Ad Verschoor
Donateur
16 januari 1969: anticommunistische student Jan Palach steekt zichzelf in de brand
Op 20 augustus 1968 hadden Russische tanks een einde gemaakt aan de Praagse Lente. Het was over met de vrijheid in Tsjechoslowakije. Het land kwam weer onder de knoet van Moskou. Veel Tsjechen, die de vrijheid hadden geproefd, bleven zich verzetten tegen de onderdrukking.
De theatrale zelfmoord van Jan Palach, uit protest tegen de communistische onderdrukking, bracht de Tsjechoslowaakse regering in verlegenheid.
De 20-jarige Jan Palach studeerde geschiedenis en politieke economie aan de Karelsuniversiteit in Praag. Hij wilde protesteren tegen de censuur en de communistische propaganda en was bereid om daarvoor met zijn leven te betalen. Het jezelf in brand steken was een politiek wapen dat boeddhistische monniken in Vietnam inzetten tegen de Amerikanen, maar Palach was ook en vooral geïnspireerd door Jan Hus, de Boheemse voorloper van Maarten Luther die zijn einde vond op de brandstapel.
Palach schreef een aantal brieven naar de regering, alvorens hij naar het Wenceslasplein vertrok om zichzelf in de brand te steken. Palach raakte zeer ernstig gewond en was voor 85% verbrand. Hij was echter nog niet meteen overleden en werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Daar overleed hij op 19 januari, drie dagen na zijn daad.
Het communistische regime was niet blij met de zelfmoord van Palach en loog over zijn motivatie. Tsjechoslowaakse burgers eerden Palach echter als een martelaar voor de vrijheid. Op 19 januari, de dag van zijn dood, besloten zo’n 200.000 mensen hem te herdenken op het Wenceslasplein. En 24 januari, de dag van zijn begrafenis, was Tsjechoslowakije officieus een minuut stil.
Palach inspireerde tien andere studenten, die zichzelf ook in brand staken. Ze hielden hiermee de geest van het verzet levend. In 1977, acht jaar later, kreeg het verzet tegen het communisme een sterke impuls dankzij Charta ’77.
Bron: jalta.nl
Op 20 augustus 1968 hadden Russische tanks een einde gemaakt aan de Praagse Lente. Het was over met de vrijheid in Tsjechoslowakije. Het land kwam weer onder de knoet van Moskou. Veel Tsjechen, die de vrijheid hadden geproefd, bleven zich verzetten tegen de onderdrukking.
De theatrale zelfmoord van Jan Palach, uit protest tegen de communistische onderdrukking, bracht de Tsjechoslowaakse regering in verlegenheid.
De 20-jarige Jan Palach studeerde geschiedenis en politieke economie aan de Karelsuniversiteit in Praag. Hij wilde protesteren tegen de censuur en de communistische propaganda en was bereid om daarvoor met zijn leven te betalen. Het jezelf in brand steken was een politiek wapen dat boeddhistische monniken in Vietnam inzetten tegen de Amerikanen, maar Palach was ook en vooral geïnspireerd door Jan Hus, de Boheemse voorloper van Maarten Luther die zijn einde vond op de brandstapel.
Palach schreef een aantal brieven naar de regering, alvorens hij naar het Wenceslasplein vertrok om zichzelf in de brand te steken. Palach raakte zeer ernstig gewond en was voor 85% verbrand. Hij was echter nog niet meteen overleden en werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Daar overleed hij op 19 januari, drie dagen na zijn daad.
Het communistische regime was niet blij met de zelfmoord van Palach en loog over zijn motivatie. Tsjechoslowaakse burgers eerden Palach echter als een martelaar voor de vrijheid. Op 19 januari, de dag van zijn dood, besloten zo’n 200.000 mensen hem te herdenken op het Wenceslasplein. En 24 januari, de dag van zijn begrafenis, was Tsjechoslowakije officieus een minuut stil.
Palach inspireerde tien andere studenten, die zichzelf ook in brand staken. Ze hielden hiermee de geest van het verzet levend. In 1977, acht jaar later, kreeg het verzet tegen het communisme een sterke impuls dankzij Charta ’77.
Bron: jalta.nl