Wat MOET je gezien hebben in Praag?

Welkom op Tsjechie.net

Het Tsjechisch Forum, in een nieuw jasje!

Freddy2005

† In Memoriam
Retro Prague 2009 old timer treffen

Gisteren ging de meest prestigieuse autorally van Tsjechië van start. Het gaat om de 10° Retro Prague, waaraan een 70-tal oude wagens deelnemen van Tsjechische en buitenlandse origine. Het is de enige rally in Tsjechië op de internationale kalender.

Gedurende de drie daagse zullen ze een 300 km afleggen. Winnaar is niet de snelste wagen maar de wagen die het beste de vooraf bepaalde gemiddelde snelheid voor zijn ouderdom benadert.

Vandaag staat een rit naar Příbram, ten zuiden van Praag, op het programma. Morgen gaat de rit naar kasteel Ctěnice en Klánovic. Aan het eind van de namiddag, tussen 16h00 en 18h00, komen ze naar het Staroměstské náměstí om er door het publiek te kunnen bewondert worden.

Zondag is er de show op de terreinen van Praag - Holesovice waar diverse evenementen plaatsvinden.

autostangl.cz

00592l.jpg


00546l.jpg
 
Ik heb ze gisteren gezien.
Ik woon in historisch centrum van Praag bij een avondwandeling heb ik ze gezien onder Karels brug op eiland Kampa draien. Ik ben geen autofanaat maar hier aan stond ik met plesier te kijken.
Rena
 

Vodnik

† In Memoriam
Ga niet met een auto de stad in, parkeren in het centrum is in grote delen verboden mits je beschikt over een ontheffing, bovendien is het OV uitstekend en niet duur.
Als je een taxi neemt, neem dan AAA, zeer vertrouwd. (Er rijden redelijk wat taxi's met een eigen "moraal")
Zoek lokale eetgelegenheden op, als het binnen druk is is het goed ook al ziet het er soms minder florisant uit. Zoek ze vooral net even buiten het centrum.
Leuke viinarna (wijn-cafe) is te vinden aan vaclavske namesti naast de Bata (hier wordt staande gedronken dronken gestaan) (Centrum kant van vaclavske namesti dwz vlakbij Mustek).
Bezoek ook een van de black-light theaters. (info bij de VVV's)

P
 
Ga overal heen via metro, niet met auto. ideaal metro voor ongeveer 100 Kc kun je 24 uur reizen, metro/bus............
De standaard plekken kun je wel op dit forum vinden. :-)
 
Hallo
Ik ga samen met een goeie vriend van me op reis naar Praag ( 2sept tot 9 sept).Het is voor ons beiden de 1ste keer dat we op reis gaan naar Tsjechie.
Ik zou graag willen weten waar we moeten oppassen enz.
Hopelijk kunnen jullie me helpen hierbij met tips en info ook van bezienswaardigheden.

Groeten
 
We willen met onze vrienden een dag naar Praag, maar op het forum GEEN rondleiding te vinden voor Praag die voldoet aan onze eisen.
Ik vergelijk dit met Kutna-Hora waarvan Keesie een prachtige rondleiding door de stad beschreven heeft.
Wel kun je lezen: dit moet je zien, en dat moet je zien ,maar dan hebben we een week extra nodig.
We willen graag een rondleiding voor 1 dag waar en hoe we moeten gaan wandelen.
Een gebrek van het forum, maar daar komt verandering in als we er geweest zijn.

Wat denk je van een fotoverslag?

Als iemand ideeen heeft waar we wat mee kunnen?
Heel erg graag.
En natuurlijk als prijsje, een versnapering op de Meeting in Apeldoorn.
 
Wij zijn er meerdere malen in Praag geweest, uiteraard ook enkele malen als toerist. Eigenlijk hebben we meer van Praag gezien toen we op zoek moesten bij de ambasade. De ambasadewijk is wat betreft de bouwstijl best wel interresant, hoewel de Nl ambasade niet bepaald veel uitstraling heeft zeker gezien de nog al achteraf ligging ervan. Vlakbij ligt ook nog een voetbalstadion (welk weet ik niet)
Wat we noodgedwongen wel ervaren hebben is dat je als je maar 1 dag in Praag bent en je wilt veel zien de tram het beste vervoermiddel is, waarbij je eigenlijk het meeste in een korte tijd kunt zien en dan kun je uitstappen waar je kijken.wil. Als toerist zijn wij bij Ikea afgeslagen en links over de snelweg ligt een grote bewaakte parkeerplaats bij de metro, de metro hebben we genomen en zijn midden in het centrum station Mustek weer bovengronds gekomen. Vandaar zijn we naar de rivier gelopen en daarlangs naar de zwarte toren over de mooie brug naar de andere zijde en zo naar het paleis. Langs de rivier liggen diverse rondvaarten over de rivier, wat op zich ook erg mooi is om te doen, alleen gaat er nogal wat tijd in zitten. Van het paleis kun je achterlangs diverse trams nemen, of als je de toeristische weg vervolgd kom je langs diverse mooie vergezichten over Praag aan de anderkant weer beneden bij de binnenstad uit. Je moet wel stevige wandelschoenen aan doen, want het is wel pitttig wandelen geblazen.
Misschien dat je hier wat aan hebt. Uiteraard heb ik ook nog wel ergens wat leuk plaatjes maar die zullen wel ergens op CD staan.
 
Onze kaarten en looproutes van Praag liggen in Tsjechië, dus even een beknopte route Hendrikus.

Een leuke route om te wandelen is als je uitstapt bij of in de buurt van Újezd. Hier kun je met de kabelbaan naar boven (heet ook Újezd). Dan loop je met de klok mee door het park, langs oa Petřínská rozhledna, heb je vanuit het park een prachtig uitzicht over de stad en beland je uiteindelijk bij de oude burcht. Hier heb je de vele toeristische bezienswaardigheden, zoals het gouden straatje, het paleis en natuurlijk de kathedraal, deze liggen allemaal op de route naar de Karelsbrug. Via de Karelsbrug kun je doorlopen naar staré město met oa het plein met de atronomische klok. Voordeel van deze route is dat je van boven naar beneden loopt en gemakkelijk in 1 dag te doen is. Wanneer er nog tijd is zou je ook nog een flitsbezoek aan de Joodse wijk/kerkhof of het monument van Jan Palach kunnen brengen, dit ligt iets noordelijker op de kaart. Ik zou de route eventueel wel voor je kunnen uitstippelen, of misschien heeft een ander lid toevallig deze route.
praag.jpg
praag1.jpg
 

Freddy2005

† In Memoriam
Er zijn reeds enorm veel stadswandelingen beschreven en er bestaan ook een ontelbaar aantal reisgidjes met al of niet meer uitgebreide wandelingen. Deze is er een die ik gevonden heb en hier en daar wat zelf aangevuld heb.

Neem er een stevig stadsplan bij om de route uit te tekenen. Als je deze wandeling gelopen hebt, dan heb je reeds "een stukje Praag" gezien.

Gouden Mijl, Praag

Onze wandeling De Gouden Mijl begint aan de oostzijde van de Praagse Burcht, Hrad genoemd, bij metrostation Malostranská. Dit is één van de haltes van de metro van Praag die zo harmonieus opgaan in het straatbeeld, dat ze haast niet opvallen. Bij deze halte stoppen ook de stadsbussen en de trams. Met andere woorden: je bent hier niet alleen. Er leidt een luie trap, de oude slottrap, van 98 treden naar de Burcht, maar je vraagt je af hoeveel aandacht mensen kunnen hebben voor het complex zelf, als het uitzicht links zo adembenemend is.

Hier is al duidelijk te zien dat Praag vooral een 'verticale' stad is: oude torens, spitsen, ronde en uivormige koepels met als afwisseling wat moderne hoogbouw. Op de trap zelf is er om de paar meter een divers aanbod van allerlei typisch Tsjechische en Praagse souvenirs: glaswerk, houtsnijwerk en bont.

Dat de Hrad zo’n massief complex is, valt eigenlijk helemaal niet zo op omdat de muren van de trap en de Burcht zelf okerkleurig zijn. Dit geeft een lichtvoetig effect. Om in de Burcht te komen moeten we eerst de twee wachters passeren. Hun uniform was tot 1990 saai te noemen. President Václav Havel heeft zich persoonlijk beziggehouden met het verfraaien hiervan. Ze hebben nu dus een nieuw jasje maar hun geweren zijn van hout gebleven - met bajonet. Op de foto met hen dat mag, maar ze accepteren niet dat ze als speelgoed worden behandeld.

Zoals de Burcht nu is, is hij niet altijd geweest. In de negende eeuw was hier al een bolwerk. Deels van hout met een aarden wal. In de eeuwen daarna is de Burcht geworden tot wat hij nu is: een ommuurd complex van paleizen, kerken, klooster, kapellen, pleinen en torens. Na de wachters gaan we de poort door, en gelijk rechts het nauwe gangetje in en het even smalle trapje op. Op het platform valt een koperen kunstwerk uit 1994 van Jaroslav Róna op: Parable with skull. Het kost niet veel moeite om hier de ongemakkelijke associaties geknechtheid en onvrijheid bij te krijgen. Na het kunstwerk is een trapje links, dat gaan we af. Het binnenhof waar we nu op staan wordt begrensd door de romaanse Zwarte Toren, waar nu een café in gevestigd is, en vroeger een gevangenis. Rechts staat het Burggravenpaleis dat nu een speelgoedmuseum is. Toepasselijke behuizing, want het gebouw lijkt inderdaad wel opgebouwd uit een blokkendoos. Hier resideerde vroeger de burggraaf van het land, deze was na de koning de hoogste autoriteit. We verlaten het binnenhof via de hoofduitgang en gaan naar rechts. De muur waar we langs lopen behoort toe aan het niet voor publiek toegankelijke Lobkowitzpaleis. De naam van deze invloedrijke adellijke familie komen we verder op deze wandeling nog twee keer tegen.

Dan, rechtsaf het Gouden Straatje in, oftewel Zlatá ulička. Dit voorvoegsel zlatá, dat goud betekent, zullen we nog vaak tegenkomen in Praag, gouden dit, gouden dat. Dit vanwege het verguldsel dat te zien is op de versieringen van de paleizen, huizen en kerktorens. Eén blik echter in dit steegje, smalste punt 1.80 meter, en de kleine huisjes en het is duidelijk dat hier vroeger niet de rijken woonden. Deze huisjes zijn in de 16de eeuw tegen de vestingmuur gebouwd en het verhaal gaat dat hier alchemisten probeerden goud te maken. Daaraan ontleent het straatje zijn naam. Een illustere bewoner van dit straatje was de schrijver Franz Kafka. Hij heeft kort gewoond op nummer 22, zijn oeuvre ligt meertalig in de etalage. Kafka is de beroemdste schrijver van Tsjechië, maar hij schreef in het Duits. En in een huisje dat nu niet meer bestaat, heeft de dichter en Nobelprijswinnaar Jaroslav Seifert gewoond. Zijn portret kom je, in tegenstelling tot dat van Kafka, niet overal in Praag tegen op T-shirts, muismatjes, koffiekopjes en wat niet al. Nu glimt er een fraaie bestrating waar vroeger armoedig de modder lag. Let trouwens op het vakwerk van huisje nummer 20 en op de dakkapel van nummer 19: net of de eigenaar geen beslissing kon nemen of hij nu een kerktoren of een duiventil op z’n dak wou zetten. Als het erg druk is in het straatje, is het wel prettig te weten dat het ook een achteruitgang heeft: je komt dan weer bij de Zwarte Toren uit.

Wij gaan dezelfde weg weer terug en gaan rechtsaf dieper de Burcht in. Rechts staat in warme kleuren de Sint Joris Basiliek met daaraan vast het St. Jorisklooster. De St. Joris is een van oorsprong romaanse kerk, 10de eeuw, dus een van de oudste gebouwen van de Burcht. Het is een mooie kerk om te zien vanwege de warme, haast on-Europese kleuren gecombineerd met de witte torens. Helemaal bijzonder omdat de uitvoering erg sober is gehouden. De invloed van de latere barokvernieuwingen is beperkt gebleven.

