Zomer 2021 - twee weken regio Nový Bor

Welkom op Tsjechie.net

Het Tsjechisch Forum, in een nieuw jasje!

Dag 12 – donderdag 26 augustus 2021 – Úštěk & Litoměřice

Na de douchepartij, een berichtje naar het thuisfront (we liggen al 5 dagen achter met de verslaggeving) en het ontbijt, stappen we in de auto voor een niet al te lange rit. Dankzij de jam aan het ontbijt werd wederom een Tsjechisch woordje aan de vocabulaire toegevoegd: meruňka = abrikoos
Voor vandaag stond eigenlijk een ochtend op het kasteel van Ploskovice en een middag Litoměřice op het programma, maar omdat we door de tegenvaller in Zubrnice het kasteel al eerder deze week bezochten hebben we wat anders bedacht voor vanmorgen. We doen het voor vertrek op ons gemak en in plaats van het al bezochte Ploskovice gaan we een kijkje nemen in Úštěk en omgeving. Het middagplan blijft ongewijzigd.

Even na half elf zitten we in de auto richting zuiden. In Zahrádky komen we voor de eerste keer deze vakantie in een file te zitten. Op ongeveer 1 kilometer voor de aansluiting van de 9, waar we op rijden, met de 15 die ons richting Úštěk gaat brengen, staat het stil. Helemaal stil.
Na een paar minuten kunnen we ons een kleine 100 meter verplaatsen en vervolgens staan we weer een tijd stil. Af en toe komt er een serie tegenliggers langs en dan valt ook die stroom weer stil. Het geeft ons alle tijd eens het landschap links en rechts van de weg te bekijken. Het ziet er ondanks de bewolkte hemel mooi uit. In de verte rondom een glooiend heuvelgebied, aan de linkerkant een groot meer/natuurgebied.
Bij de aansluiting 9-15 wordt duidelijk wat het probleem is. Het lijkt erop alsof men een rotonde gaat aanleggen en om dat te kunnen doen werd een deel van de splitsing opgebroken en een ander deel afgezet. Vanuit alle drie de toevoerende hoofdwegen staat een verkeerslicht en die drie verkeerslichten gaan beurtelings op groen. Geen wonder dat we om de haverklap een heel tijdje stil stonden. Nu ja, we hebben de tijd, dus van die 20 minuten vertraging gaan we niet dood.

Tegen half twaalf parkeren we langs een wei aan de rand van het dorpje Ostré, een dorpje op het grondgebied van de gemeente Úštěk. Aan de andere kant van het dorp bevindt zich een calvarieberg met bovenop twee kapelletjes. Gisteravond ontdekt op mapy.cz 😉. Met allebei een aparte naam: Povýšení svatého Kříže en Nalezení svatého Kříže, respectievelijk het vinden en de verheerlijking van het heilige Kruis.
Bovenop de vrijstaande heuvel die vanuit de wijde omtrek zichtbaar is, zien we inderdaad twee identieke kapellen, met ertussen een iets naar achter gelegen gebouwtje waarin zich het heilig graf bevindt. Bij een blik op de kaart realiseren we ons dat we dankzij dit soort bedevaartsoorden er ongemerkt nog twee woordjes Tsjechisch bij hebben geleerd die we inmiddels kunnen dromen: Boží hrob = heilig graf. Het geheel werd door Jezuïeten gebouwd tussen 1703 en 1707, naar een ontwerp van de Italiaanse architect Broggio. Vanaf de rand van het dorp leidt een onverhard steil pad langs de verschillende staties naar boven. Enigszins buiten adem komen we daar na de flinke kuitenbijter aan. Er staan enkele aangetaste barokke beeldhouwwerken, waarvan een er zelfs zijn hoofd kwijt is. Ook de toestand van de trap naar boven laat te wensen over. Het gras groeit aan weerszijden in de hoeken en met name op de bovenste treden moet je hier en daar uitkijken voor gladheid en onregelmatige randen. In een van de muren is het jaar 1928 ingekrast, vergezeld door de tekst “renov”. Het schijnt dat er een comité is opgericht om zo voor en na een en ander hier nogmaals te renoveren, hetgeen inderdaad hard nodig is. Ergens op een site lazen we dat een bezoeker opmerkte dat het hem pijn deed dat Tsjechië niet in staat was om dit soort monumenten op te knappen; “de Duitsers verloren weliswaar de oorlog, maar niet de ziel van hun land”.

full

deze is iets kwijtgeraakt ...

full

uitzicht vanaf de trappen​

Er valt wat miezelregen naar beneden en de wind maakt het af en toe een beetje guur. Gelukkig is in de linker kapel de deur open en worden we binnen een heel stuk beter beschut voor de weersomstandigheden. Binnen wordt ook duidelijk waar de opmerking over het verliezen van de ziel van het land vandaan komt. Er is een kleine fototentoonstelling waarin een achttal kerken worden getoond, al dan niet als ruïne of in afgebroken toestand. Stuk voor stuk zijn het, aan de oorspronkelijke bouw te oordelen, kleine pareltjes geweest. En stuk voor stuk betreft het oorden in voormalig Sudetenland die door de tand des tijds zodanig aangetast werden dat ze afgebroken of opgeblazen zijn. Een bewust besluit dat in gang werd gezet toen begin jaren 70 er geen overheidsgeld meer besteed werd aan bouwprojecten rondom kerken. In 1973 kwam daar dan nog eens het besluit tot afschaffing van de monumentale status bovenop, waarna in 1974 gestart werd met de systematische sloop van soms eeuwenoude kerken op bevel van het communistische regime.

full

1975: de Bartholomeuskerk in Rychnov wordt opgeblazen​

Als we de foto’s bekeken hebben, gelukkig met begeleidende teksten in zowel het Tsjechisch als het Duits, is buiten de ergste regen over. Van hierboven hebben we een fantastisch uitzicht over de omgeving. Het plateau waarop we staan bevindt zich 398 meter boven zeeniveau, terwijl het omliggende terrein in vrijwel iedere richting tot minder dan 250 meter daalt.
Even verderop zien we Úštěk met daar schuin achter een groot meer en daar weer achter de top van de Sedlo (726m) die zich al op een afstand van 9 km bevindt. We puzzelen nog wat op de kaart maar de heuvel die we het verst weg nog net kunnen ontwaren kunnen we niet plaatsen. Het zal op zijn minst een kilometer of 20 van hier zijn.

full

Úštěk met rechts ervan het Chmelař-meer en daar weer achter de Sedlo​

Als we de trap aflopen vinden we in een hoekje van de balustrade alweer een #kaminky, ditmaal eentje die getuige zijn postcode in Mesní Louka werd losgelaten. We nemen hem mee om elders, misschien wel in Nederland, verder te laten reizen. We vatten het idee op om na de vakantie ook maar eens wat acrylverf in te slaan en zelf wat steentjes te gaan beschilderen. Kunnen we die volgend jaar in Tsjechië weer op reis sturen 😊

Als we de calvarieheuvel aflopen wordt de regenval langzaam minder en als we bij de auto terug zijn lukt het de zon zowaar hier en daar door de wolken te breken. Er blijven echter van tijd tot tijd grijze wolken aan de horizon opdoemen, dus of we het vanmiddag droog weten te houden valt nog te bezien.

We zitten net 15 seconden in de auto en jawel, daar vallen de eerste druppels alweer. Binnen een minuut is het ook weer over. Gelukkig maar. Van Ostré tot Úštěk is het net 2 km. Op de eerste honderden meters na hoeft het gaspedaal niet ingedrukt te worden. De auto rolt vanzelf de heuvel af. Pas in Úštěk moet er nog even gas gegeven worden omdat het daar weer omhoog loopt tot op het centrale plein. Op dat plein vinden we nog een vrij plekje achterom de Petrus & Paulus kerk.
Úštěk (bijna 3000 inwoners) is een dorp dat in de 11e eeuw gesticht werd op een langgerekte zandstenen heuvel en in 1361 stadsrechten verkreeg. Aan het centrale plein liggen een aantal laatgotische herenhuizen. Mede daardoor heeft het centrum een beschermde monumentale status en figureert het in menig film als middeleeuwse achtergrond. De paar winkels die rondom het centrale plein en de hoofdstraat liggen hebben middagpauze. De kerkdeuren zijn wel open, maar het interieur blijft beperkt tot een blik van achter het hekwerk. We slenteren eens wat rond het centrum, belanden in een zijsteegje en zien een merkwaardig fenomeen bij een van de huizen. Op de eerste verdieping liggen achter het raam stapels en stapels met rollen wc- en keukenpapier. Een verdieping hoger lijkt een ander depot gehuisvest; daar zijn twee kleinere raampjes, met erachter niets als kleine pakketjes in bruin pakpapier. Voor de voordeur staat een kartonnen doos met enveloppen en enveloppe achtige pakketjes. Het lijkt wel een woonhuis dat omgeturnd is tot pakhuis. Aan onderhoud wordt er in ieder geval weinig gedaan. Het pleisterwerk heeft op enkele plekken losgelaten waardoor de onderliggende bakstenen muur zichtbaar is.

