L
luc.van
Guest
Praag 1977. Een manifest, Charta 77 genoemd; wilde de aandacht trekken op onwettelijke toestanden, schending van burgerrechten. Aanleiding was de arrestatie van de zanger van de popgroep Plastic Plastic People of Universe. Charta 77 werd ondertekend door een hondertal mensen. Toch zou deze kleine mensenrechtenorganisatie tot 1989 de grootste tegenspeler van de communisten blijven.
Het publiceerde honderden rapporten en artikelen over de toestand van het land. Er werden petities opgesteld waarin men aandacht vroeg voor het verwoeste milieu, de kwaliteit van het onderwijs en de interpretatie van het verleden.
"De verantwoordelijkheid voor het respekteren van de burgerrechten in ons land ligt natuurlijk eerst en vooral bij de politieke staatsmacht, maar daar niet alleen. Iedereen heeft zijn deel verantwoordelijkheid te dragen (...) Het gevoel van medeverantwoordelijkheid, het geloof dat de betrokkenheid van de burger zinvol is en de wil om ons te engageren, hebben ons er, samen met de gezamelijk aangevoelde nood om een nieuwe, meer doeltreffende uitingsvorm te vinden, toe gebracht Charta 77 op te richten (...)
Charta 77 is een vrije, informele en open gemeenschap van mensen die er verschillende overtuigingen, godsdiensten en beroepen op na houden, en die onderling verbonden zijn door de wil zich individueel en collectief te engageren voor de verdediging van de rechten van de mens en de burger in ons land en in de wereld(...)
Charta 77 is geen organisatie. Het heeft geen statuten, geen permanent orgaan, geen organisatorisch verbonden leden. Iedereen maakt er deel van uit die de opvattingen ervan onderschrijft, erin meewerkt en steun verleent. (...)
Charta 77 wil geen basis vormen voor oppositioneel politiek werd. Het wil het algemeen belang dienen. Het wil dus geen eigen programma voorstellen met politieke of sociale hervormingen of welke veranderingen ook, maar het wil binnen zijn eigen aktieterrein een opbouwende dialoog voeren met de politieke macht en met de staat, met name door de aandacht te trekken op verschillende concrete gevallen waarbij de rechten van de mens en de burger geweld aangedaan worden, door ze openbaar te maken, door oplossingen voor te stellen, door diverse meer algemene voorstellen te doen om die rechten en de garanties ervoor uit te diepen, door als bemiddelaar op te treden in confliktsituaties of situaties die geprovoceerd zouden kunnen worden door onwettelijke handelingen, enzovoort.
Door zijn symbolische naam wil Charta 77 de nadruk leggen op het feit dat het opgericht is in het begin van het jaar dat aangeduid is als het jaar van de rechten van de politieke gevangenen en tijdens hetwelk de conferentie van Belgrado moet nagaan in welke mate de overéénkomsten die in Helsinki aangegaan zijn, nageleefd werden."
Bovenstaande tekstfragmenten vormen een fractie van de door het Franse dagblad 'Le Monde' gepubliceerde delen van het manifest, en die internationale belangstelling werd de groep bepaald niet in dank afgenomen. Woordvoerders van Charta 77 waren Jiří Hajek, oud-minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Praagse Lente, de filosoof Jan Patocka, en de toneelschrijver Václav Havel. Bij de ondertekenaars hoorde ook Ludvik Vaculik, de man achter het Lente '68-manifest van 2000 woorden.
Deze auteur schreef de onvergetelijke roman 'Guinese biggetjes', vertaald in 1975, waarin het verband tussen politieke economie en guinese biggetjes, werd uitgelegd, en waarin de ellende en de latente opstandigheid vlijmscherp stonden opgetekend. Samen met verschillende andere artiesten, schrijvers, en intellectuelen werd Vaculik, sinds het verschijnen van het manifest, reeds verschillende malen opgepakt voor ondervraging, en daarna voorlopig weer vrijgelaten. Mensen die Jiri Hajek wilden telefoneren werden geconfronteerd met een mysterieus afgebroken verbinding en later met een systematisch 'in gebruik'-seintje.