De St. Joris is een kerk die letterlijk in de schaduw staat van wat het hoogtepunt is van de Burcht: de Sint Vituskathedraal. De grootste en hoogste kerk van Praag. We naderen hem van de achterzijde en dat is ook de beste manier voor een kennismaking. Zo komt hij goed uit. Karel IV gaf in de 14de eeuw opdracht tot de bouw van deze gotische kathedraal. De hofarchitect heette Peter Parler. Hij is ook de maker van twee andere imposante bouwwerken die we later tegen komen, namelijk de Karelsbrug en de Týnkerk. Peter Parler’s werk werd overgenomen door andere architecten. Er is tot 1929 gewerkt aan de voltooiing van de St. Vitus. Feitelijk werd er in het jaar 926 al de basis voor deze kerk gelegd, zodat we met recht kunnen spreken van een Millennium Dôme. Er zijn verschillende stijlinvloeden waar te nemen: gotiek, renaissance en barok. Toch is het eindresultaat zeer harmonieus geworden. De invloed van de barok is klein gebleven: één toren met versiering. Wat opvalt aan de buitenkant zijn de horizontale steunberen hoog op het gebouw die de kapellen, het koor en het middenschip bij elkaar moeten houden. Een noviteit destijds. Dat moet je als architect ook maar weten te verkopen. Helemaal als de klant koning is, doorgaans toch niet de meest vernieuwende mensen. Verder valt de enorme hoeveelheid versieringen op in de vorm van beeldhouwwerken op 30 meter hoogte. Het mozaïek boven een van de toegangspoorten beeldt het laatste oordeel uit. Aardig om te zien is dat er behalve Jezus en Johannes de Doper ook enkele Boheemse heiligen op afgebeeld zijn. Ook hier is weer veel ‘zlatá’ in verwerkt. In de kerk maken de haast eindeloos repeterende bogen van het dakgewelf, en de imponerende afmetingen van het middenschip - zo lang, zo hoog, zo sierlijk - elke bezoeker klein. Een invloed van de 20ste eeuw zien we in de gebrandschilderde en in de glas-in-lood ramen links. Glas in lood in een modern jasje. Eén ervan is gemaakt door de Tsjechische Jugendstilkunstenaar Alfons Mucha. Rechtsachter in de kerk bevindt zich in een afgeschermde ruimte de kapel van de heilige koning Wenceslas, in Tsjechië Václav genoemd. Zijn tombe staat in het midden omringd door prachtig 14de eeuws mozaïek ingelegd met edelstenen, en 16de eeuwse schilderingen. Het achterste gedeelte van de kerk is niet gratis te bekijken. Te zien zijn daar onder andere, het St. Vitusaltaar, de relikwieënkapel en het hoofdaltaar. Min of meer als handtekening hangt er in de kerk ook de buste van Peter Parler zelf.

Het grote gebouw dat het burchthof lijkt te omarmen is het Koninklijk Paleis. Een mooi en symmetrisch gebouw dat helaas de pech heeft een veel interessantere overbuur te hebben. Dit paleis echter, was in 1618 wel het toneel van de beroemde "2de Praagse Defenestratie". Wat is nou weer een defenestratie? Simpel gezegd: het uit het raam gooien van een persoon, en hopen dat hij de landing niet overleeft. En daar mee een daad stellen. Het Franse woord fenêtre, raam, zit er een beetje in. Hier betrof het twee koninklijk gezinde ambtenaren die door protestanten beentje werden gelicht. De éne bron beweert dat de twee defenestranten het hebben overleefd omdat ze op een mestvaalt landden, de andere zegt dat ze enkel een nat pak haalden in de slotgracht. Hoe dan ook, deze lugubere, plaatsgebonden wijze van afrekenen met politieke tegenstanders, had bij de 1ste Praagse Defenestratie een bloediger afloop omdat het slachtoffer toen landde op de lansen van de menigte beneden.

Wij verlaten het plein door een van de poorten en belanden op de 2de burchthof. Links op dit pleintje staat de Kapel van het Heilige Kruis met daarop de beelden van St. Paulus en St. Petrus. De gebouwen op dit plein zijn in dezelfde stijl gebouwd als het Koninklijk Paleis. We zouden het haast vergeten: de Burcht wordt ook nog steeds gebruikt als ambtszetel van de president. De gebouwen hier zijn de officiële regeringsgebouwen. Wel een verschil met ons Binnenhof en het torentje in Den Haag. Dit hof leidt rechts nog naar een caféterras met uitzicht op de tuin van de Burcht en de rijschool, de paardenrijschool.

Terug naar het 2de burchthof en via de andere onderdoorgang naar het 1ste burchthof, waarna we de Burcht weer verlaten via de wachters en komen op het door paleizen omgeven Burchtplein. Kijk nog even achterom: dan zie je de "strijdende giganten" met knots en dolk boven de wachters. Deze, de wachters, worden iedere dag om 12.00 uur met veel ceremonieel vertoon afgelost. De strakke choreografie en het bijbehorende trompetgeschal, zorgen er voor dat dit een attractie op zich is.

Het eerste dat opvalt op het plein, is de aandacht die er gegeven is aan de straatverlichting. Niet zomaar een lantarenpaal, maar een zuil met lantarens gedragen door vier dames. Dit plein moest ook grandeur hebben omdat de adel graag hun paleizen bouwde in de buurt van de Burcht, in de buurt van de macht. Vandaar dat op de Kleine Zijde elk tweede huis zo’n beetje de titel "paleis" draagt. Nou ging men in Praag nogal royaal om met de benaming paleis, elk groot versierd herenhuis met zlatá: paleis. Hier rondom het Burchtplein staan er al vijf, het Sternbergpaleis niet meegerekend, want dat staat net op de tweede rang. Maar het herbergt wel de Nationale Galerie met een omvangrijke grafiekcollectie. Het kost dan soms ook wel wat moeite om bij elk paleis paf te staan. De meeste paleizen in Praag hebben hun oude functie verloren en doen nu dienst als museum, archiefopslag, ambassade of concertzaal.

Het witte gebouw rechts is het Aartsbisschoppelijk paleis. Er is nogal wat aan dit paleis gesleuteld. Gebouwd in de renaissance, verbouwd in de barok en het pronkt sinds 1765 met een rococo-voorzijde.

Links zien we het paleis Salm. De Salmpjes zijn niet thuis zo te zien. Daarnaast staat het Schwarzenbergpaleis. Geen barok dit keer maar renaissance. Prachtige voorkant. Hier moeten we even een nieuw begrip verklaren: sgraffito. Het is een techniek die te vergelijken is met etsen. De kunstenaars graveerden, krasten, hierbij een gedeelte van de bovenste kalklaag weg zodat de andere kleuren steen zichtbaar werden. In dit geval zwart. Hier is het vooral gebruikt voor het lijnenpatroon. Net of er diepte in zit, en dat is in feite ook zo, voel maar. We zullen het nog een paar keer tegen komen, maar dan is het afgebeelde figuratief.

In het plantsoentje in het midden van het plein staat een sokkel met daarop Maria. Deze Mariazuil is hier uit dankbaarheid geplaatst omdat de Burcht en Praag in de 18de eeuw grotendeels gespaard bleven voor de pest. De naam van de kunstenaar: Brokoff. Eén van de bekendste barokbeeldhouwers van Praag.

We lopen verder met de Burcht in de rug naar het Toscanapaleis. Werd eind 17de eeuw gebouwd, maar kreeg pas zijn huidige naam een eeuw later toen het eigendom werd van de Toscaanse adel. Dat het gebouw wat Italiaans oogt qua stijl, is dus een toevalligheid.

Wij gaan rechts de Kanovnická in. De muur die zo mooi versierd is met sgraffiti, is van het Martinizpaleis. Afgebeeld zijn enkele taferelen uit het Oude Testament. Dhr. Martiniz was in 1618 één van de gedefenestreerden.

De straat volgend, zien we in de bocht het helder witte St. Johannes Nepomukkerkje. Johannes Nepomuk was plaatsvervanger van de bisschop en was dus verbonden aan de hofkerk van Praag: de St. Vitus. Hij is in 1393 door koning Wenceslas IV opgeofferd in een conflict dat de koning met de kerk had. Nepomuk is aan handen en voeten vastgebonden en van de Karelsbrug in de rivier de Vltava geworpen en verdronken. Zijn graftombe vind je in de St. Vitus. Een paar eeuwen daarna is hij van martelaar tot één van de bekendste heiligen geworden. Zijn beeld zullen we later nog zien op de bewuste brug zelf. Mooi kruis heeft de kerk trouwens.

We slaan nu linksaf, het aardige straatje Nový Svět in, de kunstenaarsbuurt, en weer links. Na de onderdoorgang ligt links het befaamde bedevaartsoord, het Loretaheiligdom. Het Loreta is in feite een gebouw om een gebouwtje. Om dat te zien moet je er wel in. De sierlijke, vriendelijk elegante barokke buitenkant is trouwens ook de moeite waard. De voorkant van het gebouw is ontworpen door de bekende architect Dientzenhofer, midden 18de eeuw. Als je de trappen oploopt van het er tegenoverliggende Černín heb je een goed overzicht. Oostwaarts vroeg zich af of deze combinatie met opzet zo is gemaakt: ‘t lichte Loreta tegenover het massieve en strenge Černín. Ze versterken elkaar in hun kwaliteit. Het Loreta in, dat kost 80 Kč. Wat zie je daarvoor? Een kruisgang die zeer de moeite waard is. De plafonds zijn met zorg, monnikenwerk, geschilderd. En elke heilige heeft achter glas z’n eigen kapel, z’n eigen prachtige kapel. Midden op de binnenplaats staat een soort replica van het huisje dat volgens de overlevering van Maria is geweest. Casa Santa. Een heilig huisje dus. Naar een Italiaans idee, die huisjes waren daar toen ook al erg populair. De naam van de financier staat in de kapel vermeld: Lobkowitz. Die invloedrijke naam zijn we eerder tegengekomen. De kapel heeft een rijk versierde buitenkant maar is binnen vrij sober gehouden. De daaropvolgende Christus-Geboortekerk gaat weer gebukt onder veel goud. En krullen waar er maar gekruld kan worden. Dit zien we vaker in Praag: binnen- en buitenkant harmoniëren zelden. De trap leidt naar de schatkamer waar merkwaardig genoeg het plafond allereerst de meeste aandacht trekt. Het lijkt wel een verzameling lege golvende melkflessen. De schatten liggen hier veilig achter glas: zilveren wijnbokalen, relikwieën, mijters bezet met edelstenen, kroontjes, gouden en zilveren schalen en een monstrans bezet met duizenden diamantjes. Misschien is het er niet aan af te zien, maar wat hier ligt daarvan is de waarde onschatbaar. Voor de niet-katholieken: het vaatwerk dat gebruikt wordt om de hostie ter verering te tonen bij bijzondere gelegenheden, dat heet monstrans. Weer buiten zien we nog de beelden op het dak en bij de ingang: die met de aureolen, dat zijn de heiligen. De klokken van het carillon komen uit Amsterdam en zijn op het hele uur te horen.

In het Černín is nu het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevestigd. De bouw van dit megalomane paleis - de voorzijde is 150 meter lang - begon eind 17de eeuw door graaf Czernin, met een "z" in z’n naam, en is voortgezet door z’n kinderen en kleinkinderen. De bouw had nogal wat voeten in de aarde. Het bewonen er van ook: uiteindelijk bleek het toch niet zo geschikt te zijn daarvoor, hoe verwarm je de boel, hoe zit het met ‘t onderhoud. Zo uitnodigend als het Loreta oogt, zo streng en gesloten oogt het Černín. Eigenlijk wel merkwaardig omdat het gebouwd is door Italiaanse architecten. Als je van zuilen houdt, is dit je paleis: 30 stuks. We gaan links om het paleis heen en lopen over het pleintje Pohořelec schuin met de ventweg rechts omhoog.