full

Centrale plein met de vrijstaande Petrus en Paulus kerk

full

met een mooi interieur

full

aan de oostelijke kant van het centrale plein is goed te zien dat de stad zelf op een heuvel gebouwd is;
in de verte torent de Calvarieberg van Ostré ver boven de omgeving uit
Aan de westkant van het plein komen we langs de restanten van de Západní brána (Westelijke poort). De stad bezat ten tijde van de middeleeuwen twee stadspoorten waarvan dit er een was. Het grootste deel van de poort, die deel uitmaakte van de stadsomwalling, werd vanwege zijn slechte staat in 1830 afgebroken. Ernaast liggen een aantal huizen met gotische arcaden. Ooit was de benedenverdieping van steen en de bovenverdieping van hout met houten dakspanen. Nadat een deel van de huizen aan het stadsplein tijdens een brand in 1765 verloren ging, besloot men bij de wederopbouw ook voor de bovenverdiepingen steen te gebruiken. Allen het spitse dak bleef nadien nog van hout. In nog vroeger tijden was het de gewoonte om alleen maar de kelder van steen te bouwen en de rest van het huis helemaal van hout. De doorgaande weg van Litoměřice naar Česká Lípa liep ooit langs deze huizen en over het centrale plein, maar toen men het in 1980 tot beschermd stadsgezicht uitriep (het kleinste van Tsjechië) werd er een nieuw stuk weg om het centrum aangelegd.

full

huizenbouw in gotiek stijl, alleen de bovenste verdieping is tegenwoordig nog van hout​

We lopen verder westwaarts en bereiken de synagoge die samen met het ernaast liggen huis van de rabbijn als onderdeel van het regionaal Joods museum te bezichtigen zijn. De uit 1794 stammende synagoge werd in 1851 herbouwd en uitgebreid. Ze werd voor religieuze doeleinden gebruikt tot de tweede wereldoorlog en raakte daarna in verval. Ze werd zelfs op de lijst met te slopen gebouwen geplaatst maar uiteindelijk ontfermde een Joodse federatie zich er in 1993 over. In twee langere periodes werd ze gerenoveerd en sinds 2014 is de synagoge weer toegankelijk voor het publiek.
Het interieur wordt gesierd door neorenaissance en Moorse motieven. Op de bovenverdieping heerst een aparte sfeer door het door de deels gekleurde ramen binnenvallend licht.
Als extraatje worden we getrakteerd op een tentoonstelling van een lokale kunstenares. Ze heeft zich gespecialiseerd in het maken van sierraden van verschillende gerecyclede materialen, maar wat ons vooral treft zijn haar ingelijste collages van vlindervleugels.

full

interieur van de synagoge in pano-blik

full

met een tentoonstelling van vlindervleugel collages​

In het huis van de rabbijn is een tentoonstelling over Joodse scholen in het Boheemse land. Zowel in de kelder van de synagoge als in het huis van de rabbijn is de Joodse school van Úštěk gevestigd geweest. We zien er hoe de rabbijn er gewoond heeft, er is een mini klaslokaaltje ingericht en er is een verzameling lesmateriaal te zien. In de kelder wordt een filmpje vertoond over de Joodse gemeenschap en zijn er fundamenten te zien van de oorspronkelijke middeleeuwse huizen die hier gestaan hebben.
Klein maar fijn, dit museum.

We wandelen terug naar het plein, nemen plaats in de auto voor een kort ritje en twintig minuten later lopen we al aan de rand van het centrum van Litoměřice. De maag knort een beetje, maar daar weten we wel raad mee: het terras van “Káva s parou”, letterlijk “koffie met stoom”.
Een alleraardigste kávarna die gehuisvest is in een voormalig stationsgebouw. Geheel in stijl, met stoomlocomotief en modelspoorbaan in de tuin. Zelfs de voeten van de terrastafeltjes bestaan uit stukken spoorrails.
Latte macchiato, een heerlijk bosbessengebakje, een aangenaam briesje en van tijd tot tijd een halfblauwe hemel. Genieten puur.
Omdat het zo mooi is en we tijd genoeg hebben bestellen we nog een tweede latte.

full

koffie met stoom, een toepasselijke naam als je uitzicht hebt op deze Krauss-locomotief uit 1897 die ooit in de suikerfabriek dienst deed​

Vlakbij de koffie met stoom nemen we kort een kijkje in de Kostel Zvěstování Panny Marie. Diensten zijn er niet meer in deze kerk. De bankjes zijn eruit gehaald en hun plaats wordt ingenomen door beeldhouwwerken van steeds wisselende kunstenaars.

Het is al drie uur door als we op het centrale plein aankomen. Dat is deels afgezet met dranghekken voor een of andere sportwedstrijd. In een van de gebouwen aan het plein is de diocesane afdeling van de Noord-Boheemse galerie voor schone kunsten gevestigd dat we bezoeken, maar waar we snel uitgekeken zijn. Eigenlijk hadden we graag in het oude raadhuis een andere afdeling van het museum willen zien, maar dat is voor renovatie enige tijd gesloten.
Dat raadhuis is trouwens een prachtig gebouw. Een witte strakke gevel opgetrokken in wat men hier de Saksische Renaissance noemt. Aan het plein nog meer mooie huizen.

full

het oude raadhuis

full

barokke beelden van Braun's dwergen in het museum

full

Dům U Černého Orla (links, zwart-witte sgraffito) en Dům Kalich (rechts met de toren)
Meest opvallend is “Dům Kalich“, het huis met de kelk. Boven op dit 16e -eeuwse laatgotische herenhuis bevindt zich een bekervormige toren met uitkijkterras. Tegenwoordig is er het stadskantoor van Litoměřice in gevestigd en kan de toren gedurende speciale rondleidingen bezocht worden.
Even verderop ligt het Dům U Černého Orla, het huis van de zwarte adelaar. Dit huis werd in de 14e eeuw als gotisch gebouw gesticht en tussen 1560 en 1564 herbouwd in Italiaanse renaissance stijl. Het huis wordt gezien als één van de eerste hotels in Europa, alhoewel het in de loop der tijden ook dienst heeft gedaan als familiehuis, ridderwoning, kledingwinkel en fabriek. In de jaren 50 werd tijdens restauratiewerkzaamheden sgraffito uit de renaissancetijd ontdekt. De rond 1660 aangebrachte grotendeels bijbelse versieringen werden in ere hersteld en verlenen het huis een prachtige uitstraling. Op een binnenplaats achterom het huis bevindt zich een standbeeld van de dichter Karel Hynek Mácha waar we op weg naar de “koffie met stoom” toevallig al langs gelopen zijn. De arme man stierf ten gevolge van een longontsteking in 1836, één dag voordat hij zou gaan trouwen, nauwelijks 26 jaar oud en werd begraven in een bedelaarsgraf in Litoměřice.
Pas in 1939 kreeg hij de erkenning die hij verdiende. Zijn lichaam werd herbegraven op Vyšehrad in Praag, er werd een postzegel met zijn beeltenis uitgegeven en zijn werken raakten opnieuw in de belangstelling als gevolg van het opkomend nationalisme.

full

een onfortuinlijk en veel te vroeg einde​

In een hoekje van het stadsplein staat een tweezijdig beschrijfbaar krijtbord. Met daarbij een bakje met krijtjes waarmee mensen boodschappen op het bord hebben geschreven.
“Než umřu, prál bych si...”
We hebben geen Google Translate nodig om te begrijpen wat de opdracht bij het bord is.
Het staat er in het Engels onder 😉
“Before I die, I want to…”.

De actie is er om aandacht te vestigen op het twintigjarig bestaan van het St. Stephan Hospice.
We lezen een paar opmerkingen die voorbijgangers als wens erop hebben geschreven:
- “procestovat alespoň 99 zemí“ (op zijn minst door 99 landen reizen)
- “ být šťastný a zdravý“ (gelukkig en gezond zijn)
- “ užít si život na 100%“ (100% van het leven genieten)
- “ mít skvělou holuba“ (een grote duif hebben)
- „být muz“ (een man zijn), aangevuld met een PS5 en zmrzlinu (ijsjes)

En waarschijnklijk van een Engelstalige toerist: “live life to the fullest“ (het maximum uit het leven halen)

Maar helaas heeft er ook iemand aan toe menen te moeten voegen:
“ bilou evropu, zima je za chvili“ (een wit Europa, de winter is juist om de hoek), waar dan nog iemand in een ander handschrift met een pijltje “pravda“ (de waarheid) aan toe heeft gevoegd.
En zo zie je, als je wat verder kijkt dan je eigen neus langs is, dat ook dit prachtige land een aantal minder prachtige aspecten kent.

