De geschiedenis van Sudetenland

Welkom op Tsjechie.net

Het Tsjechisch Forum, in een nieuw jasje!

Ad Verschoor

Donateur
Sudeten-Duitsers laten sporen na in Tsjechië

door: Ekke Overbeek

Bijna drie miljoen Duitstaligen moesten na de Tweede Wereldoorlog Tsjechoslowakije uit. Dat trof ook onschuldigen, die niets van de nazi's wilden weten.

763

Kasteel Bouzov is nu van de staat, maar de kloosterorde probeert het bezit terug te krijgen. © De Agostini/Getty Images

De Duitse Orde geeft het niet op. Vader Metodej Hofman gaat zeker beroep aantekenen tegen de recente beslissing van een Tsjechische rechter dat zijn congregatie kasteel Bouzov niet terugkrijgt. "Als het in Tsjechië niet lukt, gaan we naar het Europese Hof in Straatsburg." Behalve Bouzov claimen de monniken nog twee kastelen en een paar duizend hectare bos.

Het romantische sprookjesslot Bouzov, nu een belangrijke toeristische attractie in het oosten van Tsjechië, was voor de Tweede Wereldoorlog bezit van de Duitse kloosterorde. Nu heet het nadrukkelijk 'staatskasteel Bouzov', want het werd na de oorlog geconfisqueerd omdat het Duits bezit zou zijn. Alles wat Duits was moest toen verdwijnen. Ruim 2,5 miljoen Duitstalige inwoners van Tsjechoslowakije, die destijds een kwart van de bevolking vormden, werden de grens met Oostenrijk en Duitsland overgezet. Hun bezit werd overgenomen door de staat. Het was een collectieve straf voor het feit dat veel van de zogeheten 'Sudeten-Duitsers' Hitler enthousiast verwelkomden, toen die in 1939 Tsjechoslowakije bezette. Maar de straf trof ook degenen die zich juist tegen Hitler-Duitsland verzetten - zoals de leden van de Duitse Orde, die zich tegen het totalitaire bewind van de nazi's keerden.

Zwart hoofdstuk met een twist
De Duitse Orde streed al vóór de oorlog tegen het opkomende nationaal-socialisme. Toen de nazi's Tsjechoslowakije bezetten, pikten zij alle kastelen en landerijen van de Orde in.
Dat de verdrijving van de Sudeten-Duitsers allerlei zwarte randen kent, wordt in het huidige Tsjechië inmiddels hier en daar erkend. De krant Dnes noemde de verdrijving kortgeleden 'een zwart hoofdstuk in de geschiedenis, dat blijft zorgen voor twist'. En de gemeenteraad van Brno bood vorig jaar officieel excuus aan voor de 'dodenmars van Brno' - de gebeurtenis in 1945 waarbij 25.000 Duitstalige inwoners van die stad te voet richting de Oostenrijkse grens werden gedreven en waarbij duizenden mensen omkwamen.

Maar eensluidend is het oordeel over het verleden nog niet in Tsjechië. Andere raadsleden in Brno protesteerden fel tegen de excuses.
En ook presidentskandidaat en oud-minister van buitenlandse zaken Karel Schwarzenberg merkte vorig jaar bij de verkiezingen hoe gevoelig de zaak nog steeds ligt. Hij kreeg een lawine van kritiek over zich heen toen hij de verdrijving van de Duitsers omschreef als 'een schending van de mensenrechten'. Hij werd geen president.
Ook de christendemocratische politicus Pavel Belobradek kreeg afgelopen mei de wind van voren. Als vicepremier was hij de hoogste gast ooit op het jaarlijkse congres van de Sudeten-Duitse Landmannschaft in Beieren, de ooit invloedrijke lobbyorganisatie van verdreven Duitsers. Hij benadrukte dat hij niet kwam om excuses aan te bieden voor de verdrijving, maar voor velen in Praag was zijn aanwezigheid aanstootgevend genoeg.