In de bocht is de toegangspoort tot het Strahovklooster. Het Strahovterrein ziet er uit als een soort campus voor de kloosterlingen, alles is aanwezig: kerk, brouwerij, bibliotheek, nóg een kerk en een schuur. Gelijk links na de ingang staat er al het kleine kerkje St. Rochus dat eigenlijk iets te hoog is voor z’n grootte, die verhouding maakt ‘m erg rank. Het doet nu dienst als galerie. Interessanter wordt het in de tweede kerk, Nanebevzeti Panny Marie, oftewel de Maria Hemelvaartkerk. Dat de kerk rijk barok versierd is, dat is in Praag eerder regel dan uitzondering. Het bijzondere zit ‘m hier in de vele plafondschilderingen die in een niet alledaags gedempt grijs/blauw zijn uitgevoerd. Het geeft een wat rokerig effect. Josef Kramolin heet de schilder. Het gebouw naast de kerk huisvest de bibliotheek, het hoogtepunt van het Strahov. Of misschien moeten we zeggen: hoogtepunten. Want er is sprake van twee bibliotheken. Bij de ingang is er de mogelijkheid om een foto-permissie te kopen. Gebruik van statief is hier aan te bevelen, want er mag uiteraard niet geflitst worden. In de ruimte voor de twee indrukwekkende leeszalen staat een aantal vitrines met daarin een curieus allegaartje. Hiervoor reis je niet af naar Praag, maar het is interessant om het toch eens te bekijken. Er is kennelijk ooit een monnik geweest die allerhande vogelnestjes verzamelde, met eitjes. Verder zijn er veel geprepareerde exotische, in ieder geval niet-Tsjechische, dieren. Krabben met een doorsnee van 70 centimeter, haaien, barracuda’s, schildpadden, roggen, insecten. Een beetje de sfeer van een rariteitenkabinet. Heel leuk wordt het als je in een vitrine ineens een dier opmerkt waarvan je denkt: dit is een grapje, dat hebben ze ertussen gestopt om de bezoekers van de wijs te brengen, dat dier bestaat niet, is nep. Het is een Dodo. Een jonge Dodo, hij kijkt verschrikt, net een stripfiguurtje. Erg aardig is dat de collectie op kinderooghoogte is. En nu de boeken. Het is verfrissend om ook eens voor een rijk versierde ruimte te staan die geen kerk is. De leeszalen zijn en blijven natuurlijk wél van het klooster. De eerste leeszaal heet de Filosofische zaal. Achttien rijen boeken boven elkaar, verdeeld over begane grond en galerij. En als je goed kijkt zie je dat men de boeken twee rijen dik op de plank heeft gezet. Deze bibliotheek is natuurlijk niet alleen imposant door de enorme hoeveelheid zeldzame boeken, incunabelen en handschriften, er zijn boekwinkels met meer bandjes in de kast. Maar ooit een boekwinkel gezien die zo met zorg is afgewerkt, waar de planken met goud zijn afgezet? Met zo’n frisse plafondschildering -van de hand van Franz Maulpertsch-? Met al dat bewerkte hout op de balustrade? Voor de boeken op de bovenste planken gebruikte men geen gewoon laddertje maar een kloeke trap op wielen, zeg maar gerust een meubelstuk. In de gang lopen we langs rijen eeuwenoude boeken. Je zou haast zeggen: je kunt zien dat ze oud zijn, er zit schimmel op, maar bij nadere beschouwing blijkt dat die exemplaren met mos versierd zijn. De tweede leeszaal heet de Theologische Zaal. De zaal is wat ouder en nederiger van formaat, de boekenkasten reiken niet tot de hemel. Hier trekt het weelderig versierde plafond de meeste aandacht. Barok stucwerk, dat is duidelijk. Door de boogconstructie lijkt het een keldergewelf. Op de gang ligt in een vitrine het pronkstuk van het Strahov: een evangelie uit de 9de eeuw. Het omslag is van hout, gekaft met fluweel en is bezet met juwelen en zilverwerk. Als we de bibliotheek verlaten houden we de kerk aan de rechterhand. Achter de kerk ligt nog een rustig hofje met een galerie. Het kloosterterrein verlaten we bij het panoramapunt. Wij gaan rechtsaf, bij de kleine wijngaard. We volgen het pad, langs de perenboomgaarden, bij de splitsing rechts aanhouden tot aan de mediterrane trap. Die gaan we af.

Ga je de trap óp, dan kom je bij een groots bouwwerk genaamd de Hongermuur. Dit bouwwerk is onder Karel IV tot stand gekomen. Het was een werkproject voor de bevolking die toen grote armoede leed. Ook was het natuurlijk een goed verdedigingsobject. Een ander bijkomstig effect was dat de Hongermuur goed hielp tegen de erosie: het gedeelte van de stad waar de adel woonde dreigde af te kalven. Deze muur die zich slingert over de Petřínheuvel (haast tot aan de rivier) heeft er dus aan bijgedragen dat dit glooiende parkachtige bos met boomgaarden nog steeds een grote attractie is voor veel Pragenaars. Nog een zijsprongetje: de toren die boven de bomen uitsteekt. Het kan zijn dat u steeds dacht: "die ken ik ergens van, doet me ergens aan denken". Dat kan kloppen. Deze constructie van staal staat hier sinds 1891, heet Rozhledna en is geïnspireerd op de Eiffeltoren, meer de vrouwelijke variant daarvan.

De trap af gaat over in de Vlašska, die heeft de allure van een klein landweggetje. De Vlašska komt uit op een klein pleintje waaraan rechts het erg fraaie Lobkowitzpaleis ligt. De Duitse ambassade is er nu in gevestigd en het paleis is dus niet toegankelijk voor het publiek. Dat is jammer want de achterzijde, met fraaie tuin, is de mooiste kant van dit gebouw. In de tuin staat de "Walking Trabi' een werk van David Cerny. Door de poort is het mogelijk om een glimp te zien van deze vroegbarokke rijkdom.

Langs de Vlašska staan verder allerlei patriciërshuizen in frisse pastelkleuren. Het is ook een ambassadestraatje. Waar je de uniformen op straat ziet en alle auto's gecontroleerd worden, ben je bij de ambassades van de Verenigde Staten en die van Ierland. Tegenover de Ierse vlag bevindt zich links een onderdoorgang, bij het gebouw van de Akademie Muzickych Umeni. Daar gaan we in en komen dan op het befaamde Malostranská Náměsti: het Kleine Zijdeplein.

Tot de 17de eeuw was dit plein het centrum voor de handelaars en marktkooplieden van de Kleine Zijde. Hun winkels en werkplaatsen waren rondom dit plein gevestigd. Daarna was het the place to be voor de adel die er hun paleizen bouwde. De adel vertrok twee eeuwen later weer, het plein latend aan de burgerij, met behoud van de mooie barokke en renaissance gebouwen. Het plein kreeg zo z’n levendigheid weer terug. Voordat echter die grote bezienswaardigheden onze aandacht eisen, eerst wat kleins. Precies na de onderdoorgang staat een rij groene gietijzeren paaltjes. Ze hebben geen functie, niet voor de brandweer, niet voor de parkeerwachters. Ze vormen een sculptuur van Karel Nepraş en ze hebben wel wat weg van soldaatjes.

Het Kleine Zijdeplein wordt gedomineerd door de St. Nicolaaskerk [24] in het midden. Het gebouw dat links aan de kerk vastzit, was het Jezuïetencollege. Het bekijken van de kapel naast de ingang is gratis maar de St. Nicolaaskerk zelf is een van de weinige kerken in Praag waarvoor entree betaald moet worden. Maar dan zie je ook wat. Het interieur van de kerk uit begin 18de eeuw vormt een van de hoogtepunten van de Praagse hoogbarok. Eén van de hoogtepunten van de Europese barok zelfs. Het is oogverblindend, noem het en het is er: in goud welteverstaan. En wat niet van goud is, is van marmer of ander duur en duurzaam materiaal. Bovenaan beginnen maar? Het gigantisch grote fresco op het plafond heeft als thema natuurlijk St. Nicolaas en er is door Johannes Kracker zo’n 8 jaar aan gewerkt. Acht jaar lijkt lang maar niet als je weet dat de oppervlakte zo’n 1500 vierkante meter is. Vanaf de bovenverdieping heb je er een mooi zicht op. Een paar schilderingen bij het altaar zijn gemaakt door Josef Kramolin, bekend van het Strahovklooster. In het midden vallen de vier heiligenbeelden op, en centraal bij het hoofdaltaar staat de vergulde St. Nicolaas zelf. Het orgel is ook de moeite waard om te zien: het goud lijkt er haast af te stromen, en het is helemaal be-engeld. Naast deze overdaad aan versieringen valt het op dat de beschildering op het glas-in-lood ontbreekt. Dat deed men niet in de barok. Buiten vallen de hoge groene koepel en bijbehorende toren op, zij vormden in 1765 het sluitstuk van de bouw. De kerk is gebouwd door vader en zoon Dientzenhofer.

Het half schoongemaakte gedenkbeeld dat voor de kerk staat heet De Drievuldigheidszuil. Een soortgelijk beeld troffen we eerder aan op het Burchtplein: geplaatst als dank dat de pestepidemie voorbij ging.

De gevels van de huizen aan het Kleine Zijdeplein, zijn allemaal de moeite van het bekijken waard. We lichten er een paar uit. Het huis met die fraai bewerkte dakrand in de linkerhoek van het plein, dat is het voormalig Jezuïetengymnasium. Het bestaat in feite uit meerdere panden, er is een gezamenlijke gevel voor geplaatst. Het huis -paleis Smiřický- op de hoek na de zijstraat valt op door z’n elegante torentjes in geel groene kleuren. Daar weer naast staan twee huizen waarvan het eerste paleis Sternberg heet. Dat is verwarrend want de Sternbergjes hebben een gelijknamig paleis naast het Burchtplein. Het hoekhuis dat er aan vast zit heet Huis Velikovsky. Beiden zijn geschilderd in fraaie kleuren en hebben rustige barokinvloeden. Voor de fotografen wordt de moeilijkheidsgraad nu wat opgevoerd: probeer de zonnewijzer van het Sternbergpaleis ‘ns te fotograferen zonder dat de bovenleiding van de tram in beeld komt. Het plein heeft overdekte galerijen voorzien van terrasjes. Een mooi punt om even een rondje rond de kerk te lopen met het hoofd omhoog.

Voor degenen die vinden dat ze nóg wel een paleis kunnen hebben, is er nog het Wallensteinpaleis. Het bevindt zich alleen niet aan dit plein maar er net achter. Het paleis is in 1630 gebouwd op een stuk grond waar zo’n 25 huizen stonden. Die moesten uiteraard wijken. Zo maak je vrienden onder de burgerij. Het paleis is ontworpen door Italiaanse architecten en is vooral groot. Interessanter is de tuin van het Wallenstein. Die bereik je via de straat Letenská. In de elegante tuin zijn de "zwarte muur" en beelden te zien van de Nederlandse beeldhouwer Adriaen de Vries en . Onlangs is hij weer herontdekt en vergeleken met Michelangelo. Het zijn niet de originele beelden die daar staan, maar afgietsels.

We verlaten het plein via de straat die Mostecká heet en naar de most leidt. De Karelsbrug heeft aan beide kanten bruggentorens. We gaan onder de poort door, maar voordat we de drukke brug opgaan is er nog het relatief rustige Kampa eiland. Om daar te komen moet je na de poort links het trapje af. De brug is nu boven ons hoofd. Het 1ste gewelf loopt dood, het 2de gewelf loopt over de Duivelsbeek die Malá Strana van Kampa scheidt en heeft uitzicht op het waterrad. Het 3de gewelf, daar gaan we onderdoor. Dit pleintje heet Na Kampě en heeft een aardig ritme van boompje bankje boompje bankje. Trouwens, let ‘ns op de slangenkop en slangenstaart die elk bankje sieren. Op het plein is rechts een naamloos steegje dat voert naar het waterrad. En dan is er nog iets op dit schiereiland, of eigenlijk net er buiten. Daarvoor moeten we even het bruggetje naast het rad over.

Daar rechts is er een graffitimuur. Niks bijzonders, totdat het thema van de muur opvalt: John Lennon. John Lennon was meer dan in het Westen een symbool voor de Praagse jeugd. Hij stond hier voor vrijheid, vrede en verandering. Hij werd hier tot icoon, zeg maar heilig. Onder z’n portret liggen bloemen en kaarsstompjes.

De vele boodschappen aan John en aan degene die het lezen wil, zijn in een aandoenlijk Engels gesteld. Wat verder opvalt is dat het merendeel van de teksten en afbeeldingen gekwast is, geschilderd is. Spuitbussen, daar deed men niet aan. Kampa biedt verder een parkachtige atmosfeer aan de rivier. Voor wie even rust wil, slenter gerust een rondje, hier is ook onder meer de Franse ambassade. Onze terugweg gaat langs de Duivelsbeek naar de trappen die links en rechts weer de Karelsbrug op gaan.

Als je op de brug staat kun je zeggen: ik heb Praag gezien. Op die uitspraak valt natuurlijk wel wat af te dingen, maar toch. Hier sta je boven de Vltava, hoort het geruis daarvan door het dammetje verderop. Je ziet de vlucht van torens van de Oude Stad, achter je verheft de Burcht zich en heen en weer lopen dagelijks duizenden toeristen. Op de plek waar in de vroege middeleeuwen al een gammele oeververbinding was, begon Karel IV in 1357 met de bouw van deze Karelsbrug. De brug is 520 meter lang, 10 meter breed en werd pas in 1414 voltooid. De beeldengroepen, 15 links en 15 rechts, precies boven de pijlers van de brug, zijn er pas in de tijd van de barok op geplaatst, zeg begin 18de eeuw. Omdat de beeldengroepen van vergankelijk zandsteen waren gemaakt, zijn er in de loop der eeuwen ettelijke vervangen door kopieën. Te zien zijn enkele heiligen, wat Bijbelse figuren, koningen en, als enige met een bronzen beeld: Johannes Nepomuk, die kennen we inmiddels. Zijn beeld staat halverwege de brug links, naar een model van de beeldhouwer Brokoff. Het aantal beelden en de kleuren kloppen natuurlijk niet helemaal, maar al opkijkend tegen de beelden kan het zijn dat de wandelaar het idee krijgt te figuren als pion in een groots schaakspel. Vanaf de imposante bruggentoren met z’n dikke muren heb je een prachtig uitzicht over de Burcht en de Kleine Zijde, de Oude Stad en … de Karelsbrug. Typisch is trouwens de toren die hier 25 meter vandaan aan het water staat; ziet er uit als een kerktoren, maar is een watertoren. Als de naam van de rivier Vltava problemen oplevert bij het uitspreken: Moldau zeggen mag ook.

