van de 300-serie is. We wisten voor deze vakantie helemaal niks van tractoren, maar dankzij deze verzameling en het gegoogel naar de verschillende types en merken leren we er iedere dag een ietsiepietsie meer over.

Klokslag 10 uur vertrekken we op oorlogspad. Vrijwel het hele dagprogramma staat namelijk in het teken van het oorlogsgebeuren in deze streek in het jaar 1866.
Om een en ander iets beter te kunnen begrijpen kort wat achtergrondinfo.
Na de Napoleontische Oorlogen van begin 19e eeuw werd behoorlijk wat geschoven met kleurtjes en lijntjes op de Europese landkaart. In 1864 wonnen de Pruisen een oorlog tegen de Denen en was de rest van Europa, met name Oostenrijk, bang dat de Pruisen nog veel meer landjepik zouden gaan spelen. Daarom gingen de Oostenrijkers een bondgenootschap aan met Hannover, Würtemberg , Baden, Sachsen en Beieren.
In Juni 1866 besloten de Pruisische bevelhebber von Moltke ruim 200.000 manschappen grotendeels per trein richting Bohemen te sturen, waarmee hij het de Oostenrijkers die zich veel langzamer verplaatsten behoorlijk lastig maakte. In een poging hun grondgebied te verdedigen lukte het de Oostenrijkers uiteindelijk toch zo’n 190.000 man op de heuvels voor Hradec Králové in stelling te brengen. Ook voegden zich nog ruim 20.000 Saksische soldaten bij de Oostenrijkers, zodat ze qua aantal met ongeveer evenveel manschappen als de Pruisen waren. De Oostenrijkse bevelhebber Ludwig von Benedek zag in dat ze met hun leger weinig kans maakten tegen de Pruisen en vroeg aan keizer Frans Jozef om vrede te sluiten met Wilhelm I, de koning van de Pruisen, maar de Oostenrijkse keizer weigerde dat. Op 3 juli 1866 barste het geknal los op de heuvel Chlum, een tiental kilometers ten Noordwesten van vestingstad Hradec Králové.
Ongeveer 430.000 soldaten stonden tegenover elkaar op een grondgebied van nauwelijks 10 bij 5 km. Door de ietwat verouderde tactiek en opstelling van de Oostenrijkers konden de Pruisen zelfs met minder manschappen (het Tweede leger kreeg het telegram waarin de aanval op 3 juli aangekondigd werd te laat binnen) de Oostenrijkers van de heuvels en uit het naastgelegen bos van Svib verjagen. De Oostenrijkers wilden vervolgens het bos heroveren, maar dat mislukte doordat de Pruisische soldaten al liggend schoten op al wat hun kant op kwam. Het gevolg was dat de slag bij Chlum (die ook bekend staat onder de naam “slag bij Hradec Králové”, of in het Duits: “Schlacht bei Königgratz”) in feite binnen enkele uren op nauwelijks meer dan 2 vierkante kilometer bos bij Svib beslist werd. Het werd op de slag bij Leipzig in 1813 na het grootste oorlogsconflict van de 19e eeuw…

Eindbalans: ruim 2.000 doden en vermisten aan Pruisische zijde, ruim 13.000 doden en vermisten aan Oostenrijks-Saksische zijde. En daarbij ook nog eens ruim 22.000 Oostenrijkse soldaten die door de Pruisen gevangen genomen waren. Een kleine 1.000 Pruisische paarden naar de eeuwige jachtgronden tegen zo’n 6.000 Oostenrijkse. En de Oostenrijkers verspeelden nog eens dik 100 kanonnen aan de Pruisen.
Na deze eendaagse veldslag werd in augustus 1866 de vrede van Praag getekend, ontstond datzelfde jaar nog de Noord-Duitse Bond en was de rol van Oostenrijk als grootmacht in Europa uitgespeeld. Waarop Oostenrijk samen met Hongarije na de Ausgleich in 1867 verder ging als dubbel-monarchie.

Tot zover de geschiedenisboekjes.
Vandaag hebben we een tour gepland langs een aantal bezienswaardigheden waarvan een groot deel gerelateerd is aan de gebeurtenissen op 3 juli 1866. We hadden bij de voorbereiding al gezien dat er een museum bij Chlum is, gewijd aan de gelijknamige slag, dus dat belandde sowieso op het -te-doen lijstje. Daarna hebben we op mapy.cz eens in de omgeving gekeken wat nog de moeite waard zou kunnen zijn en vonden we rondom het museum een aantal grotere monumenten die we middels een kleine wandeling aan elkaar konden knopen. Tot slot viel ons oog op een bos dat op de landkaart vol stond met kruizen en monumenten en dat uiteindelijk dat bos bij Svib bleek te zijn waar de slag beslist werd. Ook daar wilden we graag een stukje van bekijken en werd een kort wandelingetje op de planning gezet.

We beginnen vanochtend iets korter bij huis met een modernere aangelegenheid. Een korte pin-stop bij een CSOB-automaat aan de noordkant van Jaroměř. Tijdens het pinnen valt ons oog op een aftands huis aan de overkant van de straat. Verbrokkelde muren, vensterbanken die best een opknapbeurt kunnen gebruiken, een verwilderde tuin en geelbruin verkleurde gordijntjes achter de ramen die zich wat verder van de straatkant af bevinden. Toch steekt er post in de brievenbus, lijken er onlangs nieuwe kozijnen geplaatst en hangt aan de zijkant een schotelantenne tegen de gevel. Hier wordt dus gewoon gewoond.
Gewoon?
We herzien onze conclusie als we een reclamebord ontwaren: “growshop”. Volgens de bijbehorende facebook-pagina, waarop het meest recente bericht dateert uit 2013, behorend tot de categorie ”tuincentrum”. Klikken we door naar de door het bedrijf geregistreerde website, dan zien we een (groeiend?) boompje, enkele mannen in nette pakken en de omschrijving “Bedrijfsconsulting, wij zullen u helpen slagen”.
Juist ja. Het zal wel.

Na de consultering van de CSOB-automaat en het tegenoverliggende pand cq bedrijfswebsite rijden we de door de routenavigatie aanbevolen kortste weg richting het Vojenský hřbitov Josefov (militair kerkhof Josefov). Op weg daar naar toe nog een klein technisch wonder: Josefov-Most, een historische ijzeren brug ter hoogte van de samenvloeiing van de Metuje en de Elbe met midden op de brug een verrassing: twee paaltjes.
Huh?
Moeten we daar tussendoor?
TruusTruus vindt van wel en als we de gok wagen blijkt het inderdaad net te passen. Zo’n creatieve manier om zware vrachtwagens van een brug te weren hebben we nog niet eerder gezien 😉

full

Huh? moeten we daar tussendoor?​

Als we een kleine kilometer buiten het naar de Oostenrijkse keizer Josef II vernoemde Josefov zijn, zien we aan de rechterkant van de weg een half verharde weg die leidt naar een ijzeren toegangspoort met daarboven het opschrift “Resurecturis”.
Hebbes. We waren even bang de juiste afslag te missen, maar we zitten hier onmiskenbaar op het goede spoor. Voor de muur is er een geïmproviseerde parkeerplaats met de nodige kuilen. Tussen diverse kuilen blijft nog voldoende plaats de auto horizontaal te plaatsen. Er staat nog een vrachtwagen op de parkeerplaats en dat is het.

De achterliggende begraafplaats, aangelegd in 1780, vormt een gevarieerde verzameling aan gedenkplaten, monumenten en graven. Direct bij de ingang staat naast een zuil met daarop de buste van Arnošt Heidrich (Josefov 1889 – Washington DC 1968). Heidrich was tijdens de eerste Republiek diplomaat en politicus, tijdens de tweede wereldoorlog een verzetsstrijder, zat als gevolg van zijn activiteiten o.a. gevangen in Terezín en emigreerde in 1948 naar de USA. Voordat we de historische graven bereiken bevinden zich ook enkele rijen met moderne graven. In een van die rijen zijn twee werklui bezig een gat te graven voor waarschijnlijk een nieuwe begraafplechtigheid. Even verderop liggen verspreid tussen nieuwe en oudere kruizen enkele slachtoffers van de oorlog in 1866, met op een tweede separate deel van de begraafplaats een nog groter aantal graven van de periode 1914-1918. We zien een massagraf van Italianen, een massagraf met een negen meter hoog monument van Russische soldaten, enkele Oostenrijkse soldatengraven die -zo ervaren we via een info-bord- al snel na de oorlog van 1866 gefinancierd werden door familieleden. Het duurt even voordat we een overzicht krijgen, wie nu waarbij hoort en in welk tijdperk we een en ander moeten plaatsen. Op een van de muren hangt een lijst van 260 in het Cyrillisch geschreven namen met achter die namen overlijdensdata uitsluitend uit de jaren 1914 en 1915. Als we denken zowat iedere nationaliteit en tijdperk gezien te hebben staan we plots voor een monumentaal marmeren kruis waarvan het opschrift melding maakt dat hier, ver van huis, 1148 Franse soldaten begraven liggen. Het blijkt te gaan om bij de slag bij Leipzig in 1813 gevangen genomen soldaten die tijdens hun internering in het fort van Josefov zijn overleden.

Met name op de oudere graven heeft de tand des tijds een zichtbaar spoor achtergelaten en het zijn juist die monumenten die het geheel een aparte sfeer geven. Gezien de aanwezigheid van 21e eeuwse graven worden er toch ook nog steeds overledenen uit de huidige tijd begraven. Een mengelmoes aan verhalen, nationaliteiten en achtergrondgeschiedenissen.
De begraafplaats geniet de beschermde status van onroerend cultureel monument van de Tsjechische Republiek.

full

de tand des tijds...

full

een drietal soldatengraven uit 1866

full

detail van het Russische massagraf​

Na een klein uur rondkijken en foto’s maken houden we het voor gezien en rijden verder richting Smiřice alwaar we de Driekoningen-kapel die bij het kasteel hoort willen bekijken. Die moet de moeite waard te zijn volgens als we diverse sites mogen geloven. Helaas vinden we nergens een ingang.
Toch is de stop in Smiřice niet voor niks. We kunnen er de benzinetank vol gooien, scoren bij het tankstation een ijsje en wandelen naar de even verderop liggende Tyršův most, een betonnen brug stammend uit de jaren dertig van de vorige eeuw. De brug is inmiddels alleen nog in gebruik voor fietsers en wandelaars. Het gemotoriseerd verkeer kan sinds 1981 de Elbe oversteken via de parallel verplaatste doorgaande weg waarvoor men een modernere naamloze brug gebouwd heeft.
Zowel aan de westelijke als aan de oostelijke oever groeien een aantal bomen die een opvallend contrast vormen met de brug. Door het bladerdek wordt direct duidelijk dat deze brug-buiten-gebruik een gevalletje “Es war einmal” is.
Van op de brug hebben we aan de zuidzijde een mooi uitzicht over de Elbe. Aan de noordzijde wordt het zicht op de samensmelting van Metuje en Elbe helaas geblokkeerd door het wegdek van de nieuwe brug. Achteraf ontdekken we bij thuiskomst dat de oude Tyršův most een bijzondere ontstaansgeschiedenis heeft. De brug is hier niet over de Elbe gebouwd, maar andersom; de bedding van de Elbe werd na de bouw van de betonnen kolos omgeleid zodat die onder de brug door liep. En inderdaad, als we na thuiskomst nog eens door onze eigen foto’s terugbladeren zien we dat de rivier hier in een flauwe bocht gekanaliseerd is.

full

ruim 80 jaar oude brug​

Als we terug bij de auto arriveren blijken we net op tijd. Een verschrikkelijke hoosbui barst los en zet de straten in het centrum van Smiřice binnen een paar minuten tijd volledig blank. De putdeksels dreigen hier en daar zelfs weg te stromen. We wachten op de parkeerplaats tot het allerergste voorbij is. Zelfs stilstaand met de ruitenwisser aan hebben we nauwelijks goed zicht op de straat, dus dat riskeren we beter even niet.