Regisseur Walter Tillemans berichtte in 'De Standaard' hoe hij er getuige van was dat de schrijver Pavel Kohout en zijn vrouw Jelena door de politie gepest en gebrutaliseerd werden. Het was-erg genoeg- niet verwonderlijk dat de ondertekenaars lastig gevallen werden. Wat wel verbazing kon wekken is dat ze allemaal één voor één werden vrijgelaten: het leek erop dat de autoriteiten alleen maar wilden intimideren en vervolgens er achter wilden komen wie de tekst in kwestie had opgesteld.
Dat wilde uiteraard niet zeggen dat de zaak hiermee afgehandeld was, het wilde alleen zeggen dat het manifest erg goed inééngestoken was, zodat het helemaal binnen de Tsjechoslovaakse legaliteit bleef. Meer eigenlijk: dat manifest wierp zich op als verdediger van die legaliteit, van de Tsjechoslovaakse grondwet, het burgerlijk wetboek en de door Tsjechoslovakije gesloten internationale akkoorden.
Tegelijk stond er, zoals u hierboven kunt lezen in de tekstfragmenten uit 'Le Monde', uitdrukkelijk in opgeschreven dat het hier niet om een organisatie ging, geen politieke en geen andere, en dat het helemaal niet de bedoeling was ook maar iets te veranderen in het land zij het op politiek, op economisch of op sociaal vlak.
Het optreden van Charta 77 werkte onmiddellijk als de rode lap op de stier: de ondertekenaars, waaronder enkele eminente persoonlijkheden, als prof. Jiří Hajek, minister van Buitenlandse Zaken onder Dubcek, de toneelschrijvers Havel en Kohout, de gewezen leden van het Centraal Comité, Mylnar en Krigel, allemaal protagonisten van de 'Praagse Lente', werden uitgescholden voor contra-revolutionaire, anti-communistische en zionistische slippedragers, aanhangers van Westerse partizanen van de Koude Oorlog, politieke en sociale schipbreukelingen, kortom de klassieke tirade die men in het verleden al zo vaak had gehoord. Maar de beweging kregen ze daarmee niet dood: telden zij amper een paar honderd leden, dan was haar moreel gezag zeer groot.
Een van de gevolgen der repressieve acties van de autoriteiten tegen de ondertekenaars van Charta 77 was de oprichting van de VONS in april 1978: de oprichting werd openlijk aangekondigd door Charta 77 en aanvankelijk werden haar leden, die alle communiqués steeds naar de gezagsdragers stuurden, ongemoeid gelaten.
VONS werd opgericht ter verdediging van vervolgde of veroordeelde dissidenten, zodat Charta 77 de aandacht kon verleggen naar de mensenrechten in de bredere betekenis van het woord. De VONS-verklaringen (300 van 1978 tot begin 1982) vallen op door het gewicht van de feitelijke informatie die ze aanbrengen in verband met de willekeur van de heersende Tsjechoslovaakse rechtspraak ten aanzien van dissidente enkele en groepen. Net als de leden van Charta 77 worden ook VONS-leden vervolgd en lastig gevallen.
Nauwelijks een jaar later werden zes ondertekenaars, waaronder Peter Uhl, ingenieur, Václav Havel, toneelschrijver, Otta Bednarova, TV-journaliste, Jiri Dienstbier, journalist, redactie-buitenland bij de radio (hij vertoefde in die functie begin 1968 in ons land), Dana Nemcova, psychologe, en Václav Benda, een wiskundige, aangehouden.
De akte van beschuldiging vermeldde vier 'inbreuken' ; zich te buiten zijn gegaan aan ondermijnende activiteiten, contact te hebben gehad met bannelingen die West-Europa leven en als CIA-agenten worden bestempeld, betrekkingen te hebben onderhouden met instellingen die vijandig staan tegenover het socialistische systeem zoals 'Amnesty International', en fondsen te hebben verzameld om gevangenen en hun familie ter hulp te komen.
In de akte werd VONS beschreven als een illegale en clandestiene vereniging, een beschuldiging die nooit hard kon gemaakt worden, gezien de tussenkomsten van het Comité steeds een publiek karakter hadden. De straffen op dit schijn-of showproces waren bijzonder zwaar. Peter Uhl kreeg vijf jaar. Václav Havel viereneenhalf, Václav Benda vier, Otta Bednarova en Jiri Dienstbier elk een jaar.