Op het plein tussen de bruggentoren en de trambaan staat links het beeld van Karel IV op een sokkel. De vier zittende vrouwen stellen filosofie, rechten, natuurwetenschappen en theologie voor, vandaar die boeken en serieuze gezichten. Het was een cadeautje van de universiteit die naar Karel is genoemd.

Op dit pleintje staan twee kerken. Eén achter het beeld en één voor ons. De eerste is de St. Franciscuskerk, één van de weinige objecten in het centrum dat nog niet is schoongemaakt. Dat levert het verrassende effect op van onooglijk van buiten maar mooi van binnen. Het is een intieme kerk met een barok altaar en in de koepel het fresco dat ‘Het Laatste Oordeel’ uitbeeldt. De elegante koepel van deze kerk is historisch belangrijk omdat dit de eerste keer was dat een kerk in Praag getooid werd met een koepel. Voor die tijd hadden de kerken enkel de keuze tussen puntdaken en torens.

De andere kerk is de St. Salvatorkerk. Onderdeel van het grote Clementium. Deze kerk heeft zich gehandhaafd door zo’n beetje alle stijlperiodes van 1600 tot 1800. Dus we zien renaissance plus nog wat barok en een enkel rococoversiering. De laatste vooral binnen: het altaar, de plafondbeschilderingen. Van de beelden aan de voorzijde valt vooral het Mariabeeld op en, helemaal bovenaan, niet Atlas met de wereld zoals gebruikelijk, maar curieus genoeg Jezus.

We gaan nu de drukke Karlova in. Rechts allerlei souvenirwinkeltjes met de befaamde Praagse marionetten, en links het Clementium. Dat was oorspronkelijk, midden 16de eeuw, het kloostercomplex van de Jezuïeten. Zij hadden hier een bibliotheek en een drukkerij. Midden 18de eeuw kreeg het een openbare functie. Nu is de universiteitsbibliotheek er in gevestigd, en de Nationale Bibliotheek plus nog enkele boekenverzamelingen. Het complex heeft vier vrij te bewandelen binnenhoven. De ingang is een kleine houten deur ín een grote houten deur links in de Karlova. Voor die ingang, in een nis van het complex, bevinden zich de met veel metaalbeslag bewerkte deuren van een kleine kapel en een grotere kerk. De kerk biedt voornamelijk schilderijen en heeft daardoor wat weg van een galerie.

De Karlova splitst zich bij het huis U Zlaté Studně. Inderdaad: goudversierd en de raampartijen geflankeerd door beelden. Wij houden rechts aan. Ondanks dat de eerste drie verticale meters van deze straat verbouwd en vercommercialiseerd zijn -de schrijver Kurt Tucholsky omschreef dit als: “het huis een broek aantrekken"-, is hier veel moois te bewonderen als u naar opgeknapte glanzende bovenverdiepingen kijkt. Iets compleet anders zijn de putdeksels in het plaveisel: ook die zijn versierd.

De dwarsstraat die nu de Karlova kruist heet de Husova. Daar staat het Clam-Gallaspaleis. Te herkennen aan de indrukwekkende beeldpartij naast de poort. De heldhaftige beelden torsen de gevel, ze zijn aan slijtage onderhevig. Ook dit barokke paleis, er is de hele 18de eeuw aan gewerkt, heeft romaanse en gotische grondvesten. Nu is er het stadsarchief in gevestigd en een concertzaal.

Links gaat de straat naar een pleintje waar het Nieuwe Raadhuis staat en waar de achterzijde van het Clementium aan grenst. De gebouwen hebben daar allemaal beelden op het dak en aan de gevel. Zelfs de 20ste eeuwse panden. Rechts gaat het naar - loop even mee, dan kun je het zelf zien. Er staat in deze straat een kerk die min of meer het slachtoffer is geworden van de opeenvolgende bouwstijlen in Praag. Eigenlijk worden we al gewaarschuwd door de straatjes links en rechts: ze draaien er niet omheen en heten gewoon Zlatá. En als de straten al goud heten, dan is dat al een vingerwijzing naar het interieur van het kerkje sv. Jiljí , St. Egidiuskerk, links. Een simpel romaans kerkje -midden 14de eeuw in gotische stijl herbouwd. Mooi door z’n eenvoud. Maar dan de binnenkant. Groter kan het contrast niet zijn. Binnen de niet bescheiden overdaad van de barok, er krult waar er gekruld kan worden, beelden waar er maar plek is, gedraaide pilaren. Verguldsel. Het is net een snuisterijenwinkeltje. Barokversiering leent zich niet voor iedere kerk. Haal je alles er uit, dan hou je een fraai kerkje over. Letterlijk alles eruit halen, dat zou zonde zijn, want bij het altaar is nog werk van de beeldhouwer Brokoff te zien.

Terug naar de Karlova. We komen nu op een driehoekig pleintje: Kleine Plein oftewel Malé Námĕsti. Centraal staat hier de smeedijzeren pomp met fontein uit de 15de eeuw met verguld hekwerk waarin engelen en leeuwen verwerkt zijn. Vanaf dit punt heb je een mooi overzicht over dit pleintje. Opvallend is het neorenaissance pand van V.J. ROTT. Bij de Firma Rott betreden we het Jugendstilgebied van Praag. Het pand is tot de nok toe beschilderd met Jugendstilmotieven. Dat zijn in dit geval de zogeheten vegetatieve, organische elementen. Bloemen, bladeren, ranken. Liefst langgerekt zodat het sierlijk en inderdaad jeugdig en vrouwelijk oogt. De ambachtstaferelen zijn niet specifiek Jugendstil: de boer met zeis, timmerman met draaibank, boerin met sikkel, maar het romantische idee is wel duidelijk. De invloed van deze stijl is kort maar groot geweest in Praag. De Jugendstil in Praag had zijn bloei tussen 1895 en 1914. Deze stijl uitte zich niet zo zeer in nieuwe gebouwen, maar in nieuwe versieringen op reeds bestaande objecten. Het was zeg maar, hip, om je van oorsprong gotische, daarna renaissance vervolgens verbarokte gebouwen op te fleuren, te verrijken met Jugendstilschilderingen en ornamenten. Verdere bijzonderheden op dit plein zijn te zien op het pand er tegenover waar fragmenten van sgrafitti en fresco’s als puzzelstukjes de gevels sieren. Aan de ‘rechte’ zijde van het plein staat een rijtje barokpanden in zachte tinten. Als contrast staat hier het smalle pand Zlatá Lilie tussen in donkere warme kleuren.

Bij het huis met het torentje gaan we naar de Staromestské námesti, het Marktplein van de Oude Stad. Het plein vormt in de goede zin een "beproeving", want als je net dacht dat de pracht en praal van de Praagse barok nu wel ‘ns op kon zijn, strekt zich hier een plein uit dat er juist nog een schepje bovenop doet. Maar, het is niet alleen een oud plein, het is ook een erg levend plein. Het heeft een scala aan cafés, restaurants en terrasjes. De muziek van de straatmuzikanten mengt zich hier met het geluid van de koetsjes en hun paarden. Het plein is omringd door een kleine 25 bezienswaardigheden, allemaal stuk voor stuk de moeite waard. We lichten er een paar niet te missen objecten uit. Links staat het renaissance hoekhuis De Minuut, te herkennen aan de donkere sgraffitivoorstellingen die het hele pand bedekken. Het is qua stijl verwant aan het Schwarzenbergpaleis. Twee huizen verder staat het roze met gouden huis dat nu een onderdeel is van het Raadhuis van de Oude Stad. Een bronzen tekst op de muur vermeldt dat sinds 1992 de gehele binnenstad door de Unesco is aangemerkt als cultureel werelderfgoed.

Het Oude Raadhuis zelf trekt gelijk de aandacht vanwege de menigte mensen die zich hier elk heel uur verzamelt bij het Astronomische Uurwerk. Het attractieve mechaniek is gemaakt midden 15de eeuw, en geeft niet alleen met veel verguldsel de dagen en maanden aan, maar ook de stand van zon en maan en de dierenriem. Het is een grappig gezicht om de 12 apostelen voorbij de twee luikjes te zien gaan. Het geheel houdt het midden tussen een draaiorgel, vanwege de Dood die met z’n bel rinkelt en de Turk die met z’n hoofd schudt en de Engel met zijn zwaard, en een poppenkast. De voorstelling wordt altijd afgesloten door de Haan die een soort gekraai uitbrengt dat op de lachspieren werkt. O ja, en je kunt op de klok ook nog zien hoe laat het is.

Het Raadhuis is alleen nog Raadhuis in naam, het wordt enkel nog gebruikt voor ontvangsten en plechtigheden. Het leent zich daar goed voor want de buitenkant is een fraai staaltje van gotiek en het interieur heeft veel Jugendstilelementen. De 70 meter hoge toren is van later datum dan het Raadhuis zelf en kan beklommen worden.

Als we om het Raadhuis heen lopen zien we daar de St. Nicolaaskerk. Op deze plek hadden al enkele kerken gestaan voordat de Nicolaas hier, midden 18de eeuw naar een ontwerp van Dientzenhofer, werd gebouwd. Het is een rijke kerk geworden, zowel van binnen als van buiten. Dat mag opmerkelijk genoemd worden gelet op het kleine aantal zitplaatsen. Dat het nog steeds een levende kerk is, is te zien aan het columbarium. Gelijk bij binnenkomst rechts. Daar is een verzameling van honderden urnen. Elk in z’n eigen glazen vitrine. Een typisch, on-Nederlands verschijnsel. De kerk wijkt aan de buitenkant iets af van de gangbare barokstijl door z’n zuidelijke invloeden: de torentjes, de sierlijkheid, de mediterrane kleuren. Binnen is de barok wat traditioneler maar ook hier lijkt het motto te zijn geweest: bewerk het, maar bewerk het niet overdadig.

Midden op het Staromestské námesti staat het Jan Hus monument. Gemaakt door Saloun.Dit Jugendstilbeeld, eigenlijk beeldengroep, is in 1915 geplaatst ter gelegenheid van de vijfhonderdste sterfdag van deze kerkhervormer en volksheld. Johannes Hus werd circa 1370 geboren, werd theoloog en was verbonden aan de Bethlehemkerk aan de Kleine Zijde. Hij bekritiseerde de kerkmachten, vond dat de kerkhiërarchie het gewone volk buiten de deur liet staan was fel gekant tegen de aflaatpraktijken en pleitte voor een Bijbelvertaling in de landstaal, het Tsjechisch. Hus introduceerde de zogeheten diacritische tekens in het Tsjechisch. Hij introduceerde de wát? Tekens die het mogelijk maken een taal fonetisch te lezen. Hij voegde het woord bij de daad als het ware. Dit bezorgde hem grote populariteit bij het volk en bracht hem op gespannen voet met de Paus en het koningshuis. Uiteindelijk werd hij als ketter aangemerkt en werd in 1415 tot de brandstapel veroordeeld. In Tsjechië wèrd, zijn volgelingen hadden zich destijds verenigd onder de naam Hussieten, en wòrdt Hus nog altijd gezien als symbool voor het zoeken naar de waarheid en de rechtvaardigheid. Dit monument beeldt veel uit: het lijden, de onverzettelijkheid, de solidariteit met het gewone volk en hoop. De Jugendstilstijl is terug te vinden in bijvoorbeeld de lijnen van de mantel en de belettering op het monument.

Als we met de rug naar het Husmonument staan, staat de Týnkerk pal voor ons. Maar eerst is er nog het geel, matgele gouden gebouw, links in de hoek. Het is een gebouw met vele voormalige bewoners. Het was oorspronkelijk een Paulanenklooster, daarna was er een bank in gevestigd en nu een ministerie. Het front van het pand kun je zien als een huwelijk tussen barok en Jugendstil. Te zien zijn de gebruikelijke barokversierselen, alleen ze zijn net wat zwieriger dan normaal. Wat we zien is de hand van de bekende Praagse kunstenaar Mucha, voornamelijk bekend door zijn grafische Jugendstilwerk: affiches. Let bijvoorbeeld op de ornamenten en het stucwerk boven de ingang en, als je de kans krijgt, het interieur.

Aan de andere kant van het plein, rechts van de Týnkerk, staat het Storchhuis. Hier vallen de Jugendstilbeschilderingen op die vrij traditioneel van karakter zijn. De heilige Wenceslas te paard en een schrijvende monnik. Maar de uitvoering is muzikaal: de lijnen zijn langgerekt, de ranken en bladeren lijken wel te wervelen en te dansen.