full

de zonnebril is even werkeloos​

Na zo een tiental minuten op de parkeerplaats doorgebracht te hebben is het ergste voorbij en kunnen we weer verder. Via enkele lokale wegen bereiken we de heuvel bij Chlum waar het museum over de slag van 1866 is. Van buiten een beetje kaal en strak gebouw dat niet echt bij de omgeving of de geschiedenis past. Ervoor twee historische kanonnen en ernaast een 56 meter hoge uitkijk- en telecommunicatietoren die iets weg heeft van een mini-Eifeltoren met satelliet schotels. Achterom bevindt zich een ruime bezoekersparkeerplaats met uitzicht over het golvend landschap. In de omringende dorpen kwamen we op weg hiernaartoe al diverse monumenten tegen die allemaal iets met 3 juli 1866 te maken hebben. Kruizen, grafmonumenten, zowel individuele als massagraven en hier en daar nog wat “pomniks” meestal in de vorm van een kleine gedrongen obelisk. Ook rondom het museum zien we de nodige monumenten. We bedwingen onze nieuwsgierigheid en nemen eerst binnen een kijkje.

full

strak vormgegeven gebouw

full

wapentuig uit 1866

full

afdeling infanterie

full

slagveld in miniatuur​

Het museum blijkt niet al te groot en vooral op de binnenlandse bezoeker gericht. Vrijwel overal zijn de toelichtende teksten uitsluitend in het Tsjechisch. Iets dat we hier in de omgeving (en in de rest van Tsjechië trouwens ook) wel anders gewend zijn. We zien een aantal miniatuur-slagvelden, militaire kaarten, kunstenaars-impressies en een verzameling op het slagveld gevonden artefacten die de bezoeker bekend maken met de historische gebeurtenissen.
Vooral een drietal korte films (Tsjechisch met gelukkig Duitse ondertiteling) geven een goede indruk van de dramatische gebeurtenissen rond Chlum in 1866.
Na het museumbezoek nemen we plaats op het naastgelegen terras om te slurpen aan een heerlijke frambozen-bosbessenlimonade waarna we een wandelingetje van een klein uur maken over het voormalige slagveld langs een serie monumenten, grafstenen, kruizen, een ossuarium en een kerkhof. Geen andere wandelaars te zien hier, slechts de stille getuigen van 1866. En de markante kerktoren van Chlum waarvan het dak vanuit vrijwel iedere windrichting boven het korenveld uitsteekt.

full

Monument voor de Oostenrijkse cavalerie-artilleriebatterij nr. 7 „Mrtvé baterie“ (dodenbatterij), geplaatst in 1893

full

Pseudo-gotisch ossuarium van Hořice-zandsteen met een granieten sarcofaag.

Het oorspronkelijke ossuarium, gemaakt van Litouws kalksteen en ingewijd op 2 november 1899, moest vanwege de slechte staat worden afgebroken. De gerestaureerde versie dateert uit 1936. Elk jaar op de verjaardag van de strijd worden de skeletresten van soldaten die gedurende het jaar op het grondgebied van het slagveld zijn gevonden, opgeslagen in het ossuarium.

full
kerktoren Chlum

full

Monument voor de slachtoffers van 1866. Één van twee leeuwen sculpturen gemaakt van schelpkalksteen.
De beelden komen uit Italië en zijn geschonken door het Oostenrijkse Ministerie van Oorlog. Geïnstalleerd in 1900 en gemaakt door Oostenrijkse beeldhouwers die als soldaten in Italië hebben gediend.

Na de wandeling over de heuvel bij Chlum rijden we een stukje verder richting het bos van Svib. Op het informatiebord aan het begin van het bospad (hier gelukkig wel weer Duitse en Engelse teksten) lezen we dat dit bos, en meer nog één pad door dit bos, de plek in Europa is waar de meeste oorlogsmonumenten op een vierkante kilometer bij elkaar staan. Het pad heeft de toepasselijke naam “Alej mrtvých” / “Dodenallee”.

Aan de bosrand houdt een meer dan levensgrote kalkstenen soldaat met karakteristieke snor de wacht. Hij stelt een Oostenrijkse veldjager van het 8e bataljon voor, die de wacht houdt bij het graf van zijn gevallen maten. Hij staat op een rotsblok met een Duitse en Tsjechische inscriptie op de plaquette: "Trouwe medebroeders zetten zich in voor dappere strijders". Het monument is omgeven door een artistiek smeedijzeren hek.
En inderdaad, als we langs de Allee der Doden het bos in lopen zien we links en rechts van het pad talloze obelisken, kruizen en monumentjes waarop soms een datum, naam en rang, soms alleen een nationaliteit en het aantal doden genoemd wordt. Een sinister bosgebied waarvan we in dankzij de korte film in het museum al een impressie verkregen.

trailer van "Svib forest"​

Wat ons betreft had de Dodenallee vandaag ook de Muggenallee mogen heten. We hadden eigenlijk een stukje verder het bos in willen lopen maar na een kleine kilometer draaien we om en met de zakdoek wild om ons heen zwaaiend blazen we de aftocht, inmiddels meerdere malen lek geprikt…

full

Oostenrijkse veldjager houdt de wacht. Monument van Istrische kalksteen uit 1896

full

een beetje soldaat had een snor in die tijd

full

massagraf langs de Allee der Doden

full

Pomnik 2e Maagdeburgse Infanterie Regiment​

Voor de verandering besluiten we het avondeten ditmaal eens niet in ons eigen pension te nuttigen maar bij een pension-restaurant aan de rand van Hradec Králové: Huisgemaakte hamburger met huisgemaakte frietjes en een frisse salade. Wat ons voorgeschoteld wordt is niet alleen een streling voor het oog, ook de maag is volop tevreden met hetgeen hem geboden wordt. Alleen heeft hier iemand van de afdeling “gadgets” het niet helemaal begrepen: de hamburger wordt gesierd door een houten prikker met daarop de tekst “vegan”. Of zouden wij het zelf niet begrijpen en slaat “vegan” gewoon op het feit dat er geen enkel dier te pas is gekomen aan de fabricage van de houten prikker ?

Even na zes uur zitten we al in de auto op weg naar het eigen pension. We zijn vroeg vandaag. We passeren de eco-koeien en de twee watertorens bij Holohlavy, de nieuwe E67 in aanbouw, de stadsmuren van Josefov, de chicane-achtige dubbele onbewaakte spoorwegovergangen bij Na Brdcích en de huisvuilinstallatie bij Hychnovek. Stuk voor stuk landschaps-elementen die ons licht bekend voor beginnen te komen van afgelopen week, alhoewel we hun onderlinge plaatsing en afstand nog lang niet uit het hoofd kennen.

Als afsluiter van de dag, nog steeds vroeg op de avond, nemen we een toetje op het terras in Jakubův Nový Dvůr. Drie appeldeeg-knödel gevuld met nutella en gedrenkt in een sausje van rietsuiker en whisky, met nog wat slagroom erop.
Mjammie.
En daarna de oogjes toe.

Morgen is weer een dag en gaan we een dagje Polen doen.
Na shledanou !

full
 
Laatst bewerkt:
Dag 10: Woensdag 31 juli 2019 – Szczeliniec Wielki, Wambierzyce, Kudowa Zdrój

Vanochtend zijn we wat vroeger dan normaal klaar met het ontbijt en staan we even na negen uur de tractor van de dag te bekijken. Vandaag prijkt de merknaam “Bührer Spezial” op de motorkap. De Bührer Traktorenfabrik AG is een in Zwitserland gevestigde firma die in de periode 1929-1974 tractors fabriceerde. Sindsdien is men overgestapt op service, reparatie, onderhoud en aanpassingen van tractoren van allerlei merken.
Alweer kunnen we geen zichtbaar typeplaatje vinden. Met wat gegoogel komen we tot de conclusie dat de Bührer Spezial van vandaag ofwel een SO4 uit 1952 is, ofwel een SV4 uit de periode 1950-52, beiden rond de 25pk leverend. Daarbij staat de S voor Spezial, de O voor een versie met een Opel motor, de V voor een versie met een Vauxhall motor en de 4 voor het aantal cylinders dat de motor heeft.

01 Bührer Spezial.jpeg
De tractor van de dag​

De firma Bührer werd eind jaren twintig opgericht door Fritz Bührer, van oorsprong een regionale vertegenwoordiger van Ford auto’s en tractoren. Toen Fritz een verwrongen karkas van een T-Ford die met een trein in botsing was gekomen aangeboden kreeg, kwam hij op het idee van het restant een tractor in elkaar te knutselen. Een jaar of twee later, in 1929 startte hij met de productie van zijn eigen Bührer tractoren, aan de zijkant uitgerust met een maai-inrichting. Leuk detail: in de tijd dat hij nog vertegenwoordiger in auto’s was, was zijn vrouw de eerste vrouwelijke rij-instructeur in de omgeving. Fritz verkocht de auto’s en zijn vrouw gaf de kopers rijlessen. Toen Fritz overstapte op de productie en verkoop van tractoren, verhuisde zijn vrouw ook bedrijfsmatig mee; hij verkocht de tractoren en zij gaf demonstraties en rijlessen aan de klanten.
Bührer overleed in 1974 en in dezelfde periode begon in Zwitserland de vraag naar tractoren uit eigen land sterk terug te lopen. Uiteindelijk staakte men de productie in 1978.

Na de tractor bekeken te hebben stappen we in onze eigen vierwieler. Die is geproduceerd in Wolfsburg, eind zomer 2018, dat wisten we al. Toch maar eens in het boekje geneusd hoeveel pk bij ons onder de motorkap zit. Dat blijken er 116 te zijn, ongeveer vier en een half keer zo sterk als de Bührer Spezial. Dat moet ruim voldoende zijn om het heuvelachtig landschap richting Polen te verschalken. Vandaag gaan we een dagje de grens over.

Vanaf het pension is het hemelsbreed nog geen 10 km tot de Poolse grens, even ten Noordoosten van Náchod. Aan de andere kant van die grens ligt het woiwodschap Neder-Silezië, zeg maar een soort provincie waar Polen er 16 van heeft. De hoofdstad van dit woiwodschap is Wrocław (Breslau). Dat schijnt een mooie stad te zijn, ongeveer 100 km van hier, maar daar doe je met de auto meer dan 2 uur over. Vooral doordat er geen doorgaande autoweg heen leidt. Er gaat weliswaar een E-weg naar toe, maar die zit barstens vol vrachtverkeer, kent hier en daar een aantal verkeerslichten en loopt ook door de dorpen waar je maar 50 mag. Ondanks dat we er graag eens een kijkje zouden willen nemen, is dat voor vandaag net iets te ver.

Aan de Tsjechische kant is men druk doende een echte autosnelweg parallel aan de bestaande E-weg aan te leggen, maar aan de Poolse kant is maar weinig activiteit te bekennen. Eer deze nieuwe snelweg volledig is doorgetrokken, zijn we waarschijnlijk een jaar of 15 verder.

Zie je, afgezien van de vrachtwagens, aan de Tsjechische kant dagelijks een aanzienlijk deel Poolse kentekenplaten, aan de Poolse kant zie je relatief vele malen minder Tsjechische nummerplaten. Alhoewel beide talen verwant aan elkaar zijn en veel woorden daardoor op elkaar lijken, doet men op de meeste plaatsen in Tsjechië de moeite ook voor Poolse toeristen een papieren vertaling bij de rondleidingen te maken. Aan de Poolse kant doet men die moeite bijna nergens.
In Polen zijn websites uitsluitend in het Pools meer schering dan inslag. In Tsjechië is op zeer veel plekken naast de Tsjechische versie ook minimaal een Engels en vaak een Duitse en een Poolse versie beschikbaar. Zo open als de Tsjech lijkt voor buitenlandse toeristen, zo gesloten lijkt de Pool dat, zelfs voor zijn meest naaste buur.