Na het bekijken van de kreten op het bord nemen we naast het witte raadhuis een kijkje in de Allerheiligenkerk. Een van oorsprong Romaanse kerk uit de 12 eeuw die in de 16e eeuw in Gotische en in de 18e eeuw tot Barokstijl omgebouwd werd. Het 18e eeuwse hoofdaltaar is in rococo stijl vormgegeven. Omdat het buitenpleiserwerk in eenvoudig wit is, wordt deze kerk in de volksmond ook wel de witte kerk genoemd. Enkele van de kapelnissen in de kerk zijn rond 1700 gebouwd door Broggio, dezelfde architect van de kapellen op de calvarieberg in Ostré. Zowel vader Broggio als zoon Broggio werden begraven in deze kerk onder de kansel.

full

interieur van de Allerheiligenkerk

full

Postgebouw uit 1897-1899​

Het is nog net geen 17 uur als we langs de Tescoma komen. Daar weet vrouwlief nog vier vormpjes voor rozetwafeltjes te scoren. Na 17 uur is een groot deel van de musea en winkels gesloten, maar we hebben nog een korte stop even buiten Litoměřice gepland.
Daar ligt het voormalige uit WOII stammende “Krematorium Richard”.
Een dikke kilometer verderop was ten tijde van de Duitse bezetting het kamp Richard gevestigd, een buitenkamp van KZ Flossenburg. De gevangenen van kamp Richard werden als dwangarbeiders ingezet in een ondergrondse kalkmijn waar producten voor de oorlogsindustrie vervaardigd werden. De Duitsers kozen, net als elders in Europa, voor ondergrondse fabrieken omdat de productie dan niet in gevaar zou komen door geallieerde bombardementen. In Richard I werden onderdelen voor tankmotoren gemaakt, in Richard II werden producten gemaakt voor de uit Berlijn afkomstige firma Osram. Velen van de dwangarbeiders lieten het leven gedurende het lichamelijk zware werk. Op een gegeven moment stierf zelfs een op iedere vier, hetgeen nog verergerd werd in de winter van ‘44 als gevolg van een tyfus epidemie.
In het begin werden de lijken getransporteerd naar de kampen van Ústí nad Labem en Terezín, maar al snel was de capaciteit van de daar gevestigde crematoria ontoereikend door het alsmaar stijgend aantal doden. In het voorjaar van 1945 kwam een SS-commandant op het idee de reeds bestaande bakstenenfabriek van Litoměřice deels om te bouwen tot crematorium. Beide werkkampen waren nauwelijks meer dan 1 km van de fabriek verwijderd. Vanuit het crematorium werd een ondergrondse tunnel richting de schoorsteen aangelegd waardoor de crematoriumrook vermengd werd met de toch al door de bakstenenfabriek geproduceerde rook. Daardoor en doordat de al aanwezige fabrieksschoorsteen behoorlijk hoog was zou men in de omgeving geen geur van verbrande lijken kunnen waarnemen en was de fabriek de ideale camouflage voor het crematorium.
Uiteindelijk kwam het crematorium pas begin april 1945 gereed, maar toch werden hier in de laatste maand van de oorlog zo’n kleine 500 lijken gecremeerd.

full

Krematorium Richard (rechts) met de schoorsteen van de bakstenenfabriek​

Als we, onder de indruk van de historische gebeurtenissen, het terrein van het crematorium verlaten, rijden we in eerste instantie de verkeerde kant op. Na een paar honderd meter zien we schuin links in de bosjes een ruïne. We zetten de auto aan de kant en ondergetekende gaat kort op verkenning uit. Als ik de eerste foto’s van het pand maak, dat zo te zien ooit een flink huis moet zijn geweest, staat er plots een loslopende bouvier naast me. Even later komt zijn baasje ook erbij.
Goed verstaanbaar Duits spreekt hij niet, laat staan Engels, maar met veel handen en voeten weet hij me duidelijk te maken dat ik me bij interesse voor aankoop van het pand bij een of andere Zwitserse firma mag melden. En dat ik niet de eerste ben die geïnteresseerd is in het pand.
Nou nee.
Ik kan me niet voorstellen dat iemand hier nog iets van kan of wil maken, maar kennelijk denkt menigeen daar anders over. Omdat tussen bouvierbaasje en mij een behoorlijke taalkloof gaapt heeft het weinig nut een gesprek aan te knopen. Hij gaat verder de hond uitlaten, ik neem links en rechts nog wat foto’s.
Het pand blijkt, zo ervaar ik na wat speurwerk op het web, een neogotieke villa te zijn, gebouwd in de 19e eeuw, voor de van oorsprong Duitse familie Pfaff, in het Tsjechisch omgeturnd tot Fafák. Het moet een rijke familie geweest zijn. Achterom in de tuin heeft men zowaar een zwembad laten aanleggen, maar gezien de betonnen vloer lijkt me dat eerder een vernieuwing uit de tijd van in of na de oorlog.
Volgens enkele bronnen zou gedurende de oorlog hier het hoofdkantoor van de SS-Führungsstab B5 gevestigd zijn geweest. Deze staf voerde het commando over beide Richard kampen die enkele honderden meters verderop aan de andere kant van de weg liggen. Historische documenten wijzen er echter op dat het SS-commando gewoon direct naast de ingang van het kamp gevestigd was, hetgeen tevens bevestigd lijkt te worden door het feit dat de familie Pfaff/Fafák ook na afloop nog eigenaar van de woning was en door het ontbreken van foto’s uit de oorlogstijd waar de villa op staat.

full

oprijlaan van de villa Pfaffenhof

full

kijk uit voor zwakke vloeren of vallende dak-onderdelen​

Een aantal Pfaff’s, inclusief de laatste bewoonster liggen overigens op de begraafplaats van Litoměřice in het familiegraf. Van enige uitzetting of verdrijving van de familie na de oorlog lijkt geen sprake.
Tot de jaren 90 werd de villa bewoond door diverse gezinnen waarna men een poging tot renovatie gestart is, die waarschijnlijk wegens geldgebrek gestaakt werd. Sindsdien is het verval ingetreden en neemt de natuur de boel langzaam over.
Ik maak nog wat foto’s van de buitenkant van de villa. Normaal ben ik nieuwsgierig genoeg om dergelijke gebouwen ook eens van binnen te bekijken, maar zowel de vloeren als het (open) dak zien er zo gammel uit dat ik dat niet riskeer.

Terug bij de auto is het nog een uur rijden tot we terug zijn in het pension. Omdat we wat afwisseling zoeken in de route terug, nemen we een omweg langs de Elbe. Hoeven we tenminste niet dezelfde route te rijden als op de heenweg.
Het weer is inmiddels flink omgeslagen. Vanaf de villa Pfaffenhof rijden we vrijwel het hele stuk in de regen.
Na een lekkere maaltijd, met tatarská omáčka bij de frietjes, kijken we op YouTube nog een kort filmpje van Kretk en vallen niet veel later de oogjes toe.
Morgen is weer een nieuwe dag.
Dan is er opnieuw regenachtig weer voorspeld en gaan we wat kleine dingetjes in de buurt bekijken.
Na shledanou !
 
Nadat een deel van de huizen aan het stadsplein tijdens een brand in 1765 verloren ging, besloot men bij de wederopbouw ook voor de bovenverdiepingen steen te gebruiken. Allen het spitse dak bleef nadien nog van hout
@Leo Jammer dat je niet even om de hoek gelopen bent, de achterkant van deze huisjes zijn nog wel degelijk uit hout, men noemt ze vogelhuisjes. De Ptačí domky of vogelhuisjes zouden in het midden van de 19e eeuw gebouwd zijn door Italiaanse arbeiders die in Úštěk een spoorweg aanlegden. Dit zijn houten bijgebouwen op een rotswand die op vogelnesten lijken. De bijgebouwen zijn verbonden met kelders en gangen uitgehouwen in zandsteenrots.