"Deze vereniging van Sudeten-Duitsers is geen partner van de Tsjechische overheid", waarschuwde de conservatieve politicus Ivo Strejcek, medewerker van oud-president Vaclav Klaus. "De Sudeten-Duitsers hebben belang bij een formele relatie met de Tsjechische regering om de basis te leggen voor iets anders." Wat hij met 'iets anders' bedoelt snapt iedereen in Tsjechië. Twee jaar geleden schrapte de Landmannschaft het streven naar teruggave van onroerend goed uit de statuten. Maar de angst dat de Duitsers hun bezit terug komen halen is er onder het communisme decennialang ingegoten.

Duitse naam
Vader Hofman kan erover meepraten. De Duitse Orde is alleen in naam Duits. Hij zelf is een Tsjech, net als de andere monniken. "Het probleem is dat woord 'Duits' in onze naam", verzucht hij in het Gymnasium van de Orde in Olomouc. Vanaf de gang klinkt geroezemoes van leerlingen. Hij vertelt hoe hij in een dorp liep waar voor de oorlog Duitstaligen woonden. Hij droeg zoals altijd het kruissymbool van zijn congregatie, dat lijkt op een symbool van het Duitse leger. "Ik liep langs een groep jongeren. Zegt er een: 'Kijk, een nazi!' Dat de Orde tegen de nazi's streed interesseert niemand."
Historicus Martin Markel, zelf nazaat van Sudeten-Duitsers, begrijpt wel waarom de Tsjechen nog altijd zoveel moeite hebben om zich te verhouden tot hun verleden. De kwestie sterft in Duitsland en Oostenrijk een natuurlijke dood, zegt hij, nu de laatste getuigen van de etnische zuivering overlijden. "Mijn neven in Duitsland en Oostenrijk zijn er niet in geïnteresseerd", zegt Martin Markel. "Voor hen is het een gesloten boek."

Rechtvaardiging
In Tsjechië ligt dat anders, vertelt hij op de universiteit van Brno."Een derde van de Tsjechen woont nu in voormalig Sudetenland. Hun aanwezigheid daar heeft rechtvaardiging nodig." Volgens de historicus verklaart dat waarom anti-Duitse sentimenten worden gekoesterd, ondanks de vriendschappelijke politieke relatie met Berlijn. "Dat de verdrijving in orde was, is een legitimeringsmythe. Het gaat niet meer om Duitsers, het gaat om de Tsjechen zelf."

Sudeten-Duitsers
Duitsers woonden eeuwenlang in Bohemen en Moravië. Zolang deze gebieden bij Oostenrijk hoorden, waren ze Oostenrijkers. Na het uiteenvallen van de Habsburgse monarchie in 1918 werden ze opeens een minderheid in een nieuw land: Tsjechoslowakije. Al snel raakte het neologisme 'Sudeten-Duitsers' in zwang. Veel Sudeten-Duitsers verwelkomden Hitler als bevrijder, toen deze in 1939 Tsjechië bezette. Al tijdens de oorlog besloot de Tsjechoslowaakse president in ballingschap, Edvard Benes, alle Duitstaligen het land uit te zetten, ongeacht hun opstelling tijdens de oorlog.


Bron: Trouw.nl
 
Tomáš Cidlina (geboren in 1982) heeft in twee talen (Tsjechisch en Duits) het boek 'Leipsche' uitgegeven. Het geeft verhalen weer van nakomelingen van de 5000 mensen die op 15 juni 1945, voor het grootste deel te voet, vanuit Česká Lipa de grens met Duitsland moesten oversteken om daar een nieuw leven op te bouwen. Het boek is net gedrukt en ik ben met het lezen ervan begonnen. De schrijver geeft aan dat hij in zijn jeugd de informatie kreeg dat de Duitsers uit het westen de kwaaien waren en dat die uit het oosten slechts over de hoofden van mensen hadden geschoten. Nu na 77 jaar willen mensen wel weer eens zien hoe hun huizen er nu uit zien of willen voelen hoe zij indertijd woonden. Ook nu nog werd het enkelen verboden hun oude huis te betreden.
Ik zal ongetwijfeld hier nog later op terug komen wanneer ik het boek heb gelezen. Onvoorstelbaar wat Duitssprekende mensen in de grensstreek is aangedaan. Toen ik mijn huidige bezit kocht, is ook wel even overwogen of het van Duitstaligen geweest zou kunnen zijn.
 