Zegt men van Tsjechen dat ze stug overkomen, menig Pool die we vandaag tegenkomen verdient wat ons betreft weinig meer dan het predicaat kortaf, soms zelfs gewoonweg bot. Het begint met de parkeerwachter op de eerste parking. Op Tripadvisor hebben we van een enkele Tsjech gelezen dat men op deze parking behalve in Poolse Zloty’s ook in Tsjechische Kronen zou kunnen betalen. Klinkt wel zo logisch op slechts 5 km van de grens. Voor de zekerheid hebben we toch vooraf direct na de grens in Kudowa Zdrój alvast wat gepind. Wat uit de muur komt is één bankbiljet dat een veelvoud is van de te verwachten parkeerkosten.
Als we de parking oprijden, hangt op het hutje uitsluitend een prijs in Zloty’s, dus vragen we op zijn Engels of we ook in Tsjechische Kronen kunnen betalen.
In vloeiend Pools ratelt de beste man in sneltreintempo iets terug dat we niet verstaan. Nogmaals een vriendelijke poging of we in Kronen kunnen betalen levert opnieuw niets op. De man wijst naar zijn bordje met de Poolse prijzen. Hij lijkt wel degelijk te verstaan wat wij zeggen, maar ook maar iets van een woordje Tsjechisch of Engels komt er gewoonweg niet uit. We hebben dan maar met de net na de grens uit de muur getapte flap betaald, waarop de beste man eerst boos de wenkbrauwen fronst (tsja beste man, kleiner kwam ie niet uit de muur…), zijn tas openmaakt voor het wisselgeld en ons boos wijzend en gebarend, in wederom sneltrein-tempo-pools aanwijst/toesnauwt waar we de auto in de rij moeten zetten. Nog nauwelijks geparkeerd, gaat het er een paar bezoekers later nog een graadje botter aan toe als een Poolse toerist, die de auto kennelijk niet snel genoeg op de juiste plaats parkeert, compleet uitgekafferd wordt.
Ah, het ligt dus toch aan de aard van het beestje en niet aan de nationaliteit van de bezoeker. Iets met een overdosis testosteron of zo?

De parking waar we ons bevinden is in het dorpje Karlów, aan de voet van een tafelberg met de naam Szczeliniec Wielki. Letterlijk vertaald betekent dit “de grote gespleten tafelberg” en inderdaad, de tafelberg is doorkliefd met meerdere spleten, waardoor er rotsachtige torens zijn ontstaan zoals we die ook van de rots-steden aan de Tsjechische kant kennen. Deze Szczeliniec Wielki is een van de meest bezochte toeristische attracties van het woiwodschap en trekt ondanks dat hij zich nabij de Tsjechisch-Poolse grens bevindt vooral (ruim 95%) Poolse bezoekers. De tafelberg staat bekend om zijn mooie vergezichten en de rotsvormen die namen hebben gekregen naar de zaken (meestal dieren) waar ze op lijken.

02 gespleten rotsen.JPG
de gespleten rotsen zijn al vanaf de parking goed te zien​

Van de parking naar de voet van de berg ligt een straatje met diverse kraampjes waar lokale spullen verkocht worden. Naar verhouding zien we vooral veel winkeltjes met drank en snacks, maar ook verrassend veel kraampjes met kinderspeelgoed. Aan het eind van het winkelpaadje staat een klein peloton aan Toi-Toi-dixies in het bos. Wat erin gaat, moet er ook weer een keer uitkomen 😉

03 snack en drankjes route.JPG
het snacks en dranken pad​

Vanaf de voet van de berg loopt een in de rotsen uitgehouwen pad, hier en daar aangevuld met stalen traptreden naar boven. Boven liggen nog een paar eetkraampjes en een restaurant, waarna de kassa volgt om het rots-labyrint in te kunnen. In het weekend schijnt er bij goed weer hierboven een ware file voor de kassa te staan, maar blijkbaar hebben we vanochtend geluk. Ondanks de zon slechts een dertigtal wachtenden voor ons. En dat terwijl we haast in optocht de trappen opgelopen zijn. Het lijkt erop alsof een aanzienlijk deel van de bezoekers voor het uitzicht vanaf het terras komt maar niet door het labyrint heen gaat.

04 up we go.JPG
up we go (en we zijn niet de enigen...)​

Onderweg naar het plateau zien we met enige verbazing hoe diverse Polen hun liefde en respect voor de medemens tonen door elkaar zowat ondersteboven te lopen in de drang zo snel mogelijk boven te geraken. Het is kennelijk geaccepteerd gedrag, althans er is niemand die ook maar één woord foetert op de gehaaste gasten. Op de informatieborden langs het wandelpad helaas uitsluitend Pools. Geen Duits, geen Engels, laat staan Tsjechisch. Aan de kassa overigens ook alleen een groot bord in het Pools met informatie over gebied, spelregels en prijzen.
We zien nauwelijks buitenlandse toeristen. En het lijkt er veel op dat men ook geen enkele behoefte heeft om daar maar enige verandering in aan te brengen.

Als we boven zijn, genieten we eerst van het uitzicht over het Zuid-Poolse landschap. Machtig mooi vanaf een hoogte van 900 meter terwijl het voor je neus zo’n dikke 150 meter steil naar beneden loopt. Met een frisse wind in het gezicht. We proberen of we op de mapy.cz-app kunnen achterhalen wat we in de verte zien. Aan de hand van de kerktoren identificeren we als eerste het 1 km verderop gelegen dorpje Pasterka (Polen). Schuin rechts daarvan, ongeveer 4 km van ons vandaan ligt de langgerekte bergrug van de Broumovské stěny (Tsjechië). We zien een haast rechthoekige kruising van vier zijdelings door bomen vergezelde wegen die we ook op de kaart thuis kunnen brengen: Martínkovice, een Tsjechisch dorpje op ca. 7 km afstand. Verlengen we de kijklijn nog wat verder dan zien we een stad en ook die vinden we snel op mapy terug: Broumov (CZ) op een afstand van ca. 12 km!
Achter Broumov zien we dan nog een brede heuvel/bergrug die we eveneens op de kaart terugvinden ten het noorden van het beschermd natuurgebied Broumovsko op de Tsjechisch-Poolse grens. Dat moet zo ongeveer 20 km ver weg zijn. Als we na thuiskomst van achter de pc kunnen inzoomen op de foto’s die we gemaakt hebben kunnen we o.a. aan de hand van zijn vorm de hoogste bergtop op foto en kaart terugvinden: de 22,2 km verderop gelegen Waligóra (933 meter hoog, PL).
Een waarachtig mooi vergezicht.

05 prachtig uitzicht.JPG
prachtig vergezicht, met in de verte (midden) het stadje Broumov​

Na een dik kwartier turen, gevolgd door een korte sanitaire stop, gaan we in de rij voor de kassa van het labyrint staan. Achter het raampje een jongeman bij wie de woordjes vriendelijkheid en glimlach niet in het woordenboek voorkomen. Familie van de parkeerwachter?

Een wetenschappelijke studie naar bezoekersaantallen wees uit dat er in 2017 zo’n dikke 280.000 bezoekers naar de Szczeliniec Wielki kwamen, waarmee het een van de top-attracties van de Sudeten is. Tellingen op de wandelroute wezen uit dat het het drukste is rond het middaguur, als gemiddeld iedere zes seconden een toerist langskomt. Natuurorganisaties geven aan dat de huidige bezoekersaantallen zowat tegen het maximum aan zitten van wat nog verantwoord is.
Soms schijnen er aan de kassa van het “tourist trail” wachtrijen van langer dan een half uur te staan. Ook de bezoekers stellen deze drukte niet op prijs, zo blijkt uit het onderzoek; op de drukste tijden van de dag geeft bijna de helft van de wandelaars een onvoldoende voor de natuurbeleving. Als het aantal bezoekers beperkt is (aan het begin en einde van de dag), dan zien de cijfers er een stuk gunstiger uit: nog geen 10% is dan ontevreden. Zelf vinden we het vandaag behoorlijk druk, maar als we bedenken dat we nog geen 10 minuten in de rij hoeven staan en van bovenaf zien hoeveel plaats er nog beneden op de parking is, dan hebben we waarschijnlijk nog geboft. Het lijkt of men tijdens topdrukte in de weekenden nog drie tot vier keer zoveel bezoekers heeft.
Toerisme en natuur gaan niet altijd en overal meer hand in hand. In het niet ver hier vandaan gelegen Adršpach gaan er al stemmen op om een maximum aantal bezoekers per uur toe te laten. Wellicht gaat dat er bij Szczeliniec Wielki ook nog van komen.

Eenmaal de kassa voorbij blijkt het een stuk minder dringen dan ervoor. Wellicht ook doordat de doorstroomsnelheid hier een stuk lager ligt. Weliswaar overal groepjes mensen die op de meest smalle plekken selfies maken, daarbij soms geen enkele rekening houdend met andere bezoekers, maar het gaat er duidelijk een stuk gemoedelijker aan toe dan op het eerste stuk in de klim naar boven. Het labyrint is die klim echt dubbel en dwars waard.

Hier en daar moeten we goed kijken om de bij de bordjes de bijbehorende dierenfiguren in de rotsen te herkennen, maar met wat fantasie lukt het meestal wel. Hier zowaar, behalve de benaming in het Pools, ook een enkel woord Tsjechisch, Duits en Engels, mits het infobordje niet beschadigd is…
Bij de “Kaczęta” hebben we Google-Translate nodig, het blijkt vertaald te worden als “eendjes”, maar die halen we er niet echt uit. Terwijl Małpolud (mens-aap) er onmiskenbaar uitziet als een apenkop en een heel eind verderop we in de Kwoka (hen) probleemloos een kip op een nest herkennen.

07 aap.JPG
Małpolud (mens-aap)

08 de hen.JPG
Kwoka (hen)​

Tussen de rotsen is het een stuk frisser dan in de volle zon. Af en toe moeten we een keertje bukken of kruipen om ergens tussendoor te komen en op een gegeven moment dalen we via een trap af in een smalle hoge kloof waar het nog frisser is dan in de rest van het labyrint. De kloof heet “Diabelska Kuchnia”. Daar hebben we dan weer geen woordenboek voor nodig: “de duivelskeuken”. Bijna aan het eind passeren we de Słoń (Olifant) die we niet als zodanig herkennen, om vervolgens bij de Tarasy południowe (Zuid-Terrassen) te eindigen alwaar we weer een fantastisch uitzicht hebben. Aan de andere kant gaat het deels via een trap weer naar beneden. In totaal zal het rondje een kleine 5 km zijn waar we ruim twee en een half uur over gedaan hebben.

06 duivelskeuken.jpg
Diabelska Kuchnia

10 zuidelijke terrassen.JPG
Tarasy południowe (Zuidterrassen)​

Na afloop lopen we nagenietend van labyrint en vergezichten terug naar de auto. Na een vergelijkend warenonderzoek moeten we desondanks constateren dat het Tsjechische Ostas waar we eerder deze week waren men de wedstrijd met 3-0 heeft gewonnen ten opzichte van het Poolse Szczeliniec Wielki.
In Ostas is het vele malen minder druk, de natuurbeleving is er door het nauwelijks aanwezig zijn van metalen trappen, relingen en hekwerken beduidend groter en de mensen die er rondwandelen houden veel meer rekening met elkaar.

…wordt vervolgd …
 
Dag 11: Donderdag 1 augustus 2019 – Litomyšl
Vanochtend voor de verandering na het ontbijt eens geen tractor-bezichtiging in Jakubův Nový Dvůr. We hebben een ritje in de auto voor de boeg van bijna anderhalf uur richting Litomyšl. Mapy.cz stelt drie verschillende routes voor, waarvan de langste (voor een groot deel via de snelweg) qua tijd het snelste is, maar we kiezen ervoor via wat lokale wegen richting het zuidoosten te rijden. Zien we tenminste eens iets anders onderweg. 😉

Litomyšl, een tienduizend zielen tellen stadje in het zuidoostelijk deel van de Kraj Pardubice, staat bekend om twee toeristen trekkende zaken. Als eerste vanwege het prachtige renaissance kasteel dat sinds 1999 deel uitmaakt van de Unesco Werelderfgoed lijst. Als tweede ligt er schuin tegenover het kasteel een voormalige bierbrouwerij waar de beroemde componist Bedřich Smetana, u weet wel, die van Má vlast met als bekendste stuk Vltava - De Moldau.
Alhoewel we beiden dit symfonische werk zeer weten te waarderen, kan het geboortehuis van vriend Frederik ons minder bekoren, maar voor het kasteel hebben we de ruim 70 km lange rit langs de nodige wegwerkzaamheden wel over.
Tegen 11 uur vinden we een parkeerplaats in een woonwijk aan de westkant van het centrum en voorzien onze huid rijkelijk van zonnebrand factor 50. Vandaag is de gehele dag weer 100% zon voorspeld, dus we kunnen maar beter goed voorbereid zijn. Naast ons voert een Tsjechisch gezin hetzelfde ritueel uit. Het T-shirt van papa (Bart Simpson, voorzien van de tekst “Mmmmm, beer !”) vangt daarbij de nodige spetters gemorst wit spul op.
Het is even zoeken waar we de ringweg over kunnen, maar na een paar keer op de Garmin gespiekt te hebben vinden we in een op het oog doodlopende straat aan de zijkant van een huis een wandelsteegje dat uiteindelijk naar de voetgangersbrug over de E442 leidt.