De ingang van de Týnkerk bereik je via de zuilengalerij ervoor. De Týnkerk staat in feite niet op het plein, maar er net achter. Door zijn twee torens is het een van de meest karakteristieke kerken van Praag. De acht kleine torentjes op de torens zelf, fungeerden vroeger als uitkijkposten. Binnen blijkt het een kerk te zijn waar de oorspronkelijke gotiek en de later toegevoegde barok elkaar soms in de weg zitten, soms elkaar aardig aanvullen. De fraaie dakbogen stammen nog uit de 14de eeuw, de altaren en panelen uit de barok. De Týnkerk was in de 14de eeuw de belangrijkste kerk van de Hussieten.

Achter de kerk ligt het Týnhof. Het smalle straatje links naast de kerk leidt er naar toe. Het hofje is omringd door veel nauwe straatjes. Sinds de middeleeuwen is er weinig veranderd in het Praagse stratenplan. Het hof was in de middeleeuwen marktplaats en pleisterplaats voor handelaren en kooplieden. Het heeft een tijd van verval gekend maar nu is het gerestaureerd en heeft het een gezellig karakter door de vestiging van allerhande boetiekjes en speciaalzaken.

We gaan het hof weer uit. Links staat de Kostel sv. Jakuba, de Jacobskerk. Nu is het slechts één van de vele kerken die Praag rijk is. Maar voordat de St. Vituskathedraal gebouwd was, was dit de hoogste. Uiteraard een romaanse geboorte gehad, gevolgd door een gotische jeugd en de volwassenheid bracht hem bij elke pilaar een goudbewerkt barokaltaar: 21 stuks. Het orgel verdient zeker aandacht, en ook mooi zijn de 30 balkons. Een enkele is nep om de symmetrie te behouden.

Als we de kerk uitkomen, gaan we links de Malá Štupartská in, dwarsstraat oversteken, onderdoorgang in en we staan op de voetgangerspromenade de Celetná, hier linksaf. Op de Celetná staan verspreid nog enkele barokke huizen met ‘paleis’ in hun titel, maar wij gaan op weg naar het hoekhuis Huis met de zwarte Madonna, Kavarna Grand Cafe Orient. Dit kubistische huis uit 1915 van de architect Josip Gočar staat op de hoek rechts, net voor de Kruittoren. Het is een beetje vreemd dat dit vernieuwende huis is genoemd naar de versiering, de barókversiering, van het huis dat hier eerst stond: een gouden, zwarte Madonna met kind. Het kubisme was een kunststroming die omstreeks 1910 begon in de schilderkunst. Picasso was een van de bekendste kubisten, in Nederland was dat Piet Mondriaan. Zij wilden de vorm terug brengen in de schilderkunst, zoals de impressionisten vóór hen de kleur terug hadden gebracht. Het is eigenlijk wel merkwaardig dat het kubisme zo weinig navolging heeft gekregen in de bouwkunst, terwijl die zich er toch bij uitstek voor leent. Het lijnenspel en de vlakverdeling doen zeer uitgebalanceerd en rustig aan. De enige versiering die Josip zich toestond waren de envelopjes boven de pilaren, en als toetje: twee zolders.

Even iets heel anders. Twee huizen terug, aan dezelfde kant van de straat, is ook geprobeerd een pand een Jugendstiluitstraling te geven. Alleen: het is wel wat armoeiig. Een paar vazen met daarin wat onduidelijke flora een wimpel en een krul maken samen nog geen Jugendstil. We lopen nu naar de Kruittoren.

Bij de toren betreden we voormalig koninklijk gebied. Hier, op deze plek stond in de 14de en 15de eeuw het paleis van de Boheemse vorsten. Ze woonden hier, en regeerden vanuit de Burcht. Een groot gedeelte van de wandeling die we nu hebben gelopen volgde nauwkeurig die zogeheten 'Koningsweg', toen gebeurde dat per paard en per koets. Later werd de Burcht zowel de plek van waaruit de macht werd uitgeoefend als de permanente verblijfplaats voor de monarchie. Het enige bouwwerk dat nog is overgebleven uit die periode is de Prašná brána: de Kruittoren. Van de stadsmuren die hier gestaan hebben, is geen steen meer te vinden. De toren is een goed voorbeeld van de gotische bouwstijl. En is eind 19de eeuw weer helemaal in dezelfde stijl gerestaureerd. Zwart, donker, massief, gesloten, met een enkel opgepoetst versiersel. De toren werd destijds gebruikt voor de opslag van grote hoeveelheden kruit. Geen prettige gedachte, zo’n explosief goedje bovengronds naast je paleis.

De Kruittoren is verbonden met één van de schitterendste -letterlijk- voorbeelden van Jugendstilbouwkunst in Praag. Het Obecní dům, het Representatiehuis, ook wel liefkozend ‘Repre’ genoemd. Het is gebouwd tussen 1906 en 1911, het hart van het Jugendstiltijdperk, en dat zie je er ook vanaf. Nou moet gezegd worden dat Jugendstil vele gezichten had. De Jugendstil wou zeker alle voorwerpen en thema’s stileren en streefde naar een vloeiende lijn, naar elegantie. Maar het maakt uit in welke stad in Europa je de Jugendstil bekijkt. De Praagse variant wijkt toch iets af van wat je tegenkomt in bijvoorbeeld Antwerpen. En omdat in Praag de barokcultuur zo sterk aanwezig is, ontkomt de Jugendstil hier ook niet aan wat barokinvloeden. Als de barok hier niet had bestaan, had de Jugendstil die uitgevonden. Eigenlijk ook niet verwonderlijk, want bij beide stromingen stond de verfraaiing voorop. De uitvoering, die is dan anders: andere materialen, andere thema’s, de barok is wat zwaarder op de hand, de Jugendstil wat lichtvoetiger, wat speelser, minder serieus - de jeugd immers. Een ander praktisch punt was dat beide kunststromingen in de bouwkunst vaak in opdracht werkten.

De nieuwlichtende kunstenaars waren dus afhankelijk van de wensen van de koopman, paleiseigenaar: maak het niet te bont jongens, denk aan de klanten. Of in het geval van barok: maak het maar goed bont jongens, denk aan de buren. En, kunstenaars en kunststromingen staan ook niet stil, die ontwikkelen zich. De Jugendstilers deelden dan wel dezelfde opvattingen, hadden een gezamenlijk vertrekpunt, maar gaandeweg bleek de één wat principiëler dan de ander. Met andere woorden: de grenzen van een genre of stroming zijn soms moeilijk te trekken.

Het Repre. De twee Jugendstilkunstenaars die we al eerder tegenkwamen op deze wandeling hebben ook hieraan meegewerkt: Ladislav ž aloun en Alfons Mucha. Een nieuw naam is Karel Spillar, hij zorgde voor de muurschilderingen in het gebouw. Het heeft een indrukwekkende, feestelijke ingang. Van boven naar beneden zien we: op de top de glazen koepel, daaronder het mozaïek van Spillar, de beelden van ž aloun, de gouden spreuk in de daklijst, het smeedijzeren balkon en dan een waterval van versierselen: glas in lood, lampen, vlaggen, krullen, boogjes, beeldjes, schildjes, verguldsel - we gaan naar binnen. Het Repre heeft vijf zalen, waarvan twee op de begane grond. Links is het Kavárna, het café. Vergeleken met deze ruimte verandert elk Grand Café in Nederland in een hopeloze bruine kroeg. De inrichting is Jugendstil in een rijke ingehouden vorm, aan alles is aandacht geschonken, alles harmonieert met elkaar: de lambrisering, de luchters, de andere verlichting, het plafond, de balkons, de verwarmingselementen, de stoelen en tafels. Misschien is Jugendstil wel een maniertje, maar wel een mooi maniertje. Dat het Repre wel met z’n tijd meegaat is te merken aan de internet salonek die voor de klanten openstaat. Drink hier in alle rust ‘ns koffie en kijk ‘ns rond. Het restaurant er naast is wat donkerder, wat formeler. Meer Jugendstil kun je zien in het restaurant in de kelder en op weg daar naar toe. Er zijn fraaie booggewelven, versieringen die balanceren op het randje van de kitsch, gouden ornamentjes, taferelen op tegeltjes, sierlijke trapleuningen - we willen maar zeggen: dit heet niet voor niets het Representatiehuis. Dit huis heeft op de bovenverdieping twee bijzonder fraai gedecoreerde concertzalen. Krijg je op straat een folder aangereikt met daarop een aankondiging van concert van Vivaldi, Mozart -de film Amadeus is in Praag opgenomen- of Schubert, kijk dan waar het uitgevoerd wordt.

Weer buiten valt op hoe groot het contrast is met de nieuwe, strenge Bank Národní aan de overkant. Dat de bank de banden met de historie toch niet helemaal loslaat is te zien aan de traditionele leeuwen en krijgers op de daklijst. En, de bank heeft dan misschien wel een vernieuwend gezicht, aan de achterzijde staat nog intact het oude gedeelte uit 1894.

De wandeling vervolgt zo meteen de straat Na Příkopě in, maar als tegenstelling met het opgepoetste Repre is het wel aardig om wat pure Jugendstil in vergane glorie te zien. In de straat Hybernská staat na zo’n 100 meter rechts het voormalig Hotel Central [49]. Deze gevel met vegetatieve schilderingen had destijds de primeur van de Jugendstil in Praag.

Vanaf het Repre wandelen we rechts de Na Příkopě in. In deze straat zijn het ‘m niet zo zeer de gebouwen als geheel die het ‘m doen, maar de details, de versieringen er omheen. De gebouwen op nummer 18 en 20, aan de linkerzijde hebben een fraaie daklijst met daaronder een schildering en een mozaïek op de voorgevel. Mooi en sierlijk zijn de twee stenen "luchtbruggen" over het zijstraatje heen.

Dat kerken in Praag niet altijd barok hoeven te zijn, bewijst het Italiaanse "La Chiesa della s. Croce" links op de hoek. Het interieur is een verademing, witte muren, reliëfs in gebroken wit tegen een witte achtergrond. Tegenover deze classicistische kerk staat een modern gebouw van glas en staal, het Myslbekgebouw. Het grappige van dit pand is dat het geen achterkant heeft: het heeft twee voorkanten. De andere voorzijde komt uit op het pleintje waar het kubistische Huis met de zwarte Madonna ook aan staat. Het refereert daaraan met een architectonisch grapje: ook twee zolders.

Het bankgebouw, ook links, heeft vier gebeeldhouwde figuren boven de ingang. Qua stijl moeilijk te plaatsen.Het heeft iets constructivistisch die heldhaftige, geïdealiseerde voorstelling van deze ambachten. Onder het communisme was dit dé kunstvorm. Was dit Jugendstil geweest, dan waren de beelden minder plomp, wat langgerekter.

Aan de rechterzijde van de straat, net voordat we links het Wenceslasplein op gaan, staan bij de ingang van nummer 390 Jugendstil beeldhouwwerken die de gevel torsen. Het verschil met de beelden van net boven het bankgebouw valt nu wel erg op. Dit soort beelden, maar dan als tekening, was ook erg in zwang als boekomslag in de jaren '20. Jugendstil was dan ook vaak een toegepaste, toevoegende kunst. Indrukwekkend is hoe hier bijvoorbeeld de kniepartijen vormgegeven zijn: anatomisch correct, maar in werkelijkheid zouden ze behoren aan die van een topsporter.

Het Wenceslasplein heet plein, is in feite een boulevard. Lengte 683 meter en 60 meter breed. Het is een drukke straat zowel overdag als ‘s avonds. Dit was van oudsher een handelsplek, vroeger werd hier onder andere de paardenmarkt gehouden. De commercie heeft nu alleen een ander gezicht. Dit was ook het plein waar in 1989 de burgers van Praag demonstreerden tegen de toenmalige regering. De roep om verandering kwam van verschillende groeperingen. Van Charta 77, de katholieke kerk en het later ontstane Burgerforum. De Fluwelen Revolutie eindigde ermee dat de toneelschrijver Václav Havel op 29 december 1989 tot president gekozen werd. Een plein met een geschiedenis. Verder op het plein zullen we sporen daarvan tegenkomen.

Vanaf de rechterzijde van het plein hebben we een goed uitzicht op het gebouw dat Koruna heet. Dat staat aan de linkerzijde en stamt uit 1914. Het is een gebouw dat zich geen enkele stijl aanleunen laat en daarom maar modernistisch genoemd wordt. Het draagt sporen van het kubisme, de mooie vlakverdeling, heeft wat Jugendstilinvloeden, de gebeeldhouwde vrouwenfiguren op het dak, maar kan gerust verder op eigen benen staan. Het had niet misstaan in de filmstad van Batman: Gotham City. De toren van het Koruna met z’n kroon, Koruna betekent kroon van lampen, vormt een rustig en statig geheel met z’n omgeving: het gebouw met glazen klok op het dak met daarnaast de Griekse beeldenduo’s.