De verontwaardiging in het Westen was algemeen. In ons land noemde minister Simonet zich geschokt door de zware straffen: "Ik kan enkel maar de repressie veroordelen waaraan mensen blootstaan, wier enige fout erin bestaat te zijn opgekomen voor de verdediging van de rechten van het individu, die universeel erkend en bevestigd zijn in de slotakte van de Conferentie van Helsinki. Ik ben van mening dat de detente hiermee een kwade deuk gekregen."
Ook de Belgische communisten lieten zich niet onbetuigd, en verklaarden dat niemand onverschillig kon blijven tegenover daden die het krediet van de socialistische democratie aantasten. In een soort tribune van 'Le Soir' van 29 oktober was Jacques Moins, lid van het Centraal Comité van de PCB, bijzonder scherp. Onder de titel: "Le procès de Prague: inadmissible" schreef hij: "Men moet luid en klaar spreken. Opinieprocessen, waar zij zich ook voordoen, zijn naar mijn gevoel ontoelaatbaar en vormen een schandalige aantasting van de rechten van de mens. Het is wel daarover dat het in Praag gaat."
Tussen een aantal gevangenisstraffen in, vertelde Václav Havel, via audio-casetten z'n levensverhaal aan zijn vriend Karel Hvizdala. De geluidsbanden werden naar de naar het Westen gevluchte Karel gesmokkeld, die ze beluisterde, uitwerkte, nieuwe vragen stelde, en in boekvorm publiceerde. Dat was 1985. Het boek dat bij een uitgeverij in ballingschap in het Tsjechisch onder de titel 'Dalkovy vyslech' verscheen, kreeg in 1987 een Duitse vertaling: 'Fernverhör'. In 1991 zorgde Anneriek de Jong voor de Nederlandse vertaling uit het Duits. Het boek 'Verhoor op afstand' inmiddels een bestseller in Duitsland en Tsjechoslovakije werd uitgegeven door de Prom te Baarn. Bij dezelfde uitgeverij verschenen eerder 'Brieven aan Olga' en 'Naar alle windstreken'.
Het interessantste aan 'Verhoor op afstand' was dat de vraagsteller niet zomaar een interview afnam, waarvan er dertien in een dozijn gingen, maar door gerichte vragen erachter kwam hoe het leven van Havel vanaf z'n jeugd tot aan het interview in 1986 in elkaar zat. Hoe groeide hij op, welke indrukken kreeg hij mee, hoe kwam hij er toe toneelstukken te gaan schrijven, hoe bleef hij staande in de eindeloze stroom van chicanes tegen hem, hoe onderging hij de jaren van gevangenschap, hoe zag hij de komende ontwikkelingen?
In zijn antwoorden maakte Havel zich er niet van af, wel wetende dat hij in de Tsjechische samenleving, zonder zich op de voorgrond te stellen, een rol van betekenis aan het spelen was. Hierover deed hij on-heroïsch, hij zag zich bepaald niet als een held die het tegen de staatsmacht opnam en daarvoor applaus in ontvangst wilde nemen.
Integendeel, wat hij vertelde, ademde in alle opzichten de sfeer van het normale uit. En toch was Václav Havel jarenlang, toneelschrijver, satiricus en absurdist, essayist, dragende kracht van Charta 77, politiek andersdenkende, de stem van het Tsjechoslovaakse geweten in een land waar de stem van het gezonde verstand twintig jaar geleden ruw tot zwijgen werd gebracht: een symboolfiguur.
Dat Tsjechoslovakije vandaag geen 'perfect cultureel kerkhof' is, woorden van Heinrich Böll tijdens het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor literatuur in 1972 in Stockholm, en ook geen 'Biafra van de geest' Louis Aragon in het voorwoord van Milan Kundera's boek 'De Grap' was in belangrijke mate aan Václav Havel en Charta 77 te danken.
In de herfst van het gezegende jaar '89 voltrok zich in Tsjechoslovakije eindelijk een nieuwe 'Praagse Lente' die de naam Fluwelen Revolutie meekreeg. Tsjechoslovakije koos resoluut voor liberalisering, democratie en vrije markteconomie. Václav, opgegroeid in de jaren '30 en '40, in de buurt van de boekenkast, en van de literaire en politieke vrienden van zijn vader, werd president.