Op weg naar het hoofddoel van de dag, het kasteel, komen we op het marktplein terecht, waar ondergetekende aan het voormalige stadhuis voor de zoveelste keer kan checken of zijn armen enigszins overeenkomen met de lengte van de plaatselijke el.
Conclusie na intensieve meting: tussen Chrudim en Litomyšl moet er iets ernstigs gebeurd zijn, want in verhouding tot de el is mijn arm een behoorlijk stuk gegroeid. Zou in de vele huisgemaakte limonades deze vakantie Pokon gezeten hebben?
Een google-partijtje bij thuiskomst brengt duidelijkheid (en opluchting). Met mijn elleboog en armen is niets mis, in de limonades zal geen Pokon gezeten hebben, maar de el zelf heeft een transformatie ondergaan. In Chrudim betrof het de zogenaamde Weense el die in vroeger tijden de standaard voor de kooplui vormde. Lengte in ons huidig meetsysteem ca 77,8 cm. In Litomyšl maakte men echter gebruik van de Tsjechische el die net iets meer dan 59 cm bedraagt.
En inderdaad, boven ons tegen de muur van het gebouw hangt een vierkant metalen plaatje met de tekst “Loket český, 59 cm”. Die korte tekst kunnen we ook zonder gebruik van Google Translate vertalen, maar voor de rest hebben we toch de software van Alphabet Inc. nodig om er wijzer van te worden: “Míra platná v dobách 1370-1763. Zachován jest pouze v Litomyšli, v Praze a Litoměřicích. Osada města Litomyšle 1938.”
Hetgeen zoveel blijkt te betekenen als: “Maateenheid zoals gebruikt in de periode 1370-1763. Slechts bewaard gebleven in de steden Litomyšl, Praag en Litoměřice. Stadsgemeente Litomyšl 1938.”

full

Hoe lang is hier de el?​

Het voormalige stadhuis werd gebouwd in 1418 en geschiedkundigen vermoeden dan ook dat ergens in de 15e eeuw deze historische metalen maatstaf in de muur werd bevestigd. Sindsdien heeft de staaf waarschijnlijk vele meningsverschillen tussen kopers en verkopers van stoffen doeken als scheidsrechter beslecht. Toch een goed idee van die barbaarse Napoleon om in heel zijn rijk dezelfde meter in te voeren. We plukken er nu nog de vruchten van.

Aansluitend wandelen we verder onder de arcaden van het langgerekte naar Smetana vernoemde marktplein, om wat etalages en winkeltjes te bekijken. Naast de gebruikelijke Vietnamezenshops met handtassen, hoedjes, sokken, T-shirts, Chinese gelukskatjes die onderhand een lamme arm moeten hebben van het zwaaien, aanstekers, petjes, plastic bloemen en snuisterijen die overal te koop zijn en je nergens voor nodig hebt, liggen er ook een paar andere winkels tussen die wel de moeite waard zijn. Zo snuffelen we eens rond in een huishoudwinkel, op zoek naar aparte gebaksvormpjes en staan we een paar keer stil bij etalages met mooi handwerkspul.

full

Onder de arcaden bij de plaatselijke Vietnamees...

full

Hier gaat het hartje wel sneller van kloppen​

Aan het einde van het Smetanovo náměstí lopen we bij de Nalezení sv. Kříže naar binnen. In deze uit 1726 stammende in barokstijl gebouwde piaristenkerk (“Vinding van het heilig kruis”) is er een speciaal op kinderen gerichte tentoonstelling over de symboliek van kerken. Voor het altaar in het middenschip bevindt zich een projectiescherm waarop een oog met druppelend water uitnodigt de trap naar beneden te nemen. Uit het donkere gat komt een diep en heftig gehijg en als we naar beneden lopen zien we een door twee spotjes verlichte dikke kaars. Heel apart.
Samen met het stadsmuseum, de stallen, het koetshuis en de voormalige bierbrouwerij vormt de kerk een prachtig opgeknapt gebied rondom het kasteel dat als een van de best bewaard gebleven renaissance-kastelen geheel terecht op de lijst van de Unesco staat.

full

De Piaristenkerk

full

In de kasteeltuin​

Het kasteel van Litomyšl werd in de 16e eeuw gebouwd op de plek van een vroeg-middeleeuwse burcht. Het kasteel kenmerkt zich door de sgraffito-ornamenten (decoraties in pleisterwerk) die de buitenmuren van het kasteel sieren. De maker van deze schilderingen heeft overigens ergens in het klein op de tweede verdieping ook zijn eigen naam ertussen gekrabbeld en zichzelf als nar afgebeeld. Als we er voor staan valt direct op dat het kasteel een stuk groter en imposanter is dan de meeste andere kastelen uit deze tijd in de regio. Het bestaat uit vier vleugels, omgeven door twee binnenplaatsen met schitterende arcaden over twee verdiepingen.
Opdracht voor de bouw (1568-1581) van het slot werd gegeven door Vratislav z Pernštejna, toentertijd hoofdkanselier van Bohemen. en Marie Manrique, naar het ontwerp van de keizerlijke bouwmeester Giovanni Battista Aostalli en zijn neef Ullrico Aostalli. Lang heeft hij er niet van genieten, in 1582 verloor Vratislav het leven bij een scheepsongeluk op de Donau. Latere slothouders hebben barokke elementen laten toevoegen.

In het kasteel kunnen we kiezen voor verschillende rondleidingen. De keus valt op de “Basic Tour I”, waarbij we een twaalftal ruimtes representatief voor de Valdstejn-periode te zien krijgen.
We beginnen bij wat achteraf naar onze mening toch wel het hoogtepunt bleek: het barokke theater uit 1797. Samen met dat van Cesky Krumlov is dit een van de weinige volledig bewaard gebleven theaters uit die tijd. Niet alleen binnen Tsjechië, maar binnen heel Europa !
Inclusief twee voor-gordijnen en zestien achtergrondcoulissen op het toneel zelf. Het ziet er werkelijk prachtig uit. Alles be- en geschilderd door de Praags-Weense hofschilder Josef Platzer (1751-1806). Ooit werd het verlicht door kaarsen, maar omdat alles van hout is, dus brandgevoelig, is iedere vorm van open vuur hier tegenwoordig verboden. Er staan weliswaar kaarsjes in een goot vooraan op het toneel, maar die bevatten LED-lampjes. Op een brandblusser meer of minder kijkt men niet. Naast de entree staat onbedoeld een deur naar een zijruimte open en alleen daar al zien we een tiental blussers staan.

full

Een prachtig barok theater dat zijn weerga niet kent​

In het kasteel zelf zien we bezijden de rondleiding ook nog een tentoonstelling van klederdrachten. In grotere ruimtes staan op veel plekken poppen met prachtige kledij, variërend van Moravische klederdracht tot de kledij die prinsen en prinsessen honderden jaren geleden droegen. Het enige jammere is dat in sommige ruimtes de sfeer van de zaal daardoor een beetje verloren gaat.
Het grootste deel van de ruimtes is ingericht met meubels in de stijl van Louis XVI. Na de bijna een uur durende rondleiding door de enthousiaste verteller (wij lezend vanaf een Duitse vertaling) mogen we nog even op de bovenste galerij neuzen van waar je een mooi uitzicht op de stad en omgeving hebt.
Een aanrader dit kasteel. Zowel van buiten als van binnen een pareltje voor het oog.

full

Moravische klederdracht

full

De zogenaamde "veldslagenkamer"

full

Ook de dameskamer ontbreekt niet

full

Blik vanaf de bovenverdieping. Links het geboortehuis van Smetana, rechts de Piaristenkerk.

full

Een laatste blik op het binnenhof

full

En dan is het tijd om afscheid te nemen van dit prachtige kasteel.​

Aansluitend bezoeken we het ernaast gelegen stadsmuseum. We mogen er gratis naar binnen (omdat het de eerste dag van de maand is?). Een museum met een scala aan onderwerpen en thema’s, variërend van de geschiedenis van het kasteel en opgravingen van de middeleeuwse weg erlangs tot een motor die deel heeft genomen aan de Brno-race van 1980 en een werkende kopie van de eerste booglamp van František Křižík uit 1881.
Op de bovenste verdieping heerst grote drukte, er blijkt een activiteitenruimte ingericht voor kinderen met als tijdelijk thema onze vriend Krteček, het molletje.

full

Leuke doe-dingetjes in het stadsmuseum

full

De grote stadsbrand

full

De grote booglamp van Křižík

full

Gekleed als "Ferdinand en Magdalena"​

Na het stadsmuseum trekken we verder, richting het zogenaamde Portmoneum.
In eerste instantie lijkt de boel hier op slot, maar na wat gepuzzel blijkt dat we moeten aanbellen om binnen te komen. Ook hier is vandaag, samenhangend met de eerste donderdag van de maand, geen entree verschuldigd. Binnen voorziet een alleraardigste en behulpzame jongedame ons van een Duitstalige informatiemap met daarin tekst en uitleg over wat in het museumgedeelte en de twee beschilderde kamers te zien is.
Het huis/museum is genoemd naar zijn eigenaar, uitgever, drukker en kunstliefhebber Josef Portman (1893-1968), die rond 1920 zijn vriend de schilder Josef Váchal (1884-1969) uitnodigde om zijn woonhuis te beschilderen in diens unieke stijl. Het resultaat is een kleurig geheel en een mix van allerlei elementen: engelen, duivels, kleine wezentjes, christelijke spreuken, regenbogen enz.
De stijl van Váchal valt eigenlijk nergens mee te vergelijken, maar je haalt zijn werken er zo uit. Gedurende zijn leven heeft hij weinig erkenning genoten in de kunstwereld, wellicht doordat hij zo’n afwijkend schilderstijl heeft. Prachtig om te zien, maar als je iedere ochtend wakker wordt in een slaapkamer waar de muren van top tot teen beschilderd zijn lijkt ons dat niet altijd een pretje.
Als museum mag het er zijn. Weer een van die vele plekjes die niet standaard in de reisgidsen genoemd worden. Aan de ene kant zonde dat niet meer mensen de weg naar dit huis weten te vinden, aan de andere kant kunnen we zo wel prima genieten van de rust en de vrije blik op al het moois dat Váchal hier op de muren heeft achtergelaten.

full

Kunstwerk in de tuin

full

Kleurenpracht in de slaapkamer

full

Christelijke voorstelling op een van de wanden​

Na het Portmoneum hebben we nog een half uurtje tot om 17 uur alle musea dicht gaan. En ja, als het dan toch gratis is, glippen we ongepland toch nog even bij het geboortehuis van Smetana naar binnen. Leuk om te zien, maar niet echt wereldschokkend. De vader van Smetana was bierbrouwer, vandaar dat Smetana junior in 1824 ter wereld kwam in de slaapkamer van de kasteelbierbrouwerij.
Je hoort er overigens niets van in zijn composities 😉

full

Hier werd Smetana geboren​

We sluiten deze mooie dag af op het terras van “De Beer” (U Medvěda), een grill-restaurant met Tsjechische kaart aan de noordzijde van het centrum.
Als de schemering al vordert slaan we op weg terug naar het pension nog wat fris en proviand in voor de fietstocht van morgen en uiteindelijk is de zon al ruim onder als we terug op het honk arriveren.
Helaas te laat voor een afzakkertje op het terras.

Morgen is weer een dag.
Sbohem, uvidíme se zítra !
 
Dag 12: Vrijdag 2 augustus 2019 - fietsdag

Vandaag staat een dagje fietsen op het programma. Eigenlijk waren we dat al afgelopen maandag van plan, maar omdat het toen wel erg warm was hebben we de lichamelijke inspanning naar vandaag verschoven. En inderdaad volgens de weerberichten zou de thermometer vanmiddag een graad of tien lager moeten uitkomen.
Voor aanvang van de vakantie hebben we thuis via Mapsource op een OSM kaart een mogelijke fietsroute uitgezet. In Náchod zou een zaak moeten zijn waar mountainbikes verhuurd worden dus daar gaat de tocht starten. Daarna was het een behoorlijke gepuzzel hoe de stad het beste te verlaten via niet al te drukke wegen omdat we het niet echt zo hebben op van die langs racende automobilisten. Omdat het eindresultaat niet helemaal beviel heeft ondergetekende het dan gisteravond op mapy.cz nog eens dunnetjes overgedaan. Vooral het beginstuk moest eraan geloven, want veel te veel asfalt op doorgaande wegen. De via mapy aangemaakte gpx file werd vervolgens op het account opgeslagen zodat we er via de mobiele app altijd aan kunnen. Omdat de handheld Garmin wat langer met een stel oplaadbare batterijen doet dan de iPhone het bij constante navigatie kan volhouden, werd ook de GPS voorzien van dezelfde track.