Aan de rechterzijde staat één van de weinige huizen dat niet enkel Jugendstil versierd is, maar ook als Jugendstilpand is gebouwd: het Peterkahuis. De twee bronzen figuren, Adam en Eva met slang, vallen het meest op. Sierlijk golvende lijnen. Eigenlijk, we hadden het al over de grenzen van een stroming, moet dit worden aangemerkt als een pré-Jugendstilpand. Het is gebouwd in 1899. Wat we zien is een simpele en doelmatige voorgevel, evenwichtig in drieën verdeeld. Het was ook gebouwd als handelspand. Nu zit er nog steeds een apotheek in.

De meeste huizen aan het Wenceslasplein zijn voor Praagse begrippen vrij nieuw: 19de en 20ste eeuws. Dat komt, dit terrein is in die tijd aangewezen als stadsuitbreidinggebied. Net na de derde barokgolf dus. De stijlen die hier vertegenwoordigd zijn spelen af en toe nog wel ‘ns leentjebuur bij de (neo-) barok of tonen zich er schatplichtig aan, maar hier hebben de gebouwen niet, zoals in het centrum, een Romaanse fundament of gotische kelder.

Loop ‘ns op je gemak over dit plein en kijk af en toe ‘ns omhoog. Een hotel dat misschien wel het bekendste hotel van Praag en ook één van de prachtigste uitingen van Jugendstil is, staat aan de linkerzijde: Hotel Evropa. Het werd in 1889 gebouwd en kreeg in 1904 zijn Jugendstil uiterlijk. Om bij het begin te beginnen de ingang. Er hangt een carrouselachtig baldakijn boven de deuren. Het geeft de entree een nostalgische grandeur. Helemaal bovenaan zien we drie vrouwen in gezelschap van een pauw, een typisch Jugendstilgevogelte. Daaronder zien we allerlei versieringen zoals een notenbalkhekwerkje, gebeeldhouwde bloemen en tressen. De typische Jugendstilbelettering, glas in lood ramen, sierlijke balustrades voor de balkons geven het vooruitspringende middengedeelte van het hotel een extra rank en licht voorkomen. Maar meer dan van een fraaie buitenkant moet Evropa het hebben van het interieur. Het restaurant van het hotel is in een Jugendstilstijl uitgevoerd die zeer rijk en harmonieus te noemen is. De zaal heeft een bewerkte lambrisering van donker hout onderbroken door spiegels die versierd zijn met tressen, schelpjes en engeltjes. Aan het eind van de zaal is een klok geïntegreerd in de schouw. En vergeet het plafond niet. Om kort te zijn: alle details gaan hier harmonieus op in een groot geheel. Een monument.

Het is meestal zo dat als een gebouw veel aandacht krijgt dat het object er naast er maar wat verloren bij staat. Dus: vergeet Hotel Meran niet. Het hotel heeft weliswaar een minder sterke entree dan de buurman, maar op de bovenste verdieping doet het toch z’n best. Daar zien we weer die op notenbalken gelijkende hekwerkjes, met de bekende tressen, bloemen en goudversierselen. Het balkon is trouwens ook erg sierlijk.

Tegenover deze beide hotels bevindt zich de ingang van Lucerna. Zowel het Wenceslasplein als de omliggende straten, hebben een netwerk van allerlei passages. Soms geven ze toegang tot een hofje of een tuin maar meestal zijn ze verbouwd tot winkelgalerijen. Deze passage is interessant omdat hij wel aangepast is aan deze tijd, maar ook nog veel ouds verborgen houdt. Je kunt hier ook, als het in het café van Hotel Evropa te druk was, koffie drinken in de foyer van de bioscoop. Te zeggen dat je dan een "trap" op moet doet een beetje onrecht aan wat in het Engels wordt aangeduid als een "flight of stairs", een monumentale trappartij. Vanuit de hoge zitplaats kun je het kunstwerk van David Černý dat hier sinds 1999 hangt ook niet over het hoofd zien. Het stelt de Heilige Václav voor, gezeten op z’n paard. Alleen, hij zit er op als een soort Dik Trom: het paard galoppeert ondersteboven door de geschiedenis. Het is een grappige verwijzing naar het officiële monument van Václav te paard dat 200 meter verderop staat. Het interieur van Lucerna ademt nostalgie door de lambriseringen, het gebogen glas en de koepels.

Lucerna kun je weer verlaten via de uitgang aan de Štěpánská. Daar hangt boven de ingang een vervallen Jugendstilluifel. Terug naar het Wenceslasplein en naar rechts. Op het Wiehlgebouw op de hoek van de Vodičkova, is nog een mooie schildering te zien van de Jugendstilkunstenaar Josef Fanta.

Vlak voor het standbeeld van Wenceslas, is er een perkje dat herinnert aan de Praagse Lente van 1968. De Tsjechen en Slowaken hadden toen hun hoop gezet op "het socialisme met een menselijk gezicht". Maar de hervormingsgezinde partijvoorzitter die dat voorstond, Alexander Dubček, werd aan de kant gezet. De Lente duurde maar kort. De touwtjes werden vanuit het communistische Moskou weer strakker aangetrokken. Dat leverde het beklemmende beeld op van tanks van het Warschaupact in de binnenstad van Praag, omringd door geweldloze Tsjechen. Het einde van de hervormingen was voor de student Jan Palach de reden om zichzelf uit protest op 16 januari 1969 in brand te steken. Dit perkje gedenkt hem, en de medestudent Jan Zajic die hetzelfde heeft gedaan, met een gedenkplaat waarop staat: 'in memory of the victims of communism'. Een eenvoudig berkenhouten kruis met daarop de foto’s van de jongens, maakt het wat persoonlijker.

Karel IV wordt veel geëerd in Praag, stichtte de universiteit, bracht de stad tot bloei, maar hij zal altijd vier eeuwen achter blijven lopen op z’n voorganger, de schutspatroon van Tsjechië Svaty Václave. Hij stond aan de basis van het land Tsjechië, aan de basis van de Tsjechen zelf. Hier is hij omringd door vier beschermheiligen. Hij is overleden -vermoord door zijn broer- in het jaar 929 en daarna heilig verklaard. Het beeld zelf is in 1924 geplaatst en gemaakt door Myslbek.

Het grote neorenaissance gebouw dat het plein afsluit, dat het op het glooiende plein neerkijkt, is het Nationaal Museum. Te bereiken via de metrotunnel. Het gebouw stamt uit het einde van de 19de eeuw en biedt onderdak aan vele verzamelingen die betrekking hebben op de geschiedenis en folklore, de cultuur, en de wetenschap van het land. Van het gebouw zelf is de koepel erg de moeite waard. Binnen biedt de hoge hal een grootse entree.

Vanaf het Nationaal Museum volgen we de drukke verkeersader naar links die uitkomt bij het Jugendstilbouwwerk het Centraal Station. In het bovengrondse gedeelte, zowel de binnen- als de buitenkant, is nog veel fraais te zien. Schilderingen en beeldhouwwerken. De koepel en de versiering van het grote maar enigszins beroete monument zijn van de hand van Josef Fanta. Maar: het is een monument in bedrijf, verwacht dus geen museumuitstraling. Vanaf dit punt is er de mogelijkheid om de metro te nemen.
 

Pelhřimov

Donateur
Wandeling door Praag
Twee ontwikkelingen hebben een belangrijke invloed gehad op de bouwkunst van de tweede helft van de 19e eeuw. In de eerste plaats is dat het gebruik van vormen die ontleend zijn aan stijlperiodes uit het verleden. Het historisme of eclecticisme, zoals dit verschijnsel genoemd wordt, speelde in de Praagse architectuur van die tijd een belangrijke rol. Men liet zich vooral inspireren door de vormentaal van de Italiaanse en Boheemse Renaissance. Daarnaast zorgden de industrialisering en de daarmee gepaard gaande maatschappelijke veranderingen ervoor dat er nieuwe eisen werden gesteld aan de architectuur. Er ontstond een groeiende behoefte aan openbare gebouwen, zoals kantoren, scholen, ziekenhuizen, hotels en restaurants. Tevens bouwde men musea, concertzalen, theaters en stations. Kerkelijke bouw verdween geleidelijk aan steeds meer naar de achtergrond en er werd gebruik gemaakt van nieuwe materialen als glas en staal. Invloedrijke architecten als Josef Zitek en Josef Schultz, namen de Renaissance en de barok als voorbeeld. Een latere generatie architecten, waaronder Josef Fanta, jan Koula en Osvald Polivka, zocht naar nieuwe vormen en brak voorzichtig met de historiserende stijlen. Samen met mensen als Bedrich Ohmann, Bedilch Bendelmayer en Jan Kotéra introduceerden zij de Sezessionstijl in hun land. Dit is de benaming die de Donaumonarchie gaf aan haar versie van de art nouveau of Jugendstil. Kenmerkend hiervoor zijn het vaak ontbreken van symmetrie en de toepassing van gestileerde decoraties met planten- en bloemenmotieven. Ook worden in draperieën gehulde vrouwenfiguren of alleen koppen van vrouwen als ornamentering aangebracht. Men maakt veel gebruik van pastelkleuren.

Deze wandeling start bij het Centraal Station en voert u langs diverse bezienswaardigheden uit het fin de siècle in de wijken Nové Mèsto, Staré Mèsto en Josefov; het eindpunt ligt bij het huis van Václav Havel aan de Rázinovo nábrezí. De getallen tussen haakjes verwijzen naar de beschrijvingen eerder in dit hoofdstuk.

Het Centraal Station (Hlavni nádrazí) is het beginpunt van deze wandeling (47). De facade van dit gebouw aan de Wilsonova heeft een forse ingangspartij met twee torens, die geflankeerd worden door twee lagere zijvleugels. Deze laatste zijn getooid met gebeeldhouwde figuren en andere decoraties. Het interieur is rijk versierd. Vanaf de ronde centrale hal met ornamenteel beeldhouwwerk leidt een lange gang naar het restaurant. Daar zijn kleurige voorstellingen van bloemen en vrouwenfiguren aangebracht, opgebouwd uit geglazuurde tegels. Vanuit de hal leidt een tunnel naar het moderne stationsgedeelte aan de overkant van de weg. Daar gaat een trap naar de parkeerplaats, vanwaar u pas goed zicht hebt op de facade.