Het publiceerde honderden rapporten en artikelen over de toestand van het land. Er werden petities opgesteld waarin men aandacht vroeg voor het verwoeste milieu, de kwaliteit van het onderwijs en de interpretatie van het verleden.
"De verantwoordelijkheid voor het respekteren van de burgerrechten in ons land ligt natuurlijk eerst en vooral bij de politieke staatsmacht, maar daar niet alleen. Iedereen heeft zijn deel verantwoordelijkheid te dragen (...) Het gevoel van medeverantwoordelijkheid, het geloof dat de betrokkenheid van de burger zinvol is en de wil om ons te engageren, hebben ons er, samen met de gezamelijk aangevoelde nood om een nieuwe, meer doeltreffende uitingsvorm te vinden, toe gebracht Charta 77 op te richten (...)
Charta 77 is een vrije, informele en open gemeenschap van mensen die er verschillende overtuigingen, godsdiensten en beroepen op na houden, en die onderling verbonden zijn door de wil zich individueel en collectief te engageren voor de verdediging van de rechten van de mens en de burger in ons land en in de wereld(...)
Charta 77 is geen organisatie. Het heeft geen statuten, geen permanent orgaan, geen organisatorisch verbonden leden. Iedereen maakt er deel van uit die de opvattingen ervan onderschrijft, erin meewerkt en steun verleent. (...)
Charta 77 wil geen basis vormen voor oppositioneel politiek werd. Het wil het algemeen belang dienen. Het wil dus geen eigen programma voorstellen met politieke of sociale hervormingen of welke veranderingen ook, maar het wil binnen zijn eigen aktieterrein een opbouwende dialoog voeren met de politieke macht en met de staat, met name door de aandacht te trekken op verschillende concrete gevallen waarbij de rechten van de mens en de burger geweld aangedaan worden, door ze openbaar te maken, door oplossingen voor te stellen, door diverse meer algemene voorstellen te doen om die rechten en de garanties ervoor uit te diepen, door als bemiddelaar op te treden in confliktsituaties of situaties die geprovoceerd zouden kunnen worden door onwettelijke handelingen, enzovoort.
Door zijn symbolische naam wil Charta 77 de nadruk leggen op het feit dat het opgericht is in het begin van het jaar dat aangeduid is als het jaar van de rechten van de politieke gevangenen en tijdens hetwelk de conferentie van Belgrado moet nagaan in welke mate de overéénkomsten die in Helsinki aangegaan zijn, nageleefd werden."
Bovenstaande tekstfragmenten vormen een fractie van de door het Franse dagblad 'Le Monde' gepubliceerde delen van het manifest, en die internationale belangstelling werd de groep bepaald niet in dank afgenomen. Woordvoerders van Charta 77 waren Jiří Hajek, oud-minister van Buitenlandse Zaken tijdens de Praagse Lente, de filosoof Jan Patocka, en de toneelschrijver Václav Havel. Bij de ondertekenaars hoorde ook Ludvik Vaculik, de man achter het Lente '68-manifest van 2000 woorden.
Deze auteur schreef de onvergetelijke roman 'Guinese biggetjes', vertaald in 1975, waarin het verband tussen politieke economie en guinese biggetjes, werd uitgelegd, en waarin de ellende en de latente opstandigheid vlijmscherp stonden opgetekend. Samen met verschillende andere artiesten, schrijvers, en intellectuelen werd Vaculik, sinds het verschijnen van het manifest, reeds verschillende malen opgepakt voor ondervraging, en daarna voorlopig weer vrijgelaten. Mensen die Jiri Hajek wilden telefoneren werden geconfronteerd met een mysterieus afgebroken verbinding en later met een systematisch 'in gebruik'-seintje.
Regisseur Walter Tillemans berichtte in 'De Standaard' hoe hij er getuige van was dat de schrijver Pavel Kohout en zijn vrouw Jelena door de politie gepest en gebrutaliseerd werden. Het was-erg genoeg- niet verwonderlijk dat de ondertekenaars lastig gevallen werden. Wat wel verbazing kon wekken is dat ze allemaal één voor één werden vrijgelaten: het leek erop dat de autoriteiten alleen maar wilden intimideren en vervolgens er achter wilden komen wie de tekst in kwestie had opgesteld.
