Zodra ik de deur van mijn auto open hoor ik hem
Een luid geweeklaag
Een grote vent, wel een meter negentig
Hij lijkt me niet ouder dan vier- vijfentwintig jaar
Mager als een lat
Versleten, vale spijkerbroek
Klompschoenen, onder de modder
Een vlekkerige, grijze regenjas om zijn afhangende schouders
In zijn kielzog een zwarte labrador
Zijn staart tussen zijn poten
Eerste Kerstdag 2004
’s Morgens half elf
Het is fris, hoewel niet echt koud
De lucht is betrokken, typisch Nederlands Kerstweer
Ik steek de sleutel in het slot van de winkeldeur
We hebben een videotheek
Zijn ook op eerste Kerstdag geopend
De zwerver ziet me, loopt op me toe
Een volwassen kerel, huilend als een kind
“Het is eerste Kerstdag en ik ben helemaal alleen! Ik heb niets te eten!
Ik heb honger, heb een plaats nodig om te slapen…”
Gevolgd door een nieuwe huilbui
Dikke tranen lopen over zijn wangen
De labrador kijkt me verwachtingsvol aan
Terwijl de man door blijft jengelen overleg ik wat te doen
Ik heb al enige ervaring met zwervers
Schuin tegenover de winkel ligt het “Oude Boerenkerkhof”
Een verzamelplaats voor de zwakkeren van onze samenleving
Tussen de oude, vervallen grafstenen vinden drinkgelagen plaats
Er wordt gespoten en soms gevrijd
De stille getuigen zijn overal zichtbaar
We krijgen regelmatig bezoek van ze, een blikje bier in de handen
Zogenaamd om een film te huren
Maar in werkelijkheid voor een beetje warmte
Af en toe verdwijnt er een reep Mars of Nuts schielijk in hun zakken
We hebben wel eens bij de politie geklaagd
Normaliter verwijderen we ze echter met zachte dwang uit de winkel
Terwijl de man luid door blijft klagen en huilen neem ik een besluit
Ik kan hem geen geld geven want dat wordt onherroepelijk in drank omgezet
Even overweeg ik nog om hem een paar stukken Mars te geven om de ergste honger te stillen
Misschien liggen er zelfs nog een paar hondenbrokken in het magazijn
We hebben zelf een boxer die wel eens meegaat naar de winkel
Dan bedenk ik dat hij in dat geval wel eens bij de zaak zou kunnen blijven rondhangen
Ik heb te lang gewacht
In de ogen van de man begint hoop te gloren
“Ik kan je niet helpen.” zeg ik.
“Als je die steeg daar inloopt en daarna rechts afslaat vind je een afdeling van het Leger Des Heils. Misschien kunnen zij je wel helpen aan wat eten en een slaapplaats. Het spijt me. Ik moet aan het werk.”
Ik open de winkeldeur en haast me naar binnen.
De man barst weer in luid huilen uit, draait zich om en sjokt in de door mij aangewezen richting
De labrador volgt hem op zijn hielen.
Trouw zoals alleen een hond dat kan zijn
Een van mijn medewerksters komt binnen
Werpt een blik over haar schouder, richting het zich verwijderende tweetal
Er verschijnt een minachtende trek om haar mond.
“Tuig!” mompelt ze.
Als ze om de hoek van het steegje verdwijnen hoor ik hem nog steeds.
Ik probeer ze uit mijn gedachten te zetten, ga aan het werk
Ik heb ze nooit meer gezien, hem niet, zijn hond niet. Toch is er sindsdien geen Kerst meer geweest dat ik niet even aan ze gedacht heb.
Een luid geweeklaag
Een grote vent, wel een meter negentig
Hij lijkt me niet ouder dan vier- vijfentwintig jaar
Mager als een lat
Versleten, vale spijkerbroek
Klompschoenen, onder de modder
Een vlekkerige, grijze regenjas om zijn afhangende schouders
In zijn kielzog een zwarte labrador
Zijn staart tussen zijn poten
Eerste Kerstdag 2004
’s Morgens half elf
Het is fris, hoewel niet echt koud
De lucht is betrokken, typisch Nederlands Kerstweer
Ik steek de sleutel in het slot van de winkeldeur
We hebben een videotheek
Zijn ook op eerste Kerstdag geopend
De zwerver ziet me, loopt op me toe
Een volwassen kerel, huilend als een kind
“Het is eerste Kerstdag en ik ben helemaal alleen! Ik heb niets te eten!
Ik heb honger, heb een plaats nodig om te slapen…”
Gevolgd door een nieuwe huilbui
Dikke tranen lopen over zijn wangen
De labrador kijkt me verwachtingsvol aan
Terwijl de man door blijft jengelen overleg ik wat te doen
Ik heb al enige ervaring met zwervers
Schuin tegenover de winkel ligt het “Oude Boerenkerkhof”
Een verzamelplaats voor de zwakkeren van onze samenleving
Tussen de oude, vervallen grafstenen vinden drinkgelagen plaats
Er wordt gespoten en soms gevrijd
De stille getuigen zijn overal zichtbaar
We krijgen regelmatig bezoek van ze, een blikje bier in de handen
Zogenaamd om een film te huren
Maar in werkelijkheid voor een beetje warmte
Af en toe verdwijnt er een reep Mars of Nuts schielijk in hun zakken
We hebben wel eens bij de politie geklaagd
Normaliter verwijderen we ze echter met zachte dwang uit de winkel
Terwijl de man luid door blijft klagen en huilen neem ik een besluit
Ik kan hem geen geld geven want dat wordt onherroepelijk in drank omgezet
Even overweeg ik nog om hem een paar stukken Mars te geven om de ergste honger te stillen
Misschien liggen er zelfs nog een paar hondenbrokken in het magazijn
We hebben zelf een boxer die wel eens meegaat naar de winkel
Dan bedenk ik dat hij in dat geval wel eens bij de zaak zou kunnen blijven rondhangen
Ik heb te lang gewacht
In de ogen van de man begint hoop te gloren
“Ik kan je niet helpen.” zeg ik.
“Als je die steeg daar inloopt en daarna rechts afslaat vind je een afdeling van het Leger Des Heils. Misschien kunnen zij je wel helpen aan wat eten en een slaapplaats. Het spijt me. Ik moet aan het werk.”
Ik open de winkeldeur en haast me naar binnen.
De man barst weer in luid huilen uit, draait zich om en sjokt in de door mij aangewezen richting
De labrador volgt hem op zijn hielen.
Trouw zoals alleen een hond dat kan zijn
Een van mijn medewerksters komt binnen
Werpt een blik over haar schouder, richting het zich verwijderende tweetal
Er verschijnt een minachtende trek om haar mond.
“Tuig!” mompelt ze.
Als ze om de hoek van het steegje verdwijnen hoor ik hem nog steeds.
Ik probeer ze uit mijn gedachten te zetten, ga aan het werk
Ik heb ze nooit meer gezien, hem niet, zijn hond niet. Toch is er sindsdien geen Kerst meer geweest dat ik niet even aan ze gedacht heb.