We hadden hier zelf waarschijnlijk ook geen erg in gehad, maar we hadden dit als tip gekregen van onze Tsjechische vrienden, en hebben er dus bewust naar gezocht! ;)

 
Laatst bewerkt:
@Leo Het is jammer dat je dit gemist hebt, maar daarentegen heb je weer vele andere interessante zaken gezien waar ik het bestaan niet eens van kende.
En dan is het leuk dat je elkaar die pareltjes kan aanraden op dit forum, zodat iedereen die weet te vinden.
Je verslag is trouwens leuk geschreven, en leest aangenaam. De prachtige foto's maken het verhaal compleet! :toppie:
 
@Leo ...
En dan is het leuk dat je elkaar die pareltjes kan aanraden op dit forum, zodat iedereen die weet te vinden.
...:toppie:
Dat is inderdaad een van de redenen waarom ik ooit lid ben geworden.
Er is veel te vinden en te lezen over Tsjechië, toeristische zaken, vakantieverhalen en nieuws.
En zo hoop ik dat anderen ook weer wat aan mijn verhalen hebben.
Het wordt hier langzaam een dependance van het Tsjechisch bureau voor toerisme ;-)
 
Dag 13 – vrijdag 27 augustus 2021 – kleine dingetjes in de buurt

Bij het ontwaken werpen we een blik uit het raam en zien wat we gisteren al vreesden: de stoelen op het terras achterom zijn opgeklapt en de tegels glimmen van nattigheid.
Een blik op de inmiddels bijgestelde weersvoorspelling belooft niet veel goeds. Was er gisteren nog een sprankje hoop op een paar droge periodes, vandaag is die hoop naar de haaien. Regen, regen en nog eens regen. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.

full

hier moeten we het vandaag mee doen​

Grote plannen waarbij goed weer vereist is hadden we (gelukkig) vandaag niet. Het idee was een aantal kleine dingen in de buurt te bezoeken waar we eerder deze twee weken nog niet aan toegekomen waren. Maar een beetje zon is natuurlijk altijd prettiger dan regenweer.
Nu ja, het is niet anders.
Na het ontbijt vertrekken we derhalve, met paraplu, voor de volgende vijf stops:
1. Duty kámen (Cvikov)
2. Trpasličí skála (Rynartice)
3. Památník letecké havárie letounu DC-9 (Srbská kamenice)
4. Podzemní sklady PHM Jánská (Janská)
5. Bývalý koncentrační tábor Rabštejn (Janská)

Na een ritje van 12 km parkeren we de auto langs een veldweg parallel aan de E442 / 13 waar we eerst even vijf minuutjes in de auto wachten tot een heftige bui voorbij is. Doordat de ventilatie in de auto uitstaat beslaan de ramen binnen enkele tellen zodanig dat we plots in een wel heel erg kleine wereld lijken te leven. Zicht minder dan 1 meter 😉
Als we uitstappen miezert het nog wat. Genoeg om kletsnat te worden.
We lopen ongeveer 300 meter parallel aan de E442 over de inmiddels onverharde veldweg verder richting een langwerpige beboste bult. De bult is ongeveer 600 meter lang, verheft zich ongeveer 30 meter boven de omliggende weiden en staat haaks op de E442. Oorspronkelijk heette de bult “Körner’s hoogte”, genoemd naar de Duitse dichter en soldaat Theodor Körner (1791-1813). Vroeger werden hier zandstenen blokken gewonnen ten behoeve van de huizenbouw. Körner’s hoogte verkreeg zijn naam nadat een beeltenis van Körner 100 jaar na diens dood door de plaatselijke bergvereniging in de rotsen uitgehouwen werd. Het was diezelfde vereniging die verantwoordelijk was voor de Skála smrti waar we eerder deze week al waren. Sinds 1955 is het een beschermd gebied en in 1963 werd 0,25 hectare van dit gebied uitgeroepen tot beschermd natuurmonument. Het wordt op het informatiebord omschreven als “een voorbeeld van de transformatie van zandsteen uit het Boven-Krijt in contact met stollingsgesteente, met als resultaat een zeldzame zuilvormige en plaatachtige scheiding van die zandsteen”. Wat we ons daarbij moeten voorstellen zien we uiteindelijk pas goed aan het einde van de bult.
Aan het begin mogen we eerst langs een huisje in aanbouw dat bewaakt wordt door een onzichtbare vervaarlijk blaffende hond. Wat het voor iets is weten we niet, maar het klinkt alsof ze goed kunnen bijten…

full

Hier blaft den hond...
Vervolgens slingert het steeds smaller worden pad zich tussen de dennenbomen langzaam omhoog totdat we de eerste rotsen te zien krijgen. In een van die rotsen is een soort stenen bank uitgehouwen met de naam “Karolina’s rust”. De bank is gesierd met een kroon met eronder een woord dat we door de regen en het mos niet goed kunnen lezen. Vanaf hier krijg je -in flarden als gevolg van de inmiddels flink gegroeide bomen- inderdaad de indruk alsof je over een langgerekte bult heenloopt. Het overgrote deel van het mogelijke uitzicht wordt gehinderd door de dennenbomen, iets dat in de winter hier helaas niet anders zal zijn. Loofbomen staan er nauwelijks.
Niet veel verderop zien we wat bedoeld wordt met de tekst op het infobord over gestold magma, zandsteen en basalt. Een serie waaiervormige basalten orgelpijpen wordt deels bedenkt door de oorspronkelijke zandsteen die niet gesmolten is.
Vlak bij het orgel zien we een zandstenen wand waar men, op hoogte, een buste van Theodor Körner heeft gemaakt. De buste vormt het centrum van een cirkelvormige lauwerkrans waarin een lier (dichter) en een zwaard (strijder) verwerkt is.
Körner stierf op tweeëntwintigjarige leeftijd in 1813, nadat hij getroffen werd door een kogel van een schutter uit zijn eigen leger, in een van de vele slagen gedurende van de Napoleontische oorlogen. Het verhaal gaat dat hij de avond ervoor voor zijn kameraden nog een nieuw geschreven gedicht (Schwertlied) ten gehore hebben gebracht. Een jaar na zijn dood heeft de componist Carl Maria von Weber het gedicht voorzien van muziek voor een koor. In 1815 werd dat nogmaals gedaan, ditmaal voor koor, bariton en piano door Franz Schubert.

full

full

Körner met lauwerkrans, lier en zwaard

full

magma treft zandsteen​

Als we bijna aan het einde van de bult zijn lijkt het pad plotseling te eindigen. Dan zien we dat er een smal trapje in de rotsen is uitgehouwen en direct erna weer een net zo smal trapje weer naar boven leidt.
We komen op een uitkijkrots (met tegenwoordig vrij weinig uitkijk) genaamd Široký kámen, waarop een achthoekige stenen tafel met een bank staat. Op de bovenkant van de tafel bevond zich volgens het begeleidend infobord oorspronkelijk een astronomisch-geografisch oriëntatiebord en een zonnewijzer, waarvan tot op de dag van vandaag een wijzerplaat met een verzonken punt die een schaduw werpt, bewaard is gebleven. De richtingen van de belangrijkste Europese steden en hun afstand in kilometers zijn aangegeven op de cirkel. Dit is dus dè Duty kámen. Letterlijk betekent het “holle steen”.
Alhoewel je vanaf Duty kámen deels een mooi uitzicht hebt vinden we uiteindelijk het avontuurlijke bospad, de rotsen, het waaier-orgel en de buste van Körner mooier dan deze afgebrokkelde achthoekige stenen tafel. Of zoals men in het Duits zegt: “Der Weg ist das Ziel”. Het zal hier in vroeger tijden met vrij uitzicht rondom beslist mooier zijn geweest.

full

ooit een zonnewijzer, maar er is tegenwoordig niet veel leesbaars meer van over

full

uitzicht op Cvikov met daarachter de huisberg van Nový Bor: Klíč (759m)
In een poging een andere terugweg te nemen, zoeken we ons een weg schuin onder de bult in plaats van erboven over. Dat komt ons duur te staan. De glibberige helling onder langs het rotspad is niet echt makkelijk te bewandelen en op een gegeven moment komen we zelfs niet verder als gevolg van een stenen blok dat onze weg blokkeert. Met veel moeite kruipen we naar boven om weer op hetzelfde pad als de heen weg te komen. Pech gehad.
Aan het einde volgt weer het vervaarlijk geblaf en gegrom van de onzichtbare hond bij het huisje in aanbouw en na ruim een uur avontuur zijn we terug aan de auto. Die staat op een provisorische parkeerplaats (met P-bord) die eigenlijk gewoon bestaat uit een hap asfalt aan de rand van het weiland. Er waren ooit plannen voor een grotere parking, maar die werden afgeblazen door de gemeente als gevolg van geldgebrek. Om te voorkomen dat men de auto stalt langs de doorgaande E442 heeft men daarom voor dit stukje parking aan de parallelweg gekozen.
Het schijnt hier ooit een officiële stortplaats te zijn geweest. Met een waarschuwingsbord dat op illegaal storten van afval hier tegenwoordig 50.000 kroon boete staat, heeft men daar ook formeel een einde aan gemaakt.