Dat wilde uiteraard niet zeggen dat de zaak hiermee afgehandeld was, het wilde alleen zeggen dat het manifest erg goed inééngestoken was, zodat het helemaal binnen de Tsjechoslovaakse legaliteit bleef. Meer eigenlijk: dat manifest wierp zich op als verdediger van die legaliteit, van de Tsjechoslovaakse grondwet, het burgerlijk wetboek en de door Tsjechoslovakije gesloten internationale akkoorden.
Tegelijk stond er, zoals u hierboven kunt lezen in de tekstfragmenten uit 'Le Monde', uitdrukkelijk in opgeschreven dat het hier niet om een organisatie ging, geen politieke en geen andere, en dat het helemaal niet de bedoeling was ook maar iets te veranderen in het land zij het op politiek, op economisch of op sociaal vlak.
Het optreden van Charta 77 werkte onmiddellijk als de rode lap op de stier: de ondertekenaars, waaronder enkele eminente persoonlijkheden, als prof. Jiří Hajek, minister van Buitenlandse Zaken onder Dubcek, de toneelschrijvers Havel en Kohout, de gewezen leden van het Centraal Comité, Mylnar en Krigel, allemaal protagonisten van de 'Praagse Lente', werden uitgescholden voor contra-revolutionaire, anti-communistische en zionistische slippedragers, aanhangers van Westerse partizanen van de Koude Oorlog, politieke en sociale schipbreukelingen, kortom de klassieke tirade die men in het verleden al zo vaak had gehoord. Maar de beweging kregen ze daarmee niet dood: telden zij amper een paar honderd leden, dan was haar moreel gezag zeer groot.
Een van de gevolgen der repressieve acties van de autoriteiten tegen de ondertekenaars van Charta 77 was de oprichting van de VONS in april 1978: de oprichting werd openlijk aangekondigd door Charta 77 en aanvankelijk werden haar leden, die alle communiqués steeds naar de gezagsdragers stuurden, ongemoeid gelaten.
VONS werd opgericht ter verdediging van vervolgde of veroordeelde dissidenten, zodat Charta 77 de aandacht kon verleggen naar de mensenrechten in de bredere betekenis van het woord. De VONS-verklaringen (300 van 1978 tot begin 1982) vallen op door het gewicht van de feitelijke informatie die ze aanbrengen in verband met de willekeur van de heersende Tsjechoslovaakse rechtspraak ten aanzien van dissidente enkele en groepen. Net als de leden van Charta 77 worden ook VONS-leden vervolgd en lastig gevallen.
Nauwelijks een jaar later werden zes ondertekenaars, waaronder Peter Uhl, ingenieur, Václav Havel, toneelschrijver, Otta Bednarova, TV-journaliste, Jiri Dienstbier, journalist, redactie-buitenland bij de radio (hij vertoefde in die functie begin 1968 in ons land), Dana Nemcova, psychologe, en Václav Benda, een wiskundige, aangehouden.
De akte van beschuldiging vermeldde vier 'inbreuken' ; zich te buiten zijn gegaan aan ondermijnende activiteiten, contact te hebben gehad met bannelingen die West-Europa leven en als CIA-agenten worden bestempeld, betrekkingen te hebben onderhouden met instellingen die vijandig staan tegenover het socialistische systeem zoals 'Amnesty International', en fondsen te hebben verzameld om gevangenen en hun familie ter hulp te komen.
In de akte werd VONS beschreven als een illegale en clandestiene vereniging, een beschuldiging die nooit hard kon gemaakt worden, gezien de tussenkomsten van het Comité steeds een publiek karakter hadden. De straffen op dit schijn-of showproces waren bijzonder zwaar. Peter Uhl kreeg vijf jaar. Václav Havel viereneenhalf, Václav Benda vier, Otta Bednarova en Jiri Dienstbier elk een jaar.