Via een route waar het pittigste stuk kort na de start flink bergop leidt, is het de bedoeling dat we in een grote slinger, de geasfalteerde hoofdwegen vermijdend, via Studnice naar het dal van de Úpa draaien en dan zuidwaarts richting het kasteel Ratibořice fietsen. Daarna langs Česká Skalice in een boog om het Rozkoš stuwmeer heen naar Nové Město nad Metují en vanaf daar via het dal van de Metuje weer terug richting Náchod. Al met al iets van rond de 50 km.
Met hier of daar een pauze tussendoor is de dag gevuld dus verder vandaag geen kasteel of museumbezoek. Dat was oorspronkelijk overigens ook de belangrijkste reden waarom we dit eigenlijk op maandag hadden willen doen, want dan is vrijwel ieder kasteel, museum of anderszins toeristisch interessante plek gesloten.

full

De aangepaste planning via mapy.cz​

Na het ontbijt is het eerst tijd voor een nieuwe tractor van de dag. Die hadden we gisteren wegens tijdgebrek overgeslagen, maar nu er vandaag verder alleen maar de fietstoer voor de boeg ligt hebben we er wat meer tijd voor.
Ditmaal is een van de twee pronkstukken aan de beurt. In tegenstelling tot de rest van de collectie staat het exemplaar van vandaag niet in de lange rij onder het afdak, maar aan de zijkant van de parkeerplaats. De lak hoeft namelijk niet meer beschermd te worden, die is er gewoon niet meer.
Het werkpaard is van alle jaren in weer en wind (en waarschijnlijk nog vele jaren meer in een krakkemikkige schuur ergens ver hier vandaan) van top tot teen in roestig bruin gehuld.

We hadden hem al een paar keer eerder bekeken, inclusief de verzameling bijhorende landbouwwerktuigen, maar pas vandaag googelen we de op de radiator prijkende merknaam eens: “Fordson”. Ook op het dashboard prijkt een klein plaatje: “Ford Motor Company England”.
Wat blijkt, de Fordson was onder de traktoren ooit zo’n beetje wat de Ford model T onder de auto’s was. Een degelijk merk waarvan voor die tijd enorme aantallen in serie geproduceerd werden. Oorspronkelijk werd de Fordson geproduceerd in het Amerikaanse Detroit. Hun goed lopende model F was dé tractor ten tijde van WO1. In 1928 stopte men in Detroit met de productie van tractoren en een jaar later werd de productie voortgezet in het Ierse Cork. In drie jaar tijd (1929- 1932) liepen daar ruim 30000 stuks van hun nieuwe model N van de band. Vervolgens verhuisde de productie naar Engeland waarvan er in eerste instantie tussen 1933 en 1935 nogmaals duizenden exemplaren gemaakt werden. Afgaande op het typeplaatje met firmanaam is de Fordson die we hier Jakubův Nový Dvůr zien, er een uit die Engelse beginperiode, dus nu al zo’n 85 jaar oud.

full

De Fordson N, paradepaardje uit de jaren dertig van de twintigste eeuw​

Het schijnt dat velen in nieuwstaat ooit voorzien waren van een mooie blauwe lak, maar daar is hier geen spoor meer van te vinden. Wel op wielen, waar iets van een ooit geel (achter) en roodachtige (voor) kleur nog door lijkt te schijnen. Het heeft wel iets, zo’n roestige knoest van een machine, toentertijd al goed voor 27 paardenkrachten bij een snelheid van ruim 7 km/h.
Uiteindelijk verhuisde de eerste fabriek binnen Engeland nogmaals en werden tot 1945 meer dan 300.000 stuks van de Fordson model N vervaardigd, waarvan een groot deel weer terug richting de USA verscheept werd. Toen tijdens WO2 een schaarste aan rubber ontstond, werd talloze series met stalen wielen in plaats van banden gefabriceerd.

Na de Fordson van alle kanten bekeken te hebben nemen we in onze eigen iets minder oude vierwieler plaats voor een ritje van een kwartier richting Radical Sports in Náchod.
Daar aangekomen worden we verrast met een klein probleempje. De zaak staat van voor tot achter vol mountainbikes, maar voor vrouwlief blijkt er geen passende maat voorradig. Maar, geen nood; men pakt de telefoon ter hand, er worden enkele contacten gebeld en nog geen tien minuten later komt iemand op een prima passend damesmodel aanrijden.
Da’s pas service !

full

Ready for the ride !​

En net als vorig jaar in Trebon, geen borg, wat simpel papierwerk met contactgegevens invullen en we kunnen op stap. Even nog wat finetunen met de stand van het zadel, de aftandse Garmin wordt middels de al eerder beproefde houtje-touwtje-draadje manier aan het stuur bevestigd en om 11.45 fietsen we de straat uit.
Het venijn blijkt ‘m zoals verwacht al direct in het verlaten van Náchod te zitten. Op de eerste drie kilometer mogen we zo’n 200 meter hoogteverschil overwinnen en omdat we de doorgaande route wegens snelverkeer willen mijden worden we gedwongen een eigenlijk voor wandelaars bedoeld pad naar boven te nemen. Het pad start achter het Joods kerkhof en via de flanken van de Homolka fietsen (en wandelen) we door diverse weien omhoog richting Kramolna.
Vlak voordat we weer in de buurt van de openbare (race)weg komen loopt bij vrouwlief door het gehobbel de ketting eraf, maar met wat gepruts met een stokje lukt het al snel om zonder de handen te bevuilen met smeer die ketting er weer op te krijgen.
Nog één vierwielig racemonster (van de Tsjechische Posterijen) kruist onze weg en rijdt een brommer bijna de greppel in, maar na iets meer dan 2 km kunnen we het drukke asfalt achter ons laten. Via een serie gehuchten komen we in het dorpje Studnice waar we even halt houden bij de naar Johannes van Nepomuk vernoemde kerk. Een oase van rust.
Totdat bij vrouwlief het mobieltje begint te rinkelen en tijdens het erop volgende gesprek een half peloton leden van de plaatselijke Solexclub voorbij meent te moeten knetteren 😊

full

Een venijnig stukje omhoog door de wei

full

De plaatselijke solexclub knettert voorbij

full

Zelfportret in spiegelbeeld

full

U nadert Trtice​

Na anderhalve minuut keer de rust weer, kan het telefoongesprek afgemaakt worden, maken we een zelfportret in een verkeersspiegel en vervolgen we ons tochtje middels wat kleinere fietspaden en landwegen. Via nog wat gehuchten, met hier en daar een andere fietser die dezelfde route in tegengestelde richting aflegt, en met nog een tweede keer een afgelopen ketting die opnieuw snel gefixt is komen we in Babiččino údolí, letterlijk “grootmoeders dal”, op het kaartje van punt 9 tot punt 12. Hier zijn beduidend meer toeristen, vooral wandelaars onderweg. Dat is ook niet verwonderlijk want het dal van het riviertje de Úpa (Aupa op zijn Duits) is hernoemd naar het meest verkochte Tsjechische boek ooit: „Babička“ (grootmoeder) van schrijfster Božena Němcová (1820-1862). Het autobiografische verhaal gaat over een wijze en goedmoedige grootmoeder die in dienst is bij een vorstin die op een kasteel leeft. In werkelijkheid betrof dit de moeder van de schrijfster die daadwerkelijk als dienstmeisje werkte op het kasteel van Ratibořice dat ook in het Aupa-dal ligt. Ongeveer halverwege het dal staat een beeld van de grootmoeder en haar kleinkinderen waar velen graag mee op de foto willen. Deze plek is voor de Tsjechen een van de bekendste excursiebestemmingen in Oost-Bohemen, buitenlanders zegt het doorgaans niets.
Logisch want vooral in het Tsjechische taalgebied geniet het boek over grootmoeder grote bekendheid. Binnen enkele honderden meters vinden we het kasteel Ratibořice, de vallei bij de plaatselijke molen en Staré Bělidlo, plekken die iedere Tsjech graag wil bezoeken als hij in de buurt is.
We kennen het verhaal niet maar als we door de vallei fietsen met aan weerszijden zacht glooiende heuvels kunnen we ons voorstellen dat het zo uit een mooi verhaal komt. We kunnen ons zelfs voorstellen dat het andersom is. Eerst het boek en daarna pas gebouwen, natuur en markante plekken geconstrueerd om bij het verhaal te passen. Maar dat laatste is natuurlijk niet zo 😉

full

Grootmoeders dal

full

Staré Bělidlo

full

Een van de vele terrassen voor fietsers en wandelaars

full

Grootmoeder en haar kleinkinderen

full

Kasteel Ratibořice​

Wat wel achteraf is geplaatst is de genoemde beeldengroep van grootmoeder, kleinkinderen en twee hondjes uit het verhaal. We komen er langs vlak voordat we arriveren bij het kasteel en Staré Bělidlo, het huisje waar de schrijfster zelf haar vakantie van 1844 doorbracht. Eigenlijk is het dal uitgestrekt over meerdere kilometers, maar de genoemde gebouwen, het museumpje uit grootmoeders tijd en de beeldengroep staan allemaal binnen enkele honderden meters van elkaar. Uiteraard geflankeerd door de nodige souvenir winkeltjes met spulletjes variërend van houten kinderspeelgoed en ballonnen tot klobasa en trdelnik.
We stoppen even verderop bij een fietsersterras voor de gisteren ingeslagen Vinea (heerrrrrlijk, een soort druivensap met prik, verkrijgbaar in wit en rood) en wat wafels en fietsen dan verder het dal in. Aan het einde voert de route langs en door pas gemaaide korenvelden richting Česká Skalice en gaat het in een boog om het stuwmeer.

full

Wat het hoogst hangt schijnt het lekkerst te zijn

full

Nahořany Lhota: een brandweerauto in eigen tuin ziet er wel apart uit

full

Vers gemaaide korenvelden met op de achtergrond het Rozkoš stuwmeer

full

Tegenliggers in het veld nabij Česká Skalice​

We passeren een zweefvliegveld waar de nodige bedrijvigheid heerst, moeten een paar minuutjes stof happen achter een vuilniswagen die op de droge veldweg voor ons dikke zandwolken opwerpt en na een kort stedelijk stukje Nové Město nad Metují gaat het over een geasfalteerd fietspad, af en toe middels een houten brugje van de ene naar de andere oever wippend, door het dal van de Metuje terug richting Náchod.
Vooral het begin van dat laatste stuk blijkt vermoeiender dan ingeschat. Weliswaar een asfalt fietspad, maar dan wel een die bol staat van de kuilen en hobbels.

full

Pauze in Peklo

full

Brug over de Metuje​

Zowat halverwege het dal maken we een tweede pauze bij het gehucht met de naam Peklo (hel). Bij een gerestaureerd houten toeristenchalet-restaurant laten we twee halve liters limonade uit de tap stromen om het vochtniveau terug op peil te brengen.
Daarna gaat het -gelukkig- over een weer wat vlakker lopend fietspad richting Náchod.

full

Verder richting Náchod is het gelukkig weer wat minder hobbelig

full

Terug bij Radical
Tegen twintig voor zes leveren we met iets meer dan 50 km op de teller moe maar voldaan de mountainbikes in bij Radical en rijden we voor een verfrissende douche terug naar Jakubův Nový Dvůr.
Hoe we ons ongemerkt toch flink hebben ingespannen blijkt als we onze T-shirts bekijken; van onder tot boven wit als gevolg van gekristalliseerd zweet.
De avondmaaltijd smaakt weer prima, aansluitend sturen we nog wat foto’s naar het thuisfront en al snel na het ter bed gaan vallen de luikjes vanzelf toe.
Morgen is weer een dag.
Dan gaat het richting Kuks.

Na shledanou !
 