De paraplu’s gaan half opengeklapt in de kofferbak en we zetten koers richting Rynartice. Het is tegen half een als we daar de auto langs de weg parkeren en richting Trpasličí skála (de dwergen rots) lopen. Door menig toerist (en ook op sommige websites) wordt deze plek betiteld als een rots waar het sprookje van Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen uit zijn gehouwen. Sneeuwwitje zal men hier echter vergeefs zoeken, het heeft niets te maken met het sprookje van de gebroeders Grimm.

Langs de weg van Rynartice naar Jetřichovice, hakten een aantal lokale boeren/beeldhouwers gedurende de 19e eeuw een trap en een aantal figuren uit de rotsen. Alhoewel de meeste bronnen en ook het plaatselijke infobord melden dat vader en zoon Eduard en Ernst Vater rond 1870 de makers zijn geweest, zou volgens anderen ene Ernest Wahr rond 1833 de eerste zijn geweest die hier met hamer en beitel aan de slag is geweest en hebben de Vaters de boel nadien verfraaid.
Het bord ter plaatse meldt slechts de namen Eduard en Ernst Vater, wellicht zijn Ernest Wahr en Ernst Vater dezelfde persoon en hebben de geschiedschrijvers achternamen verbasterd en vader en zoon verwisseld? Anyway, zoveel bronnen, zoveel tegenspraken.

full

we houden het bord even uit de regen​

Jarenlang was de plek alleen lokaal bekend. Eind jaren tachtig werd de boel opgeknapt, ontdaan van mos, voorzien van enkele leuningen langs de trap en kregen de figuren een nieuw likje verf. Sindsdien stopt menig voorbijganger er om een kijkje te nemen bij de dwergen.
Wij vandaag dus ook 😉

Door de regen moeten we goed uitkijken bij de trappen. Ze zijn spekglad. Gelukkig kunnen we ons hier en daar aan een leuning vasthouden. Direct onder aan de trap zien we schuin boven ons al de eerste kabouter. Dit lijkt alleen een gezicht zonder geverfd lijf eraan. Hij ziet er wel geinig uit. Doel is ze alle zeven te spotten. Er zijn een paar vertakkingen in het pad, maar echt verkeerd lopen kun je hier niet. Enkele meters verder spotten we nummer twee. Deze heeft wel meer dan een gezicht. Wat heet, het lijf zit zo dubbelgevouwen dat het lijkt alsof ie een grote behoefte aan het doen is.
Nummer drie zit op handen en knieën naast de trap alsof hij ons wil zeggen: “kijk uit, voordat je het weet glijdt je uit. Je kunt beter omhooggaan zoals mij!”
Nummer vier zit daar weer direct naast en wijst naar boven: “daar moet je verder.”
Figuur vijf is geen kabouter, maar een vrouwengezicht.

full

drie kabouters en een vrouw (rechtsonder)​

Dat zit zo.
Zoals gezegd gaat het hier niet over Sneeuwwitje en de Zeven Dwergen, maar over een plaatselijke legende die verhaalt van de arme dakloze mevrouw Rietschelové. Zij verdiende de kost met de verkoop van hout dat ze in het bos verzamelde. In de zomer woonde ze in een ravijn onder een afdak met de (Duitse) naam Rietschelweibstube. In de winter gaf ze haar gespaarde geld uit om bij barmhartige buurtgenoten een verwarmde verblijfsruimte te kunnen betalen.
Op zekere dag kwam mevrouw Rietschelové in een heftige storm terecht. Toen ze onder haar afdak wilde schuilen viel ze en kwam klem te zitten tussen de rotsen.
Plots verdwenen er zeven kleine mannetjes met puntmutsen in het ravijn, hielpen Rietschelové zich te bevrijden en droegen haar naar de schuilplaats. Ze lieten ook zeven munten op de rots achter zodat mevrouw Rietschelové in vrede oud kon worden.

Even verderop zien we een vijfde kabouter die ons zittend vanaf een uitgehouwen bankje argwanend aankijkt. Nummer zes zit om de bocht in een erg ontspannen houding met een vriendelijke glimlach en nummer zeven zit weer een stukje verderop de studiebol uit te hangen, want lezend in een boek.
Allemaal gevonden !

Als we een nog niet verkend stukje in lopen zien we nog een verrassing. De schuilhut !
In de rots is een rechthoekige nis uitgekapt.
Het afdak van Rietschelové?
Alhoewel er ook verhalen zijn dat de beeldhouwers hier hun bier koel hielden.

full

bierkelder of schuilkelder ?​

Een leuk plekje, zeker ook voor kinderen.
In verband met de gladheid bij voorkeur te bezoeken op een dag zonder regen.
En met kleine kinderen: kijk uit, want een ongelukje is zo gebeurd.

Deze twee kinderen wandelen ondanks de regen opgetogen terug naar de auto en gaan op zoek naar het volgende doel: een monument voor vlucht JAT 367 op de weg tussen Srbská Kamenice en Nová Oleška. Met een wonderbaarlijke achtergrondgeschiedenis die het tot het Guinness Book of World Records schopte.

Op 26 januari 1972, om 17:01 uur, stortte een DC-9 van de Joegoslavische luchtvaartmaatschappij op de route Stockholm - Kopenhagen - Zagreb - Belgrado (JAT-vlucht 367) neer tussen Nova Oleška en Srbská Kamenice. Van de 28 mensen aan boord van het vliegtuig overleefde alleen de toen 22-jarige stewardess Vesna Vulovičová de explosie en de daaropvolgende val van een hoogte van 10.050 m. Vesna was toen nog geen 8 maanden aan het werk voor JAT.
Onderzoek wees uit dat een bomkoffer, aan boord geplaatst door de Kroatische fascistische organisatie Ustaša, de oorzaak voor de explosie was. Er is echter nooit iemand daadwerkelijk gearresteerd of schuldig bevonden voor de aanslag.

Op het moment van de explosie bevond stewardess Vesna zich waarschijnlijk in het staartgedeelte van de romp, alhoewel de plaatselijke boswachter die haar na haar val vond, verklaarde dat hij haar in het middengedeelte van de romp gevonden zou hebben. Als gevolg van de val vanaf een hoogte van 10.050 meter liep Vesna een schedelbreuk op, brak ze beide benen en drie wervels en raakte ze vanaf haar middel verlamd. In eerste instantie werd ze verzorgd in Česká Kamenice, maar later werd ze overgebracht naar een militair hospitaal in Praag. Na een aantal operaties kreeg ze eerst het gevoel in haar benen weer terug en niet veel later kon ze weer voorzichtig lopen, geheel tegen de verwachtingen van de artsen in.
Dit herstel werd gezien als zijnde een succes van het voortreffelijke Tsjechoslowaakse gezondheidszorgsysteem. Vesna keerde in maart 1972 terug naar Joegoslavië. Ze bleef werken voor JAT, de Joegoslavische luchtvaartmaatschappij, maar mocht van haar werkgever niet meer als stewardess aan de slag. Men verklaarde dat Vesna niet gezond genoeg zou zijn, maar in werkelijkheid was men bang voor teveel publiciteit.
Vesna heeft nog 18 jaar tot haar pensioen 1992 voor JAT op een kantoor als administratief medewerkster gewerkt. Dat pensioen was afgedwongen door haar werkgever omdat ze zich politiek hard maakte onder haar collega's om vooral niet op Slobodan Milosevic te stemmen. Ze staat vermeld in het Guinness Book of Records als persoon die de val van grootste hoogte zonder parachute overleefde.
Saillant detail: het was eigenlijk helemaal niet de bedoeling dat Vesna Vulovičová op deze vlucht als stewardess zou meevliegen. Ze werd per abuis ingepland voor de heenvlucht van Ljubljana naar Kopenhagen, nadat ze verwisseld werd met een andere stewardess die toevallig ook Vesna heette. Vesna Vulovičová vond het geen probleem. Ze keek er naar uit om een keer in Denemarken te komen (waar ze nog nooit eerder was) en in een Sheraton hotel te verblijven. Daar zal ze nadat ze uit haar coma ontwaakte anders over gedacht hebben, alhoewel ze nog maandenlang na het ongeluk last bleef houden van geheugenverlies.
Achteraf verklaarde ze in interviews meermaals met grote nuchterheid dat ze vond dat ze geen geluk had gehad. Als ze dat wel had gehad dan "had ik dit ongeluk niet gehad en waren mijn ouders nu nog in leven", aldus Vesna’s woorden.