De verontwaardiging in het Westen was algemeen. In ons land noemde minister Simonet zich geschokt door de zware straffen: "Ik kan enkel maar de repressie veroordelen waaraan mensen blootstaan, wier enige fout erin bestaat te zijn opgekomen voor de verdediging van de rechten van het individu, die universeel erkend en bevestigd zijn in de slotakte van de Conferentie van Helsinki. Ik ben van mening dat de detente hiermee een kwade deuk gekregen."
Ook de Belgische communisten lieten zich niet onbetuigd, en verklaarden dat niemand onverschillig kon blijven tegenover daden die het krediet van de socialistische democratie aantasten. In een soort tribune van 'Le Soir' van 29 oktober was Jacques Moins, lid van het Centraal Comité van de PCB, bijzonder scherp. Onder de titel: "Le procès de Prague: inadmissible" schreef hij: "Men moet luid en klaar spreken. Opinieprocessen, waar zij zich ook voordoen, zijn naar mijn gevoel ontoelaatbaar en vormen een schandalige aantasting van de rechten van de mens. Het is wel daarover dat het in Praag gaat."
Tussen een aantal gevangenisstraffen in, vertelde Václav Havel, via audio-casetten z'n levensverhaal aan zijn vriend Karel Hvizdala. De geluidsbanden werden naar de naar het Westen gevluchte Karel gesmokkeld, die ze beluisterde, uitwerkte, nieuwe vragen stelde, en in boekvorm publiceerde. Dat was 1985. Het boek dat bij een uitgeverij in ballingschap in het Tsjechisch onder de titel 'Dalkovy vyslech' verscheen, kreeg in 1987 een Duitse vertaling: 'Fernverhör'. In 1991 zorgde Anneriek de Jong voor de Nederlandse vertaling uit het Duits. Het boek 'Verhoor op afstand' inmiddels een bestseller in Duitsland en Tsjechoslovakije werd uitgegeven door de Prom te Baarn. Bij dezelfde uitgeverij verschenen eerder 'Brieven aan Olga' en 'Naar alle windstreken'.
Het interessantste aan 'Verhoor op afstand' was dat de vraagsteller niet zomaar een interview afnam, waarvan er dertien in een dozijn gingen, maar door gerichte vragen erachter kwam hoe het leven van Havel vanaf z'n jeugd tot aan het interview in 1986 in elkaar zat. Hoe groeide hij op, welke indrukken kreeg hij mee, hoe kwam hij er toe toneelstukken te gaan schrijven, hoe bleef hij staande in de eindeloze stroom van chicanes tegen hem, hoe onderging hij de jaren van gevangenschap, hoe zag hij de komende ontwikkelingen?
In zijn antwoorden maakte Havel zich er niet van af, wel wetende dat hij in de Tsjechische samenleving, zonder zich op de voorgrond te stellen, een rol van betekenis aan het spelen was. Hierover deed hij on-heroïsch, hij zag zich bepaald niet als een held die het tegen de staatsmacht opnam en daarvoor applaus in ontvangst wilde nemen.
Integendeel, wat hij vertelde, ademde in alle opzichten de sfeer van het normale uit. En toch was Václav Havel jarenlang, toneelschrijver, satiricus en absurdist, essayist, dragende kracht van Charta 77, politiek andersdenkende, de stem van het Tsjechoslovaakse geweten in een land waar de stem van het gezonde verstand twintig jaar geleden ruw tot zwijgen werd gebracht: een symboolfiguur.
Dat Tsjechoslovakije vandaag geen 'perfect cultureel kerkhof' is, woorden van Heinrich Böll tijdens het in ontvangst nemen van de Nobelprijs voor literatuur in 1972 in Stockholm, en ook geen 'Biafra van de geest' Louis Aragon in het voorwoord van Milan Kundera's boek 'De Grap' was in belangrijke mate aan Václav Havel en Charta 77 te danken.
In de herfst van het gezegende jaar '89 voltrok zich in Tsjechoslovakije eindelijk een nieuwe 'Praagse Lente' die de naam Fluwelen Revolutie meekreeg. Tsjechoslovakije koos resoluut voor liberalisering, democratie en vrije markteconomie. Václav, opgegroeid in de jaren '30 en '40, in de buurt van de boekenkast, en van de literaire en politieke vrienden van zijn vader, werd president.