Vanaf het station loopt u in zuidelijke richting via de Wilsonova naar het Wenceslasplein.
Aan de linkerkant passeert u het Smetanatheater (48). Dit werd tussen 1886 en 1888 vormgegeven in neorenaissancistische stijl en bezit een fraai interieur. In de foyer zijn de beeltenissen te zien van twaalf persoonlijkheden uit de Tsjechische cultuur, die gedurende de Tweede Wereldoorlog zijn omgekomen. De theaterzaal is zoals zij wezen moet: veel rood pluche, kroonluchters, loges en een kleurige plafondschildering.
Even verderop ligt het omstreeks dezelfde tijd door de architect Josef Schulz gebouwde Nationale Museum (49), waarvan de facade meer dan 100 meter lang is. De middenpartij is ontleend aan de Griekse tempelarchitectuur en wordt bekroond door een hoge, bronzen koepel. Beeldengroepen met gevleugelde figuren flankeren het fronton, waarin een reliëf is aangebracht dat gemaakt is door Antonin Wagner. Aangezien men het fronton slechts van een grote afstand kan bezichtigen en omdat het gebruikte materiaal erg donker van kleur is, is de, voorstelling op het reliëf niet te herkennen. Het is echter waarschijnlijk dat zij van allegorische aard is en betrekking heeft op Bohemen.
Naast dit bouwwerk ligt de ingang van het metrostation Muzeum, dat een uitgang heeft op het Wenceslasplein (50) aan de overkant van de weg. Aan dit plein staan opmerkelijke bouwwerken. Het beste zicht hierop heeft u vanaf de in het midden gelegen promenade.
Allereerst vindt u aan de rechterkant op nr. 15 Grand Hotel Evropa, dat in 1905 werd ontworpen door de architecten Bendelmayer en Dryák. Opvallend zijn de goudkleurige en groene decoraties, die zich duidelijk aftekenen tegen de zandkleurige facade. Op het dak van het gebouw staan drie naakte vrouwenfiguren met een glazen bol. Op het eerste gezicht lijkt de gevel symmetrisch, maar wie goed kijkt, ziet dat dat niet het geval is. Achter de facade gaat een stijlvol interieur schuil, dat nog herinnert aan de tijd van vóór het massatoerisme.
Tegenover Hotel Evropa bevindt zich Paleis Lucerna, dat tussen 1906 en 1913 gebouwd werd door V. Havel, S. Bechyné en V. Prokop. Kenmerkend voor de faeade zijn de verticale lijnen en de decoratie met maskers en leeuwen. Meer nog dan van Jugendstil zou men hier kunnen spreken van art déco. Het pand aan de rechterzijde van het paleis dateert van ongeveer dezelfde tijd. Het is versierd met schilderingen, gestileerde kariatiden en een atlant. Het huizenblok wordt afgesloten door het Wiehluv ditm. De architect heeft zich duidelijk laten leiden door de vormentaal van de Boheemse Renaissance. De schilderingen daarentegen dragen voor het merendeel een duidelijk 19e-eeuws signatuur en doen denken aan het werk van Mikolás Ale`s. Let op het bronzen torentje.
Een soortgelijke facade vindt u even verderop aan dezelfde kant, op nr. 20. Het gebouw dateert van 1886.
Aan de rechterkant van het plein ziet u op nr. 7 de opvallende platte facade van Zlatá husa (Gouden Eend). Vooral de reliëfs aan de top zijn aardig.
Links daarvan ligt op nr. 5 Hotel Ambassador, waarvan de zachtgolvende gevel getooid is met grote lantaarns.
Aan de overzijde staat op nr. 12 het Peterka Huis (Peterkuv dum), een ontwerp van Kotéra. De facade van het gebouw is versierd met beeldhouwwerken en andere decoraties. Het dateert van 1900.
Het laatste Sezessionsbouwwerk aan deze zijde van het Wenceslasplein ziet u op nr. 8. Het huis met de naam U zlatého noha heeft een asymmetrische facade die aan de bovenkant afgesloten wordt door een geheel glazen verdieping. Het opvallendst zijn de sculpturen (een gestileerde griffioen en een dito kariatide en atlant) en de vier grote lantarens.
Paleis Koruna op nr. 1, dat tussen 1910 en 1913 werd gebouwd, kan als één van de laatste voorbeelden in Praag van Sezession-architectuur worden beschouwd. Het grijze bouwwerk heeft een bijzondere koepel, die geschraagd wordt door drie sterk gestileerde, gesluierde figuren.
Geheel anders van stijl zijn de gebeeldhouwde mannenfiguren aan het andere uiteinde van de facade, aan weerszijde van de loggia op de bovenste verdieping. Ook bij deze facade zijn het in hoofdzaak verticale lijnen die de compositie bepalen.

Aan het einde van het plein slaat u rechts Na Príkope in. In die straat ziet u aan de linkerzijde op nr. 7 de zachtgroene gevel van een in 1905 gebouwd huis, waarin nu een apotheek en restaurant Pelikán zijn gevestigd.
Op nr. 18 houdt de CEDOK kantoor (55). Het pand vertoont zowel neorenaissancistische als Jugendstil-kenmerken. Twee corridors, waarvan er één met een figurenreliëf is versierd, verbinden het CEDOK-kantoor met het gebouw links daarvan. Het is de zivnoztenská banka (Kredietbank) die in 1891 gebouwd werd door de architecten Antonin Wiehl en Osvald Polívka. Duidelijk is te zien hoe zij zich, evenals velen van hun collega's in die tijd, lieten inspireren door de Italiaanse architectuur van de Renaissance: het bouwwerk doet namelijk denken aan een 16e-eeuws Romeins palazzo. De mozaïeken onder de kroonlijst staan hiermee in sterk contrast, evenals de attiekverdieping erboven. U moet daar beslist het prachtige interieur gaan bekijken!
De straat komt uit op het Námésti Republiky.
Vlak bij de Kruittoren aan de linkerzijde staat het Representatiehuis (Obecní dum 7). Dit hoogtepunt van de Praagse Jugendstil-architectuur is het resultaat van de samenwerking tussen de architecten Balsánek en Polivka en diverse kunstenaars die de decoratie voor hun rekening namen. De bouw vond plaats tussen 1906 en 1911. Het opvallendst is de ingangspartij met haar koepel van brons en glas, het grote mozaïek en het portaal van smeedijzer en glas-in-lood. Verder springen de gevleugelde gebeeldhouwde figuren in het oog. In de donkere hal geven glazen deuren toegang tot een aantal zalen en ontvangstruimten.
Links vindt u het café, waar u moet letten op de mooie vormgeving van de lampen en op het fonteintje achter in de zaal met de vrouwenfiguur in reliëf. Via de rechterdeur komt u in het restaurant. De deuren tegenover de hoofdingang leiden naar de concertzaal (Smetanazaal) en de sfeervolle vinárna (wijnkelder).
Achter het Representatiehuis, in de straat U obecniho domu, ligt Hotel Pafii. De gevel van het hotel is een combinatie van Jugendstil en neogotiek.
Tegenover het Representatiehuis begint de Hybernská. Aan de rechterzijde van deze straat ziet u op nr. 10 Hotel Central, dat in de jaren 1898, 1899 en 1900 door Ohmann, Bendelmayer en Dryák werd gebouwd. Het was het eerste gebouw in Praag dat in Sezessionstijl werd gebouwd.
Een 'tweede concentratie van fin-de-sièclebouwwerken is te vinden aan de andere kant van de Oude Stad en langs de Moldau. U komt er via de Celetná en Staroméstské námesti.
Op het plein van de Oude Stad ligt het raadhuis (4), dat enige zalen bevat met Jugendstil-decoraties uit 1909 en 1910.
Het prachtige geelgepleisterd huis op nr. 6, voorheen van de stadsverzekeringsmaatschappij, heeft een mooi mozaïek en veel stucversiering aan de gevel; zeer geslaagd is ook het classicistische portaal.
Naast de St.-Nicolaaskerk aan de overkant van het plein begint Parizká, waar een overvloed aan gebouwen uit het fin de siècle is te zien. Het beeld van die straat wordt bepaald door tientallen erkers, groene koepeltjes, beeldhouwwerk, smeedijzeren balustrades en sierlijke decoraties in zachte pasteltinten. Vergeet niet te letten op de portalen. Ook de zij straten mogen gezien worden. Eén ervan heet Siroká, waar op nr. 9 een portaal te zien is met een uil en twee flankerende vrouwfiguren.
In het verlengde van Parizká ligt de most Svatopluka lecha, gerealiseerd tussen 1906 en 1908 naar een ontwerp van Koula. De vier zuilen met gevleugelde vrouwfiguren vallen direct op. Mooi zijn ook de smeedijzeren versieringen aan railings en lantaarnpalen.

De wandeling gaat verder in zuidelijke richting, over de Dvorakovo nábrezi voorbij de Mánesbrug naar de Kriiovnická. Even voorbij de Karelsbrug staan de watertoren van de Oude Stad en het vroegere kantoor van de waterleiding, het huidige Smetanamuseum (19). De architect Wiehl heeft ongetwijfeld een voorbeeld genomen aan de Boheemse architectuur van de 16e en de vroege 17e eeuw.

Verder naar het zuiden, op de hoek van de Národni en Smetanovo nábrezi, staat het Nationale Theater (63). Het is opgetrokken in neorenaissancistische stijl en door Schulz in 1883 voltooid. Wie tijd heeft, moet eens naar binnen gaan om het interieur te bekijken.
Als u een stukje de Národni inloopt, ziet u aan de linkerzijde van deze drukke winkelstraat naast elkaar twee grote Jugendstil-gebouwen van de architect Polvka staan. Het Topihgebouw op nr. 9 is rijk aan versieringen en reliëfs. Het bouwwerk op nr. 7 heeft een opmerkelijk dak, dat een onvoltooide indruk maakt.

Terug bij het theater slaat u linksaf, de Masarykovo nábrezí in. Aan deze kade staat op nr. 32 op de hoek met Na struze een groen huis dat in 1902 door J. Stibral werd gebouwd. Het dak is getooid met twee grote zwarte schoorstenen en een tweetal gevleugelde gestalten. Een bronzen stralenkrans geeft accent aan de middenpartij.
Even verderop ziet u op nr. 16 het Hlaholgebouw van Fanta. Waar de kade overgaat in de Ráiinovo nábrezi, bevindt zich op nr. 78 het huis U dvou tisic. Dit bouwwerk, voorzien van een klein koepeltje, dateert van 1904 en is van de hand van Václav Havel, de grootvader van de huidige president. Havel jr. bewoont daar nu zelf een appartement.
Hier eindigt de wandeling.

bron (deze website uit 2003 heeft echter wat moeite met de Tsj. letters, vandaar dat namen soms verkeerd geschreven zijn)
 

Pelhřimov

Donateur
aanvulling bij bovenstaande wandeling

47 Centraal Station (Hlavní nádrazi) Het aan de Wilsonova gelegen Centraal Station is één van de talrijke Jugendstil-monumenten van Praag. Het werd gebouwd tussen 1900 en 1909 naar een ontwerp van Josef Fanta. In 1970 vond een verbouwing plaats. Toen werd aan de andere kant van de straat een geheel nieuwe vertrek- en aankomsthal aangelegd, die door een tunnel met het oude gebouw is verbonden. Het dak van het nieuwe gedeelte doet dienst als parkeerplaats en is via trappen bereikbaar. Vanaf de parkeerplaats heeft u een goed zicht op de facade van het oude stationsgebouw. Het oude gebouw is strikt symmetrisch van compositie, wat een uitzondering is binnen de Jugendstil-bouwkunst. Het bestaat uit een middendeel met een groot rondbogig venster en twee flankerende torens. Aan weerszijden zijn twee lagere zijvleugels gebouwd. Zowel de buitenkant als de binnenkant van het stationsgebouw is rijkelijk voorzien van gebeeldhouwde en geschilderde decoraties. Werp vooral een blik in de halfronde stationshal en het restaurant. Daar kunt u op de zuilen en pilasters mozaïeken van geglazuurde tegels met afbeeldingen van vrouwenfiguren, bloemen en planten bewonderen.

48 Smetanatheater (Smetanovo divadlo) Aan dezelfde drukke straat ligt het Smetanatheater, waar opera- en balletvoorstellingen worden gegeven. Het is een neorenaissancistisch bouwwerk uit de jaren '80 van de 19e eeuw en lijkt in feite op veel theaters die in dezelfde tijd in andere Europese steden werden gebouwd. De foyer en de theaterzaal zijn sfeervolle ruimten en bieden de juiste ambiance voor een avondje opera.

49 Nationaal Museum Aan het zuidoostelijke uiteinde van het Wenceslasplein ligt het kolossale Nationale Museum. Het dateert van het eind van de 19e eeuw en is één van de monumentaalste neorenaissance-bouwwerken van de stad. Tevens vormt het één van de belangrijkste uitingen van het 19e-eeuwse nationalisme van de Tsjechische bevolking. Niet voor niets is aan de gevel het opschrift 'Museum Regni Bohemiae' (Museum van het Koninkrijk Bohemen) te lezen. Ook staan er de namen van belangrijke personages uit de Tsjechische geschiedenis vermeld. Al in 1818 werd het initiatief tot de bouw van een museum genomen door een vereniging die zich het bewaren van het historische en culturele erfgoed van Bohemen ten doel had gesteld. Door middel van giften en donaties hoopten de leden van deze vereniging genoeg geld bij elkaar te krijgen voor de bouw van een Patriottisch Museum. De bevolking was enthousiast en al in hetzelfde jaar publiceerde de Prager Zeitung de gegevens van deze inzamelingsactie. In 1827 bracht men een museumtijdschrift uit, dat zowel in het Duits en als in het Tsjechisch verscheen. Oorspronkelijk was het museum gehuisvest in Paleis kernberk. Na 1841 bracht men de collectie over naar een huis in Ná Pfikopé, dat hefeigendom was van graaf Nostiz. Aangezien ook deze huisvesting niet afdoende bleek te zijn, besloot men tot de bouw van een nieuw gebouw. Het museum kwam te staan op de plaats waar zich vroeger de Rospoort (Kofiská brána) bevond. Het is een goed voorbeeld van 19e-eeuwse museumarchitectuur en werd ongeveer gelijktijdig met het Rijksmuseum in Amsterdam gebouwd, namelijk tussen 1885 en 1891. De architect is Josef Schulz en voor de sculpturen zijn Antonin Wagner en Josef Mauder verantwoordelijk. Let vooral op Wagners allegorische figuren op de trap vóór het gebouw. De vrouwelijke figuur is de personificatie van Bohemen. Zij wordt geflankeerd door twee riviergoden, die waarschijnlijk de Moldau en de Elbe symboliseren.
Het interieur van het museum is ruim opgezet, wat vooral te zien is in de ingangshal en het trappenhuis. Er zijn gebeeldhouwde en geschilderde versieringen aangebracht, die- betrekking hebben op de Tsjechische geschiedenis. Zo zijn er in de ingangshal bronzen beelden te zien van Libu'se, Pfemysl en andere telgen van het Pfemyslidengeslacht. De reeks historische figuren in het trappenhuis wordt aangevoerd door Jifi van Podèbrady. Langs de trappen hangen schilderijen van Boheemse kastelen. Hoogtepunt van het interieur is het Pantheon onder de koepel. Op de bovenste verdieping zijn fossielen, skeletten en opgezette dieren te zien. De historische afdeling betreft hoofdzakelijk de 19e en 20e eeuw. Het museum beschikt ook over een bibliotheek.