full

geschilderde voorstelling van de ramp​

We zetten de auto langs een kleine parkeerplaats bij een eerste monument langs de weg.
Op de zuilvormige betonnen balk staat in twee talen de tekst:
“Op 26 januari 1972 werd een JAT DC-9 vlucht op de route Kopenhagen-Zagreb boven dit dorp tragisch beëindigd. Door de slachtoffers te herdenken en dankbaarheid te uiten aan de inwoners van Srbská Kamenice en Česká Kamenice, heeft onze diepe menselijkheid ons permanent samengebracht.”
Even verderop staat een houten bord met een geschilderde voorstelling van de tragische ramp. Vrouwlief vindt aan de voet ervan een #kaminky met een aardbei erop.
Op het houten bord is te zien dat het vliegtuig in stukken over een groot gebied verspreid is neergekomen. Tijdens het zoeken naar het vliegtuig en eventuele overlevenden heeft men een gebied ter grootte van ruim 20 km2 moeten doorzoeken voordat alle brokstukken gevonden waren.
Op een vereenvoudigd kaartje in de hoek is te zien dat het stuk waar Vesna in moet hebben gezeten enkele honderden meters verder achter het meer in het bos is neergestort.
We wandelen langs een pad langs het meer richting die plek, waar zich nog een tweede monument zou moeten bevinden. Het is even zoeken naar een geschikt wandelpad. Ook hier is alles kletsnat en blubberig als gevolg van de regen.
Uiteindelijk loopt, na wat geslinger langs een beek een houten bruggetje over de beek vanuit een weiland naar een steile boshelling waar inderdaad -een behoorlijk stuk van de openbare weg verwijderd- een tweede monument. Het is een granieten steen, met wederom een tekst die de tragische gebeurtenis schildert met bovenop een rode vijfpuntige ster. Hier zullen niet veel mensen komen dunkt ons, tenzij je echt op zoek bent naar het monument.

full

Studený rybník, ook in het meer kwamen vliegtuigonderdelen terecht

full

een rode ster op de crash-site​

Een bijzondere gewaarwording. Hier heeft men dus ooit over meerdere kilometers terrein met man en macht gezocht naar neergestorte vliegtuigonderdelen in een tijdperk dat de communicatietechnieken nog niet zo ver geëvolueerd waren als tegenwoordig. Om vervolgens zegge en schrijve slechts één overlevende te vinden. Een trieste plek. Het regenweer past er perfect bij.

Na drie kwartier zijn we weer terug in de droge auto, gaat de ventilatie op 6 en de verwarming op 25 graden. Paraplu weer half opengeklapt achterin, opdat die ook een beetje kan drogen voor de volgende stop.
Daar hebben we ongetwijfeld meer geluk met het weer.
Die volgende plek bevindt zich namelijk onder de grond en daar regent het beslist niet.
Dat wil zeggen: als we de ingang kunnen vinden…

Nabij het plaatsje Janská, nog geen 3 km van het ongeluk met de DC-9, bevindt zich zowel het voormalig concentratiekamp Rabštejn alsook de er in de oorlog aan verbonden ondergronds fabriek van Rabštejn. Die laatste plek willen we als eerste bezoeken.
Er is een mogelijkheid om een gegidste rondleiding te krijgen in een deel van de fabriek die tot museum is omgebouwd, maar men moet tijdig telefonisch een afspraak maken en een gids in het Duits of Engels schijnt slechts beperkt beschikbaar te zijn.

Oorspronkelijk waren er in het dal bij Rabštejn sinds de negentiende eeuw een aantal spinnerijen van de firma Preidl gevestigd. In oktober 1942 werden de spinnerijen en bijhorende fabrieksgebouwen door de nazi’s in beslag genomen. Tegelijk begon men met de aanleg van een ondergronds gangenstelsel, bedoeld om de productie van Junkers vliegtuigonderdelen in te starten. Ondergronds omdat men in Duitsland de ervaring had dat dit soort faciliteiten menigmaal doelwit van bombardementen waren. Onder de grond zou men de productie in zo’n geval probleemloos voort kunnen zetten.
Voor de aanleg van het gangenstelsel werd gebruik gemaakt van dwangarbeiders die in een inderhaast opgericht concentratiekamp verderop werden gehuisvest. Een twintigtal houten barakken, waaronder een keuken en een ziekenverblijf. Het geheel werd omheind middels een dubbele rij prikkeldraad en op de hoeken stonden drie uitkijktorens zoals we die van menig ander kamp kennen. Verder net buiten het omheinde deel nog een stenen huis voor de bewakers met een kooi voor de waakhonden.

Gedurende de oorlog werd het gangenstelsel door de dwangarbeiders steeds verder uitgebreid, maar in mei 1945 was pas 1/5 deel van het geplande systeem gereed.
Na de oorlog werd het kamp eerst gebruikt als interneringskamp voor nazi’s en vervolgens in april 1946 als tijdelijke verblijfplaats voor uitgewezen Sudeten Duitsers. In sept. 1946 werd het kamp definitief gesloten.

In de jaren erna werd het ondergrondse gangenstelsel gebruikt als opslagruimte voor allerlei levensmiddelen tot er in 1951/52 gestart werd met het verder uitbreiden van de gangen zodat er vanaf 1955 munitie voor het Tsjechoslowaaks leger kon worden opgeslagen. Vanaf de jaren zestig werd ook een deel van het gangenstelsel door het Russisch leger gebruikt als opslagplaats voor brandstof t.b.v.. straaljagers. De Russen hebben hier uiteindelijk in het westelijke deel (en niet het oostelijk deel zoals vrijwel overal foutief op internet vermeld) twaalf joekels van brandstoftanks permanent gevuld gehad tot begin jaren negentig. Totale opslagcapaciteit circa 8 miljoen liter kerosine.
Eén van die brandstoftanks, nummer 1, zou nog in het gangenstelsel onder de grond moeten liggen.
Ongeveer 55 meter lang, ruim drie meter in doorsnede en met een capaciteit van ongeveer 500.000 liter. En die wil ondergetekende graag vinden en op foto vereeuwigen.

Nu zouden er twee ingangen moeten zijn, eentje waar je kruipend naar binnen zou kunnen, een waar je lopend erin zou moeten kunnen. Om vieze kleren in het regenweer te voorkomen gaan we voor de ingang waar je naar binnen zou moeten kunnen lopen.
Met behulp van een van het web geplukte plattegrond van het gangenstelsel dat ik over een kaart van mapy.cz geprojecteerd heb, hebben we thuis al de meest voor de hand liggende plek gelokaliseerd waar zich die ingang zou moeten bevinden. Dat was voorjaar 2021. Nu ik dit stuk schrijf (april 2023) is het ondergrondse gangenstelsel al op mapy.cz ingetekend.

We parkeren de auto vlak bij het veld waar we eerder deze week op de vlooienmarkt in Janská waren en nemen de paraplu weer ter hand.
Vanaf hier is de kruipingang het dichtste bij, maar daar hebben we even weinig behoefte aan. De broek plakt nu al aan de benen…

Via de openbare weg lopen we een stuk terug om even een verharde weg in te slaan die richting een fabrieksterrein leidt. Voordat we voor het hekwerk van het terrein komen slaan we een smal paadje de struiken in. Dat leidt langs een metalen wand (men stelt geen prijs op pottenkijkers?) slingerend het bos in tot we na een kleine 100 meter haaks de bocht om slaan en direct achter de bocht een deels door de grond bedekte bunkeringang zichtbaar wordt.
We zitten goed !

full

Ontvlambare -1- brandstof, GOST 10227-86 (kerosine voor de luchtvaart), Afgevuld 06-88, Vernieuwen 06-93, Laatste inspectie 08-88

full

zo ziet het uit als de brandstoftank weg is​

De paraplu is het komend halfuurtje even werkeloos 😉
De cameralens beslaat vrijwel direct na het binnentreden van het gangenstelsel. Die moet even wennen aan de kou. Er hangt een olieachtige geur in zowat iedere gang. Met de zaklamp in de hand is al snel achter de ingang tank nr. 1 gevonden. En inderdaad, het is een kolossale cilindervormige zwartgeverfde tank die op cirkelvormige betonnen dwarsliggers ligt. Omdat de lens nog even tijd nodig heeft om aan de temperatuur te wennen, loop ik enkele honderden meters verder de gangen in. In meerdere zijgangen liggen de betonnen dwarsliggers nog, maar de kerosinetanks zijn overal verdwenen. In een van de gangen valt aan het eind nog een klein straaltje licht binnen. Waarschijnlijk is het gat te klein om erin of eruit te komen. Hier en daar moet je met een houten trapje een meter omhoog of omlaag om in een volgend deel te komen. Als we de tijd hadden zou ik graag nog even tot het andere einde, bij de kruip-ingang, willen lopen, maar vrouwlief heeft het niet zo op dit donker gedrocht.
Dus weer terug naar tank 1, een paar foto’s schieten en dan weer naar buiten de regen in.
Bij het verlaten van de ondergrond moeten we even de ogen dichtknijpen. Wat een fel licht.
En geen oliegeurtje meer, dat dan weer wel.