Laatst bewerkt:
We fietsen doorgaans niet echt veel. Toevallig hebben we in de zomer van 2022 voor de eerste keer een MTB met trapondersteuning gehuurd in CZ bij een toer in de regio Susice / Kasperske Hory en daar was die trapondersteuning in de heuvels zeer welkom.
Zoals ik al schreef was vooral het beginstuk na Náchod eigenlijk te steil om zonder hulp een beetje normaal omhoog te fietsen.
Blijf je in de regio Ceska Skalice echter in de dalen dan is het prima fietsen zonder extra ondersteuning.
Grootmoeders dal en de omgeving van het stuwmeer zijn vrijwel vlak.
En anders is er in een beetje stad of toeristische omgeving nog altijd de optie om een elektrokolo te huren, je ziet ze steeds meer.
Als je vrouw in NL met trapondersteuning fietst dan zou ik in CZ ook gewoon voor de elektrokolo gaan.
 
Dag 13: zaterdag 4 augustus (deel 1): Jakubův Nový Dvůr – de tractor van de week

full

De bierbrouwerij van Jakubův Nový Dvůr met de Fordson N van gisteren (rechts) en ...

full

... een wel heel apart voertuig onder het afdak

full

zo zie je ze niet vaak​

Na een tiental afleveringen van de tractor van de dag is het op onze laatste volle dag in Jakubův Nový Dvůr na het ontbijt tijd voor de tractor van de week: een bijzonder exemplaar dat meer dan één foto verdient.Eigenlijk is “tractor” niet de juiste benaming voor deze kolos die onder een eigen afdakje staat opgesteld.
Het gaat om een ruim 2.5 meter hoge zogenaamde “locomobile” van de firma Breloux & Co uit Nevers (Fr) uit 1913. Hij valt qua functie niet onder de tractoren, omdat een tractor (trahere = Latijn voor trekken) bedoeld is om landbouwvoertuigen en machines voort te trekken en deze locomobiel eigenlijk een staande tractiemachine is die verplaatst kan worden (loco=plaats, mobile=verplaatsen). De locomobiel is in feite een verplaatsbare stoommachine die vanaf rond 1850 voornamelijk in de landbouw gebruikt werd om andere werktuigen mee aan te drijven. In eerste instantie werden locomobielen op paardenkoetsen geplaatst en werden ze door paarden of ossen van de ene naar de andere plek verplaatst. Later werden er zelfrijdende locomobielen gefabriceerd.
Deze “Ardente” (vurige) hier in Jakubův Nový Dvůr is zo’n later type die zelf kan rijden.

full

Rem-mechanisme​

De twee grote wielen aan de zijkanten van de stoomketel vormden middels een platte riem de aandrijving voor bijvoorbeeld een dorsmachine of een zaagmachine. De ongeveer 6 meter hoge schoorsteenpijp is inklapbaar. Handig om hem in een schuur te kunnen stallen, maar ook handig bij binnengebruik; je kunt de pijp weer uitklappen en de hinderlijke verbrandingsgassen kunnen door een openstaand luik in het dak de schuur weer verlaten.

Er bestonden meerdere fabrieken waar dit soort locomobielen gemaakt werden, zoals gezegd is deze van de firma Breloux & Co. uit Nevers (midden Frankrijk).
Jean-Baptiste Breloux (1823-1893) was al sinds zijn veertiende werkzaam in de landbouwmechanisering en richtte in 1863 op zijn veertigste zijn eigen fabriek op waar voornamelijk dorsmachines en locomobielen gebouwd werden. Zijn op hout of kolen gestookte stoomlocomobielen vonden gretig aftrek tijdens de industrialisering van de landbouw. Ook in Nederland werden ze gebruikt, maar hier veelal in een andere toepassing: als aandrijving voor een gemaal, of om een onder water gelopen scheepsruimte leeg te pompen.

full

De fabriek van Breloux in Nevers (bron: wikipedia)

full

uit 1913 !!!

full

Techniek uit vervlogen jaren

full

Ardente, de vurige​

Na een rondje googelen komen we tot de conclusie dat er van deze soort nog maar heel weinig in leven zijn. Gezien het serienummer 1264 (de firma Breloux is in 1913 al 50 jaar in bedrijf) lijkt het erop dat in Nevers jaarlijks hooguit een twintigtal van deze machines geproduceerd werden. Dan is ruim honderd jaar later de kans inderdaad klein dat je er nog veel van tegenkomt.
Geen wonder dat de huidige Tsjechische eigenaar zijn locomobile zo koestert dat hij er een eigen afdakje voor heeft laten bijbouwen.

Overigens, net als het tuintje dat we gisteren in Nahořany Lhota zagen heeft ook onze tractorverzamelaar een zwak voor brandweerauto’s, zo concluderen we als we eens over het muurtje achter de andere tractoren heen loeren.

full

brandweerauto tussen de hertjes​

- wordt vervolgd -
 
Oeps, ik zie nu dat ik bij deel 1 per abuis 4 augustus heb geschreven ipv 3.
Ik kan het niet meer aanpassen, maar goed, het had dus gewoon zaterdag 3 augustus moeten zijn en daar gaan we nu ook mee verder 😉

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -

Dag 13: Zaterdag 3 augustus 2019 (deel 2): Dvůr Králové en hospitaal Kuks.

Na wederom een heerlijk ontbijt en de inspectie van de tractor van de week (zie deel 1) rijden we even na tienen vanuit Jakubův Nový Dvůr in een klein half uurtje richting Dvůr Králové nad Labem. Dat is het stadje waar we al eerder deze week doorkwamen toen we de antiekzaak met het skelet als reclamebord zagen. Dvůr Králové (letterlijk Koninginnenhof) is een stadje van ongeveer 15.000 inwoners aan de Elbe (CZ: Labe) dat vooral bekend is onder toeristen vanwege zijn dierentuin. Op mapy.cz hadden we tevoren een handige parkeerplaats gezocht en gevonden, net buiten het centrum, maar als we ter plekke arriveren blijkt de volledige parkeerplaats eigendom te zijn geworden van een tuinder die er een soort magazijn/etalage voor zijn grootste planten en boompjes van gemaakt heeft. Met een extra rondje rond het centrum vinden we alsnog een stukje verderop een vrije plek en kunnen we Dvůr Královén ad Labem gaan verkennen.

Het is zaterdagochtend, dus de winkels zijn nog open. Het uithang-skelet dat we al eerder zagen trekt ons wel, maar bij de antiekzaak aangekomen treffen we een briefje op de deur aan. Het licht is uit binnen en met behulp van Google Translate ontdekken we wat we al vermoedden bij de aanblik: wegens omstandigheden gesloten.

De eigenaar heeft een blaadje opgehangen dat hij vandaag gesloten heeft omdat hij zelf elders op een beurs staat. Of we echt veel gemist hebben valt te betwijfelen. Antiek lijkt een zeer rekbaar begrip als we afgaan wat in de etalage staat; religieuze beeldjes met hier of daar een armpje, neusje of hoofdje minder, speelgoedautootjes, plastic soldaatjes, een paar mokken, melkkannetjes, glazen en inderdaad hier of daar een item dat misschien inderdaad eens en wat zeldzamer status heeft zoals een porseleinen hoofd van Nefertite en een Jugendstil-achtig beeld van een vrouw met kind.

We lopen verder langs de Šindelářská věž, de enige nog bestaande toren van oorspronkelijk 4 stuks van de stadsomwalling. De bladgouden leeuw bovenop de 20 meter hoge toren steekt kleurig af tegen de grijze achtergrond van dreigende wolken, maar vooralsnog houden we het droog. Voor de zekerheid hebben we toch maar de paraplu meegenomen. Als je vanaf de westkant kijkt zie je dat de toren een beetje opzij helt en tegen het huis ernaast aanleunt.

full

Kohoutův Dvůr​

We wandelen verder langs de gotische Johannes de Doperkerk richting het Městské muzeum (stadsmuseum) dat gevestigd is in het Kohoutův Dvůr, een complex dat in 1738 door F.A. Berger, een bij graaf Špork te Kuks in dienst zijnde adelman, gebouwd werd. Ooit hebben er meer gebouwen gestaan die een gesloten binnenhof (dvůr) vormden, maar er zijn er nog maar drie over, waarvan in twee het museum gevestigd is: het voormalige hoofdgebouw dat als woning diende en de voormalige graanschuur die een voor de stad belangrijke functie als opslagruimte had.

Zoals te verwachten in een stadsmuseum zien we ook in Dvůr Králové een scala aan tentoongestelde objecten die iets met de geschiedenis van de stad te maken hebben. Archeologische vondsten, zaken uit de textielindustrie, juwelen, een maquette van de stad in de middeleeuwen, iets over de jute-industrie enz enz. We zijn echter vooral gekomen voor de afdeling kerstboomversieringen. Die heeft men leuk opgezet. In schuifjes en laden die je zelf open mag klappen of trekken zijn telkens een thematisch met elkaar verbonden serie kerstballen, klokjes, engelen, kerstmannen en wat dies meer zij te zien. Van bijna 100 jaar oude decoraties tot exemplaren ui begin 21e eeuw. Vooral tussen de wat oudere decoraties zitten ontzettend mooie exemplaren.

We bekijken een filmpje over hoe men vroeger kerstballen maakte. Een haast vergeten nijverheidsindustrie in onze samenleving waar tegenwoordig veel wegwerpmateriaal in plastic geperst wordt.

Verder zien we in de voormalige graanschuur nog een tentoonstelling die met handnijverheid in de stad te maken heeft, in de kelder een tentoonstelling met bronzen beelden van enkele bekende beeldhouwers (waarvan we er maar één bij naam herkennen) en op zolder een tentoonstelling met een aantal levensgrote schilderijen van ene Bergl die de verschillende staties van de kruisweg voorstellen.

Na het museumbezoek kopen we in het winkeltje een kerstboomkaarsje als souvenir. Het wordt voor ons zorgvuldig ingepakt in… een doosje voor Zwitserse chocola !

full

Mooie kerstballen op leeftijd​

Al met al hebben we ruim een uur doorgebracht in het museum en als we weer buiten staan slaat de klok twaalf uur. Een groot deel van de winkels heeft inmiddels gesloten. We strijken neer op een terrasje onder de galerijen aan het centrale Masaryk-plein genieten van een huisgemaakte limonade en slenteren aansluitend nog wat door de stad.

full

Masaryk-plein met Maria zuil​

full

De Johannes de Doper kerk

full

Het moet ooit een prachtige gevel geweest zijn, maar nu toch wel rijp voor een opknapbeurt

full

Verdwaalde deelneemster aan de Tour Féminin?​

Vooral aan het plein liggen een paar prachtig gerestaureerde gebouwen, maar in de straten eromheen staan er nog heel wat te wachten op een broodnodige opknapbeurt. Bij een enkel gebouw wapperen de oude gordijntjes zelfs door de kapotte ramen naar buiten. Alhoewel het in de verte nog steeds grijs is houden we het toch droog hier. Na een korte stop bij de Tesco die in tegenstelling tot de overige winkels gewoon het hele weekend geopend is, rijden we naar het een paar km verderop liggende dorp Kuks. Onderweg wordt onze rijvaardigheid weer eens op de proef gesteld als we een supersmal bruggetje over de Labe tegenkomen. Die Labe lijkt hier trouwens een aardig stuk breder dan normaal. Daar waar vanochtend de inwoners van Dvůr Králové gespaard werden, blijkt in Kuks wel een enorme plensbui te zijn gevallen met als gevolg snelstromende en diepbruin gekleurde rivier.

full

Met 2,20 max breedte moeten we hier niet te veel slingeren

full

De Labe na een flinke plensbui

full

Blik op het Kuks-complex vanaf Kuks​

Kuks is zowel de naam van het bijna 250 inwoners tellende dorpje waar we de auto parkeren als ook de naam van het barokke (hospitaal) complex dat aan de er tegenover liggende oever van de Labe ligt. De oorspronkelijke naam van Kuks was trouwens Kux, hetgeen zoveel betekende als “aandeel in de goudwinning”, wat erop wijst dat hier in vroeger tijden goudhoudend erts in de rivier gevonden werd.

