Pelhřimov
Donateur
Een stukje historie uit de jaren 50.
Onlangs kocht ik op een rommelmarkt een “Geïllustreerde Atlas van Europa” uit 1954 waarin plakplaatjes van de Planta margarine in geplakt kon worden.
In dit boek wordt uiteraard ook Tsjechoslowakije beschreven. Die tekst heb ik voor jullie overgetypt.
Tsjechoslowakije wordt in het westen begrensd door het Bohemer Woud, in het noorden door het (Saksische) Ertsgebergte, de Sudeten, Beskiden en Tatry, terwijl het middelste deel van de zuidgrens wordt gevormd door de Donau en zijn zijrivieren Mórava (March) en de Ipoly (Eipel).
De staat omvat twee, sterk in uiterlijk van elkander afwijkende delen, nl. Tsjechië en Slowakije.
Tsjechië bestaat uit de twee oude landschappen Bohemen en Moravië.
Bohemen ligt in het westen en behoort tot het stroomgebied van de Labe (Elbe) met zijn zijrivier de Vltava (Moldau). Het is een heuvelland.
Moravië behoort tot het stroomgebied van de Donau met haar zijrivier de Mórava (March).
Westelijk heeft het de Boheems-Moravische Hoogten, oostelijk de Witte Karpaten tot grens.
Daartussen ligt de Móravavlakte, die uit leem en stuifklei bestaat en zeer vruchtbaar is.
Slowakije, het oostelijk deel, daarentegen is grotendeels een bergland. Het hoogste gebergte is er de Hoge Tatry met de Gerlach, 2663 m. Het is een wild berglandschap met diep in de dalen liggende bergmeren, meer dan 100 stuks. Men noemt ze de Meerogen, door de klaarte, waarmee zij de helderblauwe hemel weerspiegelen. De bevolking houdt er de oude schilderachtige klederdracht in ere.
Noordelijk Slowakije behoort in het midden tot de stroomgebieden van Odra (Oder) en Wisla (Weichsel), in het zuiden gaat het overtollige water naar de vele zijrivieren van de Donau en de Tisza (Theiss).
Tsjechoslowakije’s klimaat vormt de overgang van de Westeuropese zachte winters en koele zomers naar de Oosteuropese koude winters en hete zomers. De regen wordt er door heuvels en bergen opgevangen. Dientengevolge valt in de bekkenvormige vlakten vrij weinig regen en beginnen sommige delen er al te gelijken op de Hongaarse poetsa’s. Vier à vijf maanden ligt er dik sneeuw op de bergen, vooral in Slowakije. Toch is de zomer er met tempraturen van 22 graden zó warm, dat maïs en wijndruif er rijpen.
Onlangs kocht ik op een rommelmarkt een “Geïllustreerde Atlas van Europa” uit 1954 waarin plakplaatjes van de Planta margarine in geplakt kon worden.
In dit boek wordt uiteraard ook Tsjechoslowakije beschreven. Die tekst heb ik voor jullie overgetypt.
Tsjechoslowakije wordt in het westen begrensd door het Bohemer Woud, in het noorden door het (Saksische) Ertsgebergte, de Sudeten, Beskiden en Tatry, terwijl het middelste deel van de zuidgrens wordt gevormd door de Donau en zijn zijrivieren Mórava (March) en de Ipoly (Eipel).
De staat omvat twee, sterk in uiterlijk van elkander afwijkende delen, nl. Tsjechië en Slowakije.
Tsjechië bestaat uit de twee oude landschappen Bohemen en Moravië.
Bohemen ligt in het westen en behoort tot het stroomgebied van de Labe (Elbe) met zijn zijrivier de Vltava (Moldau). Het is een heuvelland.
Moravië behoort tot het stroomgebied van de Donau met haar zijrivier de Mórava (March).
Westelijk heeft het de Boheems-Moravische Hoogten, oostelijk de Witte Karpaten tot grens.
Daartussen ligt de Móravavlakte, die uit leem en stuifklei bestaat en zeer vruchtbaar is.
Slowakije, het oostelijk deel, daarentegen is grotendeels een bergland. Het hoogste gebergte is er de Hoge Tatry met de Gerlach, 2663 m. Het is een wild berglandschap met diep in de dalen liggende bergmeren, meer dan 100 stuks. Men noemt ze de Meerogen, door de klaarte, waarmee zij de helderblauwe hemel weerspiegelen. De bevolking houdt er de oude schilderachtige klederdracht in ere.
Noordelijk Slowakije behoort in het midden tot de stroomgebieden van Odra (Oder) en Wisla (Weichsel), in het zuiden gaat het overtollige water naar de vele zijrivieren van de Donau en de Tisza (Theiss).
Tsjechoslowakije’s klimaat vormt de overgang van de Westeuropese zachte winters en koele zomers naar de Oosteuropese koude winters en hete zomers. De regen wordt er door heuvels en bergen opgevangen. Dientengevolge valt in de bekkenvormige vlakten vrij weinig regen en beginnen sommige delen er al te gelijken op de Hongaarse poetsa’s. Vier à vijf maanden ligt er dik sneeuw op de bergen, vooral in Slowakije. Toch is de zomer er met tempraturen van 22 graden zó warm, dat maïs en wijndruif er rijpen.