Aan de oostkant van het voormalige weverijdal gaan we ook nog even kijken.
Nog steeds die regen die eigenlijk ook hier prima bij de naargeestige sfeer past.
We zien een monument voor het concentratiekamp en lezen op een bord meer info over de geschiedenis van koncentrační tábor Rabštejn. Er zijn nog enkele funderingen van gebouwen te zien, waaronder die van het ziekenverblijf en die van het voormalige bewakershuis waar nog een intacte kelder onder is. Een lugubere combinatie is te zien in de buurt van de eenpersoons bewakingsbunker. Voor de resterende fundering van een verdwenen barak bevindt zich een wip…

full

Schoorsteen van de afgebroken Preidl spinnerij

full

jaarlijks wordt er in mei een krans gelegd bij dit monument

full

een lugubere combinatie

full

kelder onder het voormalige wachthuis​

Het begint nog wat harder te regenen. Snel weer de auto in. Het is al bijna 16 uur. We gaan voor een extra, zesde stop. Inkopen bij de Lidl en de Kaufland in Nový Bor.
Birell met jasmijnsmaak, Kofola met kersensmaak, Vinea, een paar zakjes kruidenmix voor Americké brambory, twee potjes tatarská omáčka, wat doosjes thee en een paar flessen Tsjechische wijn. Zo hebben we straks thuis ook nog een beetje het Tsjechië gevoel.

full

uhhh, ketchup zei u? Sorry, meer dan 10 meter ketchup-rek hebben we niet​

Tegen zessen zitten we in het pension aan tafel. Wederom een heerlijke maaltijd die afgesloten wordt met palačinky met chocoladesaus, poedersuiker, slagroom en ijs.
Mmmmmm. Een passend eind voor twaalf heerlijke dagen in Nový Bor.

Een laatste blik op de facebookpagina van de bleší trh voordat we op tijd in bed duiken levert een al verwacht bericht op: “Vanwege de aanhoudende regen en het voorspelde slechte weer is de vlooienmarkt van zaterdag 28.8 geannuleerd. Bedankt voor uw begrip.”

Dat betekent dus dat we morgen op tijd op weg zijn.
Nog één overnachting in Duitsland en dan zijn we weer thuis.
Na shledanou !
 
Laatst bewerkt:

Pelhřimov

Donateur
Leo, bedankt voor je uitleg over het Kabouterpad. Ook wij hebben tot nu toe altijd gedacht dat de vrouw Sneeuwwitje was. :D
(Als je daar bovenaan gekomen bent en je houdt rechts aan dan kom je op weer op de verharde weg uit zodat je bij regen makkelijker naar beneden kan lopen. Maar pas daar ook op, want het is een drukke weg. En als je boven op die zelfde plek oversteekt en het weiland inloopt dan start daar ook een mooie, maar moeilijke wandeling langs de Kamenice.)
 
Dag 14 – zaterdag 28 augustus 2021 – Umgebindehäuser in Obercunnersdorf en Cunewalde

Na het laatste ontbijt vanochtend worden de tassen in de auto gezet, betalen we de rekening van het pension en nemen we afscheid van de bazin. We hebben hier in Nový Bor een prima verblijf gehad en mochten we ooit nog eens in de buurt overnachten, kiezen we zonder twijfel weer voor dezelfde plek.

Als eerste rijden we eerst naar de rand van Cvikov, om bij ONO een laatste keer de tank vol te gooien. Vervolgens gaan we voor een ritje van 35 km noordwaarts. Af en toe vallen wat druppels, maar veel naam mag dat niet hebben. Bij Varnsdorf zijn we al halverwege en passeren we de grens met Duitsland om een dikke twintig minuten later een eerste keer kort uit te stappen bij het plaatsje Kottmarsdorf.
Daar nemen we op de Pfarrberg een kort kijkje bij de bijzondere Bockwindmühle, die als gevolg van een ongelukje tijdens een storm nog maar drie wieken heeft. De vierde is afgebroken en ligt uitgestrekt voor de molen op de grond.

full

1, 2, 3 en waar is 4 ???​

Van hieruit zijn het nog een paar minuutjes tot de eerste langere stop die we vandaag maken, in Obercunnersdorf. Al heel wat keren hebben we in Tsjechië vakwerkhuizen gezien die men in het Duits “Umgebindehäuser” noemt. Een huizenbouw typisch voor de regio, zowel aan de Tsjechische als aan de Duitse zijde van de grens. Simpel gesteld bestaat een Umgebindehaus uit een blokhuis-achtige benedenverdieping, waarover een tweede verdieping gebouwd is die op een serie houten bogen steunt. Middels deze draagconstructie wordt voorkomen dat het gewicht van de bovenverdieping op de benedenverdieping steunt.

Voor een beschrijving van Umgebindehäuser met uitleg en tekeningen verwijs ik naar het vakantieverslag van Pelhřimov elders op dit forum, die dit fenomeen uitstekend gedocumenteerd heeft : https://www.tsjechie.net/forum/threads/onze-herfstvakantie-2014.35808/post-435276

full

"Schurz", het wevershuis is eigenlijk een dubbel Umgebindehaus, Blockstuben aan beide zijden

full

het halve dorp bevat openluchtmuseumwaardige Umgebindehäuser

full

het Schunkelhaus, wegens Corona helaas gesloten​

In Obercunnersdorf maken we een wandeling door de dorpskern die als het ware een mini openluchtmuseum vormt, want bestaande uit een aaneenschakeling van bontgekleurde Umgebindehäuser.
Het weer is vanochtend een stuk aangenamer dan gisteren. We komen een VVV-gids tegen die een viertal belangstellenden door het dorp leidt, maar verder is het opvallend stil hier. We slenteren zo’n kleine anderhalf uur door Obercunnersdorf en dan rijden we verder naar Cunewalde.

Daar doen we de Lausitzer architectuur bezichtiging nog eens dunnetjes over, maar dan over een veel kleinere oppervlakte. Hier ligt een park met mini Umgebindehäuser gebouwd in schaal 1:5. We neuzen er eens rond en nemen een kijkje in de kerk. De evangelische dorpskerk van Cunewalde is met 2632 zitplaatsen de grootste van Duitsland. Van buiten zou je het niet zo zeggen, maar eenmaal binnen in de bankjes valt pas op hoe geweldig groot deze kerk is. Rondom zijn nog eens drie verdiepingen met zitplaatsen, geen wonder dat er zoveel mensen in passen.

full

er staat netjes een hekje rondom het park ;-)

full

prachtig model

full

hier passen heel wat kerkgangers tegelijk in​

Na een klein uurtje, het is zowaar droog gebleven tijdens het wandelingetje, hebben we Cunewalde wel gezien en kruipen we weer de auto in voor 300 km snelweg.
De rit eindigt vandaag in Arnstadt dat ongeveer 15 km ten zuiden van Erfurt gelegen is, vlakbij de A4.
Daar hebben we een hotelletje geboekt zodat de thuisreis in tweeën wordt gehakt.
Bij het hotel even wat consternatie als blijkt dat geen van onze pinpassen in hun betaalautomaat werkt. Tijdens een poging om zo snel mogelijk de credit-card ergens onder uit een van de tassen in de kofferbak te halen ben ik net iets te snel. Een van de wijnflessen uit Tsjechië rolt uit de tas en valt pardoes op een vorige week uit de voormalige serre van Villa Fuchsova gered ruitje.
“Krak”.
Tsja, scherven brengen geluk zegt men, maar wat een zonde van het ruitje.