Na de ontdekking van mineralen bevattend bronwater werd in de periode 1707-1715 in opdracht van graaf František Antonín Špork (1662-1738) een hospitaal met kerk gebouwd en aan de andere oever (op de plek van het huidige dorp) verrees er het ene na het andere gebouw als onderkomen voor zowel veteranen uit de Turkse oorlogen als de vele kuurgasten die van heinde en verre richting Kuks kwamen.
De balustrade aan de voorzijde van de kerk wordt gesierd door barokke beelden van de twaalf deugden en ondeugden van Mathias Braun. De huidige beelden zijn kopieën, de originele staan in het lapidarium, samen met de engelen van de zalige en de onzalige dood beschut tegen de invloeden van weer en wind.
In het complex van Kuks nemen we deel aan een rondleiding gehad (uiteraard met vertaling op papier) door een enthousiaste gids en zien we naast het complex zelf, ook de kerk, het lapidarium en de apotheek. Supermooi allemaal hier.

Kijken we naar Litomysl (kasteel) of Zdar na Sazavou waar we twee jaar terug waren (kerk Santini op Zelena Hora), beiden deel uitmakend van de werelderfgoedlijst van Unseco, dan mag wat ons betreft het complex van Kuks eveneens daaraan toegevoegd worden.

full

Menselijke deugden en ondeugden, in beeld gehouwen door M. Braun

full

De barokke apotheek

full

Totentanz, een van de fresco's in de gangen van het hospitaal

full

Lapidarium met de originele beelden

full

Moudrost - de wijsheid​

Aan het eind van de rondleiding worden we door twee muzikanten van de groep SoliDeo getracteerd op een drietal liederen uit vroeger tijden, gespeeld op diverse instrumenten. Het galmt mooi in de kapel.

Om een indruk te krijgen van de sfeer, kijkt men het beste eens naar:

Aansluitend krijgen we, verzorgd door een andere jongedame (ditmaal een die ook Engels spreekt) een rondleiding in de crypte van de familie Špork. Die had de graaf al laten bouwen onder het terras aan de noordzijde toen hij zelf nog leefde, waarbij hij ook de kist waarin hij bijgezet zou gaan worden zelf heeft ontworpen. Het verhaal gaat dat hij de plek met het eeuwige licht, waar hij na zijn dood zou komen te liggen rechtstreeks vanuit zijn woning aan de andere kant van de Elbe kon zien. Het geheel is inderdaad in een kaarsrechte lijn gebouwd, al vermoeden we dat je toch echt wel een verrekijker nodig hebt om het in het donker van die afstand allemaal een beetje te kunnen zien. In een zijruimte zien we een doodskist waaraan je kunt zien wat er gebeuren zou als men de kisten niet op extra pootjes gezet zou hebben. De kisten zijn gemaakt van tin en als gevolg van corrosie door uit de grond optrekkend vocht is er van het demonstratiemodel bijna niets meer over.

full

Šporks laatste rustplaats

full

Dit gebeurt met een tinnen kist als hij niet op pootjes geplaatst wordt​

Het Kuks-complex was ooit veel groter dan tegenwoordig. Na een hoogwater in de Elbe rond 1740 werden veel lager gelegen kuurgebouwen en woningen langs de rivier zodanig overstroomd dat het hele kuurgebeuren tot stilstand kwam en de gebouwen jarenlang ongebruikt bleven en in verval raakten. Er was ooit een drafbaan voor paardenraces, een kaartspellen paviljoen en een kasteelachtig gebouw. Maar daar is nu dus niks meer van over.

Een kloosterorde heeft het nog bestaande complex met kerk overgenomen en in Kuks zelf staan nog slechts een handjevol gastenverblijven van het oorspronkelijke kuuroord. Toch ziet het geheel er nu nog steeds geweldig uit en met wat fantasie kun je je voorstellen hoe mooi het ooit geweest moet zijn toen alle gebouwen nog stonden en het dorp overspoeld werd door kuurgasten.

Na de rondleidingen besluiten we bij het naastgelegen restaurant de dagmaaltijd te nuttigen. Een goede keuze. Mooie locatie, prima eten en niet duur.

full

In de kruidentuin

full

Terug richting het dorp​

Na de maaltijd wandelen we eens door de kruidentuin, steken de Labe weer over en rijden dan naar een parkeerplaats een paar kilometer verderop aan de rand van het bos om een kijkje te nemen naar het zogenaamde Braunův Betlém. In dit bos dat in 1717 door graaf Špork werd aangekocht voor 2900 gulden, startte beeldhouwer Braun in opdracht van Špork met de creatie van een van Europaas meest indrukwekkende barokke beeldhouwwerken in de natuur.
Het idee van Špork was dat er hier een plaats tot meditatie in de natuur zou ontstaan waarmee de gasten van Kuks een wandeldoel zouden hebben.

Tot 1732 werkte Braun er aan het uitbeelden van onder andere de kluizenaar Garinus, de Jacobsbron, de geboorte van Christus en de aanbidding der herders. Vermoedelijk zijn ook de zandstenen beelden op het Kukscomplex zelf afkomstig uit de groeven in dit bos. Het schijnt dat Braun bij een bezoek aan de rotsstad Adršpach in 1723 op het idee is gekomen ook beeldhouwwerken op de rotsen zelf uit te houwen. Daarvan is zijn Bethlehem dus de meest bekende. Sinds 2002 is het een beschermd cultureel monument en men doet momenteel pogingen om Braunův Betlém op de Unseco Werelderfgoedlijst te krijgen.

full

de geboorte van Christus volgens Braun, al bijna 300 jaar oud​

Al wandelend en fotograferend kijken we ruim een uur onze ogen uit bij deze synthese van kunst en natuur en is het al bijna half zeven als we terug bij de auto zijn.
Met een kwartiertje rijden zijn we terug bij het pension in Jakubův Nový Dvůr, alwaar de warme stralen van de langzaam zakkende zon het terras een zeer aangename plek maken om te genieten van de afsluiter van deze mooie dag: opnieuw een appelknödel gevuld met nutella in een whiskeysausje.
Mjammie.

Morgen gaan we beginnen aan het eerste stukje terug naar Nederland.
Maar niet helemaal.
We overnachten nog één keer hier in Tsjechie, namelijk in Rožmitál pod Třemšínem.
Daarover morgen meer, voor nu: dobrou noc!

full
 
Dag 14 - Zondag 4 augustus 2019 : Příbram

Aan al het goede komt een eind, ook aan ons verblijf in Jakubův Nový Dvůr. Vanochtend hebben we hier voor de twaalfde en laatste keer van het ontbijt genoten. En het was weer heerlijk. Aansluitend zoeken we onze spulletjes bij elkaar, lopen enkele keren van kamer naar auto en terug en na een kwartiertje is de kofferbak voor het eerst in bijna twee weken tot de nok toe gevuld. We zetten de rij met tractoren nog eens op de foto (die moeten we toch onderhand al tig keer hebben?!) en rijden via voornamelijk E-wegen met weinig verkeer richting westen.
In totaal staan voor vandaag iets meer dan 210 km van ons huidige pension naar de nieuwe overnachtingsplaats voor één nacht, Rožmitál pod Třemšínem, op het programma. We verdelen de route ruwweg in twee stukken met als eerste korte tussenstop ruim over de helft de Praagse buitenwijk Chodov.

Daar consumeren we ons gisteren gekochte blikje Birell (0%, Bezový Květ met Tymiánem-Citrónem smaak) op een bankje. De smaak viel een beetje tegen dus als we morgen op weg naar huis nog een shopstop maken wordt het toch gewoon een traytje met Jasmijn-Bergamot smaak.
We hebben niet zo maar een bankje in zomaar een buitenwijk gekozen. We zitten naast de London Booster, een kunstwerk van, daar-is-ie-weer, David Černý.

De London Booster is een opvallende verschijning. Het is een kunst-installatie die ooit gemaakt werd om het Tsjechische team tijdens de Olympische Spelen in London in 2012 te inspireren tot grootse prestaties. Een originele zes ton wegende rode dubbeldekkerbus is flink onderhanden genomen en voorzien van een bol kontje plus een stel flinke hydraulische bovenarmen waarmee hij push-ups kan doen. Tijdens de Spelen deed hij dat wat vaker, toen stond hij voor het Czech House. Nu doet hij het nog één keer per dag, tussen 15.00 en 15.30 uur, mits het niet te koud is en niet te hard waait of regent. Daarbij schijnt hij middels een stel luidsprekers de bij oefeningen gebruikelijke kreungeluiden te maken. Helaas zijn we te vroeg op de dag dus blijft het bij de aanblik van een stilstaande bus zonder geluid.
Desalniettemin een geval apart, zo’n gespierde bus.

full

Een stukje London in Praag​

Na de zomer van 2012 in de Londonse wijk Islington te hebben doorgebracht werd de bus verplaatst naar de Praagse buitenwijk Chodov. Hier heeft hij voor het hoofdkantoor van Agrofert zijn vaste stek gekregen. Agrofert (opgericht door Andrej Babiš de huidige premier van Tsjechië) werd als locatie gekozen omdat dat bedrijf, cq zijn toenmalige baas Babiš, sponsor was van het kunstwerk. Sinds de Marathon van Praag in sept. 2012 hebben kunstenaar Černý en geldschieter/eigenaar/huurder Babiš overigens een meningsverschil over de bus.
Het plan was tijdens deze marathon de bus op het centrale stadsplein te plaatsen, maar volgens Černý was dit niet respectvol voor iedereen die bij het project betrokken was, omdat het plein volgens hem vooral geassocieerd wordt met zakkenrollers, Russische toeristen en feestende hockeyspelers. Er volgde een rechtszaak waarin de rechter het verzoek om de bus op het plein te plaatsen afwees, waarschijnlijk omdat de aanvrager van de plaatsing de firma Agrofert was, alhoewel de rechtbank achteraf ontkende ooit zo’n verzoek ontvangen te hebben. Uiteindelijk heeft de bus slechts enkele uren nabij het plein gestaan waar Babiš hoopte dat hij twee weken op het plein had kunnen staan.
Babiš/Agrofert is nog steeds de eigenaar, respecteert de wensen en het auteursrecht van Černý (die er geen rooie cent kroon aan verdiend heeft), maar de twee praten sindsdien niet meer met elkaar.

Na de alcoholvrije bierstop bij de bus rijden we verder richting Příbram, een stad van 32.000 inwoners ongeveer 60 km ten zuidwesten van Praag. Rondom deze stad liggen sinds de middeleeuwen diverse mijnen waar onder andere zilver en ijzererts gedolven werd. Eind 19e eeuw behoorden de mijnen van Příbram tot de modernste van Europa. Rond het begin van de 20e eeuw was de grootste piek van de zilverwinning echter voorbij en verouderden de mijnen in rap tempo omdat men nauwelijks meer in nieuw materiaal investeerde. Sinds er in de jaren 40 van de 20e eeuw uranium houdend erts ontdekt werd zijn er een aantal uraniummijnen bijgekomen, waarvan een enkele als gevolg van in communistische tijden afgedwongen contracten met Rusland tegenwoordig nog steeds in bedrijf is.

In Příbram bezoeken we als eerste de Svatá Hora. Op deze heilige berg aan de rand van de stad wordt al sinds de 13e eeuw Maria in een kapel vereerd. In 1348 werd in de kapel een houten Mariabeeld geplaatst dat gemaakt zou zijn door de Praagse aartsbisschop Arnošt z Pardubic. In 1632 gebeurde er een eerste wonder bij het beeld en als gevolg daarvan werd de berg bij Příbram een welbezocht bedevaartsoord. Het huidige gebouwencomplex met kerk, omgang en klooster ontstond tussen 1658 en 1709. In 1861 namen Redemptoristen het oorspronkelijk door Jezuïeten gevulde klooster over, maar in 1950 verlieten dezen het klooster. Pas in 1990 werd het klooster weer door geestelijken bemand en sinds toen vinden er ook weer pelgrimstochten naar de berg plaats. In 2015 werd een omvangrijke renovatie met steun van de EU uitgevoerd.

full

Bedevaartsoord Svatá Hora​

Vanuit het klooster zelf schijnt men slechts individuele pelgrimstochten te organiseren en geen groepsreizen. Dit naar verluidt omdat men het er rustig wil houden. Met name vanuit Duitsland zijn nog busreizen naar het klooster maar dat zijn op eigen initiatief georganiseerde reizen.
Als we op de parkeerplaats aankomen zien we inderdaad een busmaatschappij uit het Beierse Bayreuth die een tafel in de schaduw van de bus heeft opgesteld en waardoor men in de schaduw de lunch kan nuttigen.
Een raar gezicht, zo’n veertigtal mensen op leeftijd die op klapstoelen naast de bus midden op de parking zitten te smikkelen.