50 Wenceslasplein (Václavské námèsti) Oorspronkelijk was dit de grootste van de drie markten waaromheen Nové Mèsto werd gebouwd. De handelswaar bestond destijds grotendeels uit paarden. Tegenwoordig is dit het
meest representatieve plein van Praag. Eigenlijk heeft het door zijn grote lengte (750 m) meer het karakter van een gigantische wandelboulevard, vooral sinds in 1981 het autoverkeer er drastisch aan banden werd gelegd. Aan weerszijden van het plein zijn internationale hotels, restaurants, kantoren van luchtvaartmaatschappijen en dure winkels te vinden. McDonald's, Benetton, Cheque Point en Harvey hebben de plaats ingenomen van de grauwe gevels van de voormalige staatswinkels. Te midden van deze buitenlandse namen prijkt de fameuze, Tsjechische schoenenzaak Bata. In de avond kunt u flarden van discodreunen horen. Houd er rekening mee dat u voortdurend wordt aangeklampt door lieden die geld willen wisselen. U kunt er maar beter niet op ingaan want zij zijn berucht om hun wisseltrucs. Het plein wordt eveneens bevolkt door prostituées en hun clientèle.
Het Wenceslasplein heeft historische betekenis door de vele politieke demonstraties en manifestaties die er deze eeuw werden gehouden. Zo werd er in 1918 tegen de Habsburgers en voor de onafhankelijkheid betoogd; in 1968 vonden hier massabijeenkomsten plaats vóór de Praagse Lente en tegen de inval van de troepen van het Warschaupact. Op dit plein bracht jan Palach zijn dramatische zelfverbranding ten uitvoer. Het Wenceslasplein was ook het toneel van de grootscheepse protestdemonstraties in 1989, die uiteindelijk het einde van het communistische regime tot gevolg hadden.
Wenceslas was de eerste christelijke martelaar van Bohemen. Het in 1912 door Josef Myslbek gemaakte monument van deze heilige toont ook enige Boheemse landspatronen. Aan de voorkant ziet u Ludmila en Prokop, terwijl Agnes en Adalbert aan de achterzijde zijn afgebeeld.

55 kantoor en Kredietbank Op Na Prikopè nr. 18 is het hoofdkantoor van het reisagentschap CEDOK te vinden. Opvallend aan dit 19eeeuwse pand zijn de Jugendstil-mozaïeken aan de facade. Twee corridors, waarvan er één versierd is met een reliëf, vormen de verbinding met het belendende perceel op nr. 20. Daar is de Kredietbank (2ivnoztenská banka) gevestigd. Het exterieur, met uitzondering van de bovenste verdieping en de mozaïekversiering, doet denken aan een Romeins palazzo uit de Renaissance. Het interieur is zeer monumentaal. Aan weerszijden van het trapportaal staan twee enorme beelden van middeleeuwse krijgers. De centrale hal, met aan drie zijden loketten, is rijk versierd met schilderingen, sculpturen en stucwerk. Een glazen overkapping filtert het binnenvallende licht. Het gehele gebouw verkeert in perfecte staat. Het pand op nr. 22 heeft een fraaie gevel uit 1798 en deed tussen 1793 en 1945 dienst als ontmoetingscentrum voor de Duitse gemeenschap van Praag. Kijkt u eens verder in deze brede straat, die in snel tempo de herinneringen aan het communistische verleden van zich heeft afgeschud. Oude koffiehuizen en boekenzaken maakten de afgelopen jaren plaats voor westerse winkels, banken en modezaken.

7 Representatiehuis (Obecni dum) Naast de Kruittoren ziet u het onlangs gerestaureerde Representatiehuis van de Stad Praag. Het is een goed voorbeeld van Jugendstil-architectuur en stamt uit 1911. Zowel het interieur als het exterieur van het bouwwerk is rijk aan versieringen, waarvan een aantal gemaakt werd door Alfons Mucha en jan Preisler. Aan de buitenkant vindt de decoratie haar hoogtepunt in de ingangspartij van smeedijzer en gebrandschilderd glas, terwijl decoratieve sculpturen, een groot mozaïek en een koepel voor extra accenten zorgen. Van het interieur zijn het restaurant en het café erg geslaagd, maar het klapstuk is de Smetanazaal. Dit is de thuisbasis van het Praags Filharmonisch Orkest. De zaal is zeer ruim en rijkelijk voorzien van allerlei soorten ornamentering. Zo ziet u er decoratieve sculpturen en vier grote, kleurige schilderingen. Aan weerszijden van het podium staan twee monumentale beeldhouwwerken, allegorieën van de `Tsjechische Dans' en 'Mijn Vaderland', muziekstukken waaraan Antonín Dvorak en BedHch Smetana hun faam te danken hebben. De maker is Ladislav Saloun. Een lage, ovale koepel van glas met versieringen van glas in lood sluit de zaal aan de bovenkant af. Ook de overige zalen op dezelfde verdieping zijn een blik waard. Overal zijn gebeeldhouwde deuren, geschilderde wulpse vrouwenfiguren, bloemmotieven en veelkleurige marmerdecoraties te zien. Een lust voor het oog! Let u eens op fraaie details, zoals de liftkoker op de eerste verdieping en de garderobe. Via het betegelde trappenhuis komt u in de kelder, waar u de vinárna kunt bezoeken. U moet daar wel entree betalen.
Op de plaats van het Representatiehuis stond vroeger het paleis van de Boheemse koningen, vanwaar zij over de 'Koningsweg', (bestaande uit de Celetná, Staroméstské námésti, Karlova en de Karelsbrug) naar de burcht gingen.

4 Raadhuis van de Oude Stad (Staroméstská radnice) Het zuidwestelijke deel van het Staroméstské námésti is veel smaller dan de rest van het plein. Precies op de grens tussen beide gedeelten staat het oude raadhuis, dat oorspronkelijk de woning was van de rijke koopman Wölflin vom Stein. In 1338 kochten enkele burgers het gebouw om dienst te doen als stadhuis. Zij hadden van Johan van Luxemburg toestemming gekregen om een raadhuis in te richten, een gebaar dat bedoeld was als een concessie aan de zich emanciperende burgerij. Het gebouw werd eerst uitgebreid met een toren en vervolgens met de belendende percelen. Een in de 19e eeuw aangebouwde vleugel werd aan het eind van de Tweede Wereldoorlog voor een groot deel door de Duitsers verwoest en moest afgebroken worden. De overige gedeelten werden gerestaureerd. Tegenwoordig dient het raadhuis niet meer als zetel van het stadsbestuur, maar is het in gebruik als representatieruimte. Het astronomische uurwerk (1410-1490) aan de zuidkant van de toren trekt veel toeristen. Op de hele uren gaan twee vensters boven de klok open, waaruit langzaam bewegend de 12 apostelen tevoorschijn komen. Uit het raam erboven kraait tot slot een haan. Op het bovenste cijferblad van de klok zijn de stand van de zon en de maan af te lezen. Ook de minuten, uren en dagen staan aangegeven. Op het onderste blad bevindt zich een calendarium, dat telkens om middernacht een klein stukje verschuift. De buitenste cirkel is in 365 dagen verdeeld. De middelste cirkel bestaat uit 12 medaillons, die de maanden van het jaar voorstellen. In de binnenste cirkel zijn de 12 tekens van de dierenriem aangebracht. De datum wordt door een wijzer aangegeven, die bovenaan in het midden geplaatst is.
Naast de wijzerplaten zijn nog enige allegorische beeldhouwwerken geplaatst. Zo is de Dood afgebeeld met een zandloper in de ene hand en een bel in de andere. Gierigheid en Ijdelheid zijn eveneens vertegenwoordigd. Een Turk is weergegeven als personificatie van de vijand van ' het christelijke geloof. Het is zeker aan te raden de 70 meter hoge toren, die in 1364 gebouwd werd, te beklimmen. Het uitzicht over de stad is prachtig.
Naast de toren ligt het gotische hoofdportaal dat oorspronkelijk als ingang dienst deed. Tegenwoordig echter betreedt men het raadhuis via het meer naar links gelegen gebouw met de roze gevel. Boven de ingang is een renaissanceraam te zien met het opschrift `Praga Caput Regni' (Praag, hoofdstad van het Rijk).
Het raadhuisinterieur is dagelijks (behalve op maandag) te bezichtigen. U kunt bijvoorbeeld de mooi gedecoreerde zalen bezoeken die bij officiële gelegenheden, zoals bruiloften en belangrijke ceremonies, gebruikt worden. Ook is een aantal mozaïeken van de 19e-eeuwse Tsjechische kunstenaar Mikolás A1e's bewaard gebleven. U kunt vanuit het raadhuis ook het rioleringstelsel bekijken. Het Huis bij de Stenen Klok (Dun U kamenného zvonu) is één van de belangrijkste huizen van het middeleeuwse Praag (le helft 14e eeuw). Waarschijnlijk woonde hier ooit koning Johannes van Luxemburg en zijn vrouw Eliska Premyslovna. Tegenwoordig is hier de Galerie van de hoofdstad Praag gevestigd.
Ten slotte is het zwart-wit gedecoreerde renaissancistische huis UMinuty, ten westen van het raadhuis, zeker een blik waard. Het gebeeldhouwde leeuwtje op de hoek dateert van de 18e eeuw, toen hier de apotheek 'In de Witte Leeuw' gevestigd was. De naam 'U Minuty' verwijst naar het uurwerk van de raadhuistoren. De facade is voorts versierd met graffito voorstellingen van bijbelse en mythologische onderwerpen. Franz Kafka woonde hier van juni 1889 tot september 1896 met zijn ouders.

19 Smetanamuseum (Muzeum Bedricha Smetany) Het museum is gevestigd op de eerste etage van een pand dat Anton Wiehl in 1883 bouwde als kantoor van het waterleidingbedrijf. Het is te vinden aan de Novotného lavka. De architect heeft zich duidelijk laten inspireren door de vormentaal van de Boheemse Renaissance. De graffitodecoraties stellen de verovering van de Karelsbrug in 1648 door de Zweden voor. Eén van de makers is de bekende historieschilder Mikolás Ales. De ingang van het museum ligt vlak bij het water en is te bereiken vanaf de Smetanovo nábiezi. Voor de ingang staat een beeld van de componist, die op een stoel gezeten over de Moldau uitkijkt. In het museum zijn foto's, concertaankondigingen en facsimiles van brieven en partituren tentoongesteld. Ook staat er de vleugel van Smetana. Het museum werd opgericht in 1928 door een stichting die na de dood van de componist zijn volledige bezit had opgekocht. De eerste tentoonstelling vond plaats in 1936. Ongeveer 30 jaar later verhuisde de collectie naar haar huidige onderkomen. In het gebouw zijn twee restaurants en een moderne bar gevestigd. In het café, komen hoofdzakelijk jonge toeristen en trendy Pragenaars. Daar achter ligt een mooi concertzaaltje waar jazz- en popgroepen optreden. Er is een terras, vanwaar u een mooi uitzicht over de rivier heeft. Naast het museum staat de oude watertoren van Staré Mésto uit 1489, die in 1878 ingrijpend werd verbouwd.

63 Ursulinnenklooster en Kerk van St.-Ursula Aan de zelfde kant van de Národni, meer in de richting van de Moldau, ligt dit barokke complex. De kerk is een werk van Marcantonio Canevale uit de jaren 1702 tot 1704; het klooster ontstond enige jaren eerder. Het interieur van de kerk herbergt plafondfresco's van J J. Steinfels en sculpturen van F. Preiss. Het altaarstuk is van de hand van Peter Brandl en stelt de Hemelvaart van Maria voor. Voor de kerk is een door Ignaz Platzer vervaardigde beeldengroep met Johannes van Nepomuk te zien.
 
Zo dat is nu gelezen.

Prachtige informatie , bedankt.

Maar nu moet ik een keuze gaan maken , dat is net zo moeilijk natuurlijk.

Ik denk dat ik de auto ga parkeren in de buurt van de burcht.

Lina denkt mee met 50+ dus gaan we dan alleen maar naar beneden richting binnen stad.
En nemen alle bezienswaardigheden mee die we tegenkomen.

We gaan verder puzzelen met de dagtocht .


Allen bedankt hoor.
 
Bovenaan