We gooien de pyjama en toiletartikelen voor één nacht op de hotelkamer en gaan aansluitend het centrum van Arnstadt in voor de avondmaaltijd.
Die nuttigen we bij het “Indisches Restaurant Ganesha”.
De kwaliteit van het eten is voortreffelijk, maar service en bediening laten zeer te wensen over. Niet alleen naar onze mening trouwens, maar ook die van de tafel links van ons (waar men enorm lang moet wachten op de bediening en dan pardoes ons voorgerecht voorgezet krijgt), rechts van ons (waar men heel veel saus en heel weinig vlees krijgt) en tegenover ons (waar een complete bestelling van een tiental glazen in brokstukken onder de tafel belandt).
Wat een schertsvertoning. Het lijkt wel een pas geopend restaurant dat gerund wordt door job-studenten die hun eerste dag draaien. Tussen de verschillende gangen in vergaat een eeuwigheid. Net als menig andere gast worden we er erg melig van. We maken wat muziek met het bestek, trekken gekke bekken naar elkaar en draaien de servetjes tot mini-napoleon-hoedjes. Obers rennen af en aan maar echt uitserveren doen ze nauwelijks. Ze lopen vooral veel van A naar B en weer terug en laten daarbij hier en daar wat op de grond vallen.
Als tegen elven de tent gaat sluiten hebben we het bij het menu horende dessert nog steeds niet gehad en als we de rekening vragen staat daar gewoon het niet geserveerde dessert op.
Daar gaan we niet mee akkoord.
Na veel gemor van de zijde van de ober wordt de baas erbij gehaald en die corrigeert op zakelijke wijze de rekening.
Een verontschuldiging? Nee hoor, die kan er echt niet vanaf.
Terwijl we de jas al aan hebben wordt ons een drankje van de zaak voorgezet.
Dat laten we onaangeroerd staan. Ze bekijken het maar.
En naar een fooi kunnen ze ook fluiten.
Wat een verschil met de afgelopen twee weken Tsjechië…

Morgen nog een ochtendje naar het museum en dan naar huis.
Over 24 uur liggen we weer in ons eigen bed.

Na shledanou (Bis Morgen) !

full

the devil wears Prada buys IKEA​
 
Dag 15 – zondag 29 augustus 2021 – terug naar huis

Als tegen kwart over negen het ontbijt achter de rug is, de tandjes gepoetst zijn en de pyjama weer in de kofferbak ligt, gaan we richting Arnstadt centrum. Om tien uur gaat daar het Schlossmuseum open waar zich de poppenstad “Mon plaisir” bevindt.
“Mon plaisir” is een unieke verzameling van 82 poppenminiaturen, bijeengebracht door hertogin Auguste Dorothea von Schwarzburg-Arnstadt (1666-1751). Stuk voor stuk in een eigen kast met glazen voorwand gepresenteerd. Als we om vijf over tien het museum binnen stappen, zijn er nog geen bezoekers. Een zeer vriendelijke suppoost loopt de eerste drie vertrekken met ons mee om uitleg te geven over een en ander.
In tegenstelling tot tegenwoordig gebruikelijk, werden de poppen door de hertogin niet bijeengebracht als zijnde speelgoed, maar als onderdeel van de in de baroktijd populaire zogenaamde “Wunderkammern”. Eigenlijk kunnen deze kunst- en rariteitenkabinetten gezien woorden als voorloper van onze huidige musea. De poppen werden niet verzameld, maar in opdracht van de hertogin gefabriceerd in de eveneens door haar opgerichte fayence werkplaats in Dorotheenthal. De kleding van de poppen verzorgde ze zelf, samen met haar personeel en hofdames.
De poppenminiatuurstad geeft een unieke inkijk in het dagelijks leven aan het hof en in de stad ten tijde van de barok. Na het overlijden van Dorothea bleek haar poppenstad onverkoopbaar en werd ze aan de stad geschonken. Daar deed ze lange tijd dienst als leermateriaal voor de kinderen van een school voor wezen. Tegenwoordig kan men in het “Neues Palais” de poppen van Dorothea bezichtigen, naast enkele delen van het paleis zelf. Na de poppen zien we o.a. nog de eetzaal, een porseleinkamer waarvan de muren tot het plafond bedekt zijn met plankjes vol servies, enkele kunstige handwerks- en gebruiksobjecten en een tijdelijke tentoonstelling over het Joodse leven in Arnstadt en omgeving.

full

Neideckturm (ca. 1560) tegenover het Neues Palais

full

scène uit een Hollandse stad

full

meel-aanvoer

full

bij de bakker

full

kerkdienst

full

theekransje op stand

full

ze hebben iets weg van Braunuv's dwergen, die muzikanten

full

ondertussen in de hofkeuken

full

een vorstelijk partijtje kaarten

full

Meissen porselein uit 1725

full

porselein-kabinet

full

close-up van "apen tijdens een schranspartij in het bos", Vlaams wandtapijt uit 1559

full

porseleinen hondjes uit 1720

full

de eetzaal​

Tegen kwart over twaalf, drie kwartier eerder dan verwacht, staan we weer buiten.
We hebben nog 465 km snelweg voor de boeg eer we thuis zijn.
Inclusief een paar koffiestops en een maaltijd in een wegrestaurant gokken we dat we rond 20 uur thuis zijn.
Maar helaas, hoe anders zou het vanmiddag lopen.

full

Anrstadt, nog steeds regent het

full

net als op de snelweg

full

en dan...​

Na een uurtje rijden staan we rond 13.30, enkele kilometers voor Bad Hersfeld op de A4 muurstil.
In eerste instantie is onduidelijk waarom. De rijbaan in tegengestelde rijrichting is ergens afgezet. Alleen hulpdiensten en politie rijdt daar nog sporadisch langs.
Zondagmiddag in de file. En wat voor een. Je verwacht het niet.
Als we ruim een uur stil staan wordt er hier en daar een hondje uitgelaten, staan mensen met elkaar te kletsen en draait een ongeduldige bestuurder zijn voertuig om, om tegen het verkeer in terug te rijden op zoek naar een afrit. Enkelen volgen zijn voorbeeld, maar niet veel later worden de spookrijders een paar honderd meter terug op netjes opgevangen door een Streifenwagen die, zo hopen we, een vette boete uitdeelt.
Inmiddels verschijnen de eerste berichten over de oorzaak.
Een oplegger met wals van de Bundeswehr is onderweg naar noodhulp in het door de hevige regen getroffen Eifelgebied in een verkeersopstopping gekomen en heeft daarbij flink moeten remmen. De 13 ton wegende wals is daarbij van de oplegger geschoten, dwars door de vangrail naar de andere weghelft. De oplegger zelf blijkt ook omgekiept en blokkeert de eigen rijbaan.
Achteraf lezen we dat de directe schade ongeveer 220.000 euro bedraagt. Met nog onbekende kosten voor de noodzakelijke reparaties aan het wegdek.

full

zoekplaatje: wiens neus wijst in de verkeerde richting?​

Uiteindelijk duurt het ruim twee uur eer we weer in beweging komen en hebben we nog steeds 365 van de 465 km te gaan. Tegen 18 uur stoppen we in Siegerland Ost voor een frietje met Currywurst.
In Siegerland Ost haast panische corona-maatregelen in vergelijking tot de relaxte stop op de heenweg in Siegerland West. Zo mogen we geen eten bestellen zonder het eerst al betaald te hebben. Om vervolgens na het betalen tot de conclusie te komen dat men het bonnetje niet goed geprint heeft. Het eten wordt wel alvast opgeschept, maar we moeten eerst terug naar de kassa voor het juiste bonnetje.
Uiterst contraproductief gedrag zo. In plaats van minder bewegingen en minder kans op contact/besmettingen creëert men zo meer verplaatsingen van personen. Dat je daarbij ook nog eens tegen de op de vloer geplakte looprichting in moet lopen, deert kennelijk ook niemand. En dat de opschepster haar mondkapje onder de kin heeft hangen eveneens niet.
En of je vooral je zitplaats niet wil opruimen, dat doet het personeel wel.
Dat daarbij dus zelf weer door de zaak moet gaan lopen…

Hoe dan ook, de frietjes en de worst gaan er goed in na 180 km snelweg in 5,5 uur 😊
Van hier is het nog eens dik 180 km tot thuis, waar we tegen half negen ’s avonds de oprit op rijden.
Aan twee mooie weken Tsjechië komt helaas een einde.

Dieptepunt: de service bij Ganesha in Arnstadt.
Hoogtepunten: teveel om op te noemen.
Volgend jaar weer?

Na shledanou !
 
Mooi verslag met de vele foto's !
Jammer van die file op de terugweg.
Gebruik je Google Maps ? Ook al kan ik de route naar Tsjechië dromen, Google Maps staat aan voor als er files / wegwerkzaamheden zijn. Die waarschuwt dan op tijd om bv. een andere route te nemen :)
 
Ik gebruik in Tsjechië mapy.cz voor de verkeersinformatie en in andere landen Flitsmeister.
De file was ook niet met Flitsmeister te voorkomen, we zaten net na de laatste afslag voor het ongeluk toen de melding binnen kwam.
Dat ongeluk was niet veel eerder gebeurd, dujs op zich wel logisch dat je dan vast komt te zitten.
Ik denk ook niet dat er veel alternatiefs was geweest. We lazen achteraf dat alles in de omgeving van Bad Hersfeld die middag muurvast zat.
 
Bovenaan