We lopen eerst eens onder de gewelven van de omgang door om de muurschilderingen te bekijken. Hierop wordt de geschiedenis van de berg en de geschiedenis van het Mariabeeldje uitgebeeld. Dat beeldje heeft heel wat omzwervingen meegemaakt als gevolg van belegeringen, oorlogen en een brand in 1978. Als we het rondje rond zijn nemen we een kijkje in de kerk zelf. Daar komen we zonder wederzijds overleg allebei onafhankelijk tot de conclusie dat we de zij-kapel mooier vinden dan het met goed en zilverwerk overladen hoofdaltaar.

full

De gewelfde omgang

full

De paters Redemptoristen beschermen het Mariabeeld voor de oorlog in 1866

full

Maria Hemelvaart kerk

full

Hoofdaltaar met hèt Mariabeeld​

In die zij-kapel maken we een mooi staaltje commercieel denken mee.
Voor 10 kronen kun je één elektrisch kaarsje laten branden.
Voor 20 kronen kun je er twee laten branden.
Voor 50 kronen kun je er vijf laten branden.
Die blijven dan een kwartier branden en gaan daarna weer uit.
So far so good.
Als we binnenkomen zijn er 3 kaarsjes aan.
We stoppen er 50 kronen in.
Onze 5 kaarsjes gaan branden, maar de 3 andere doven subiet.
Gewiekste vogels hier…

Aansluitend bezoeken we het pelgrimsmuseum waar de geschiedenis van Svatá Hora uit de doeken gedaan wordt en een flinke een verzameling religieuze voorwerpen tentoongesteld worden waaronder meerdere handgemaakte kleedjes voor het Mariabeeld.

full

Kleedjes voor het Mariabeeld, links een exemplaar uit 1891, rechts een uit 1929​

Naast het kloostercomplex liggen twee dozijn garageboxen van waaruit in drukker tijden de nodige souvenirs en boeken verkocht worden, maar waarvan er nu slechts een viertal geopend zijn.
We nemen kort plaats op een terrasje, laven ons aan de zoveelste huisgemaakte limonade en lopen dan terug richting parkeerplaats.
Daarbij passeren we een van de oudste bomen van Tsjechië: de Wenceslas eik. Er zijn verscheidene legenden verbonden aan deze eik. Een ervan zegt dat de ridder Malovec hier ooit aangevallen werd door een roverbende. Omdat de ridder geen kans maakte tegen de overmacht aan rovers verborg hij zich tussen de takken van een eik en bad hij tot Maria voor bescherming. De rovers passeerden hem zonder dat een van hen in de gaten had dat Malovec zich in de eik verborgen had. Als dank bouwde Malovec een Mariakapel en plaatste hij een eik bij zijn familiewapen. De huidige eik zou uit 1608 stammen en uit een van een oudere eik ontsproten tak gegroeid zijn. Die oudere eik is in 1640 en 1643 getroffen door blikseminslag en is uiteindelijk volledig uitgebrand en afgestorven. Dat betekent dat de huidige Wenceslas eik ruim 400 jaar oud is en de bouw van het heiligdom nog heeft meegemaakt. Zeker is dat de eik al in een boek uit 1664 beschreven wordt. In 1987 is de eik voorzien van een serie klemmen om de stam, die van binnen hol is, bij elkaar te houden. De omtrek van de nog steeds groeiende boom bedraagt inmiddels bijna 600 cm. Met de hoogte gaat het wat minder. In 1930 was de boom 26 meter hoog, maar tegenwoordig zijn daar nog maar 18 meter van over.

full

Een boompje van ruim 400 jaar oud​

Tegen een uur of drie zijn we terug bij de auto en rijden verder naar het tweede bezoekdoel van vandaag: Památník Vojna u Příbrami gesitueerd aan een doodlopende weg nabij het dorpje Lešetice.

Deze herdenkingsplaats bevindt zich ongeveer 5 km buiten Příbram. De plek is genoemd naar de ernaast liggende berg Vojna (666 meter). Tussen 1947 en 1949 is er bij die berg door Duitse gevangenen uit WO2 een kamp gebouwd. Toen de Russen in 1949 het bestuur van Tsjechië overnamen en Duitstaligen uit het land verdreven werden, besloot men het aangelegde Vojna kamp te gebruiken voor de huisvesting van dwangarbeiders die in de uraniummijnen te werk gesteld werden. Van 1949 tot 1951 heeft het gediend als dwangarbeiderskamp en vanaf 1951 tot 1961 heeft het dan gediend als heropvoedingskamp/gevangenenkamp voor politieke tegenstanders van het communistische regime die er zonder enige vorm van proces gedetineerd werden. Geheel naar voorbeeld van de Gulag-kampen in Siberië. Gelijkend op de ideologie van de nazi’s is de toegangspoort tot het Vojna-kamp voorzien van een bord met de tekst “Praci ke Svobodě”, letterlijk “Werk voor Vrijheid”.
Overdag werden de gevangenen te werk gesteld in de uraniummijn, als ze daarmee klaar waren werd de resterende tijd besteed aan een heropvoedingsprogramma.
Vojna is het enige in Centraal Europa origineel bewaard gebleven communistische werkkamp. Het deed ons qua grootte, opbouw en ligging ontzettend denken aan Natzweiler-Struthof, een concentratiekamp in Frankrijk dat eveneens bedoeld was voor dwangarbeiders, maar dan bij een steengroeve. Van de uniciteit van het Vojna kamp is aan de bezoekersaantallen vandaag niets te merken. Er is, op de oude herder die languit bij de kassa ligt na, geen hond te bekennen.

Aan die kassa kijken de twee dames verbaasd op als we gevraagd naar onze nationaliteit aangeven dat we uit Nederland komen. Zo ver? Daar krijgt men zelden bezoekers van!
In het voormalige commandantenhuis bekijken we een tentoonstelling over de geschiedenis van het kamp met hier en daar summiere Engelse teksten erbij. Er zouden rondleidingen om het uur zijn, maar bij gebrek aan bezoekers heerst hier ook een gebrek aan rondleidingen, laat staan iemand die die rondleiding in het Engels kan doen (wat volgens de website toch sporadisch schijnt voor te komen). Een aantal barakken staan nog en net als in menig nog bestaand nazi-kamp heeft men ook hier de verdwenen barakken op de grond aangeduid met stenen omrandingen. In één van de gebouwen schijnt nog een tentoonstelling te zijn over de geschiedenis van de uranium-delving, maar daar komen we pas bij thuiskomst achter want het gebouw waar het vermoedelijk in gevestigd is is op slot als we er langs lopen.
Overigens schijnt de hoofdtentoonstelling normaal ook op slot te zijn want er loopt een medewerkster met de sleutels met ons mee op de deur te openen.
Midden op het terrein ligt een daglichtloze ondergrondse bunker, waar “speciale gevangenen een speciale behandeling kregen”.
Op het terrein staan nog twee kunstwerken met als thema vrijheid; een schreeuwende man gemaakt van geroeste kettingen en een man die op een ladder omhoog klimt terwijl aan de voet van de ladder half in stukken gehakte lichamen van beton en geroest ijzer liggen.
Erg indrukwekkend allemaal.

full

Památník Vojna

full

Vladimír Paleček / Wanhoop

full

een van de barakken

full

stille getuigen van een niet eens zo ver verleden

full

full

Jiří Sozanský / Vzestup​

Van 1961-2000 was het Tsjechische leger eigenaar van het kampterrein en werd het voornamelijk gebruikt als opslagplaats voor veldbedden. In 1999 heeft de overheid beslist dat het kamp niet afgebroken mocht worden maar dat het een herinneringsplaats moest worden voor een donkere episode uit het nog niet zo oude Tsjechische verleden. Het was op dat moment het enige nog bestaande werkkamp in het land, de rest was al met de grond gelijk gemaakt.
In 2001 werd het terrein dan tot erfgoed verklaart en in 2005 mochten de eerste bezoekers naar binnen.
We kijken er zo’n anderhalf uur rond zonder veel tegen elkaar te zeggen.

Aansluitend rijden we nog een kort stukje naar Památník Vítězství, een monument voor de laatste grote veldslag uit WO2. Het ligt wat weg te kwijnen aan het einde van een vergeten en maar half geasfalteerde weg.
Op 7 mei 1945 had het Duitse leger in Tsjechië aan al zijn commandanten de opdracht gegeven op hun plek te blijven en zich over te geven. Veldmaarschalk Ferdinand Schöner, commandant van de Duitse strijdkrachten in Bohemen voelde er echter weinig voor zich over te geven aan de vanuit het Oosten naderende Russen en gaf zijn troepen de opdracht zich door de Partizaanse en Russische linies een weg naar het westen te vechten om zich aan de Amerikanen te kunnen overgeven. Zo kwam het dat terwijl op 8 mei 1945 Duitsland zich al onvoorwaardelijk had overgegeven er op 11 en 12 mei rondom het dorpje Slivice nog hevig gevochten werd. Bij de slag om Slivice verloren uiteindelijk zo’n 1000 Duitse en 60 Russische soldaten het leven en werden er nog eens 6000 Duitsers door de Russen gevangen genomen. In 1970 werd er naar aanleiding van het 25-jarige jubileum van de overwinning op de Duitsers een monument op een heuvel even buiten Milín geplaatst. Twee stenen zuilen zijn van elkaar gescheiden en representeren de demarcatielijn waarop de laatste veldslag van WO2 heeft plaatsgevonden.

full

Slivice, ruim 1000 doden voor een veldslag 4 dagen na de onvoorwaardelijke overgave​

Als we een rondje rondom het monument gelopen hebben en we op mapy.cz kijken hoe we nu precies verder moeten rijden blijkt dat nog geen kilometer verderop in het dorpje Milín nog een bijzonderheid ligt; “Bývalá benzinová pumpa” staat er op de kaart. Oftewel een voormalig tankstation.

Als we dan toch in de buurt zijn nemen we ook daar kort een kijkje (en een kiekje).
Jammer dat er wat graffiti op gespoten is, iets dat je hier niet zo vaak ziet, alhoewel er van de week op het nieuws was dat twee Duitse toeristen het nodig vonden de Karelsbrug in Praag te voorzien van wat extra spuitwerk. Gelukkig zijn die twee betrapt, hebben ze elk een boete van 100.000 kronen (ca 4000 euro) gekregen en zijn ze het land uitgezet als ongewenste vreemdeling.

Het benzinestation van Milín blijkt een door architect Sedláček bedacht functionalistisch ontwerp uit 1957 te zijn dat in 1959 daadwerkelijk gerealiseerd werd en op 1 juli 1960 officieel in bedrijf werd genomen door de nog steeds bestaande firma Benzina. De plek waar de drie door het ronde betonnen dak overkapte tapzuilen gestaan hebben is nog in het beton op de vloer zichtbaar. In tegenstelling tot vrijwel alle andere benzinestations in deze stijl is het station van Milín niet gesloopt nadat de bedrijfsvoering er stopte waardoor het nu op de monumentenlijst staat.
Leuk om even gezien te hebben.

full

Een zeldzaam stuk beton dat het tot de monumentenlijst geschopt heeft​

We rijden verder naar Rožmitál pod Třemšínem, een dorpje van dik 4000 inwoners aan een klein meertje. Daar arriveren we na 10 minuten rijden precies op de aangekondigde tijd: 17.45 uur. We zetten de auto op hun omheinde parkeerplaats, checken in, krijgen een ruime kamer met bad toebedeeld (helaas geen douche) met, zo blijkt als we het raam openen, uitzicht op het mooie kerkje op het dorpsplein.

full

de kerk laat men hier overduidelijk in het midden​

Even verderop sluiten we bij Restaurant “New Romance” dat prachtig gelegen is aan het meer, de dag af met een lekkere maaltijd.
Daarna genieten we nog even van de zonsondergang en een stel nieuwsgierige zwanen met jongen.
En dan is het tijd om de laatste keer de oogjes toe te doen in Tsjechië.
Morgen gaan we terug naar NL.
Groetjes en tot morgen.

full

De laatste warme maaltijd in CZ

full

Je bent jong en nieuwsgierig

full
 
Bovenaan