Het genoemde boek in het Duits heeft als nummer ISBN 978-80-908264-4-1. Het is net gedrukt. Waarschijnlijk nog niet officieel uitgegeven. Nog geen verkoopprijs gevonden.
In ongeveer 100 pagina's geeft de schrijver een historisch overzicht van de gebeurtenissen. De andere 300 pagina's zijn gevuld met herinneringen van mensen die als kind of jong mens de Vertreibung en de daarop volgende ontberingen hebben meegemaakt.
Ik vond een interessante video op Youtube die met deze zaak te maken heeft. De link is:


In deze video wordt ook veel aandacht gegeven aan het vernietigen van de plaats Lidice naar aanleiding van het vermoorden in 1942 van de rechterhand van Hitler Reinhard Heydrich en het ophangen van zijn opvolger later.
In 1938 dachten de geallieerden dat ze Hitler tegen konden houden door een verdrag met hem te sluiten waarin hij alle delen van Tsjechië kreeg waar een Duitssprekende meerderheid woonde. Uit de verhalen in het boek is me duidelijk geworden dat men in die gebieden een Duits dialect sprak en vrijwel geen woord Tsjechisch kende. Voor zover er Tsjechen leefden, waren die op zichzelf aangewezen. Het verdrag is op 30-9-1938 in München gesloten. Behalve Hitler tekenden Chamberlain voor Engeland, Daladier voor Frankrijk en Mussolini voor Italië.
Toen Hitler het verdrag effectueerde en het gebied binnentrok, o.a. begeleid door een Zeppelin, moesten de er wonende Tsjechen overhaast vertrekken.
In mei 1945 waren de Amerikanen en Russen zo ver Tsjechië ingetrokken dat er van een vrede sprake was. Nu waren de rollen omgekeerd en gingen de Tsjechen verhaal halen bij de Duitssprekende inwoners van hun land. Er werden vele moorden gepleegd en velen konden hun piemel niet meer de baas en moesten die in willekeurig gekozen vrouwen stoppen. Daarnaast moesten de mensen met wat ze als belangrijkste mee konden nemen, vertrekken naar Duitsland. Een groep van ongeveer 5000 mensen uit Česká Lípa moest te voet in één dag naar een dichtbij gelegen plaats Waltersdorf in Duitsland lopen. Een hete dag en men kreeg geen eten of drinken. Men was overgeleverd aan een enkeling die medelijden had met de Vertriebenen en ze van eten en werk voorzagen. Duitsland lag na de oorlog in puin. Langzamerhand verspreidde men zich en kon een nieuw leven opbouwen. Ik heb enige weken geleden een tocht met de trein gemaakt. Had wellicht een 20 kg bagage bij me. Wanneer ik meer dan 2 km daarmee moest lopen nam ik een taxi. Natuurlijk was men in die tijd meer gewend om ver te lopen en zwaar werk te doen, maar 50 km met een 30 kg bagage is toch wel zeer uitputtend geweest. Velen overleefden dat dan ook niet. Rovers kwamen achter de stoet aan met een kar waarop ze de achtergelaten bagage legden en mee namen.
De mensen die in de latere DDR terecht kwamen konden wel gemakkelijker dan de anderen een reis naar hun oorsprong maken, maar in de DDR mocht niet over de Vertreibung worden gesproken.
In 1947 ben ik voor het eerst met mijn ouders op vakantie geweest. We troffen een zomer die lang in de lijst van de warmste zomers heeft gestaan. Wij hadden het huis gehuurd van mensen in de buurt van Apeldoorn. Zij woonden in het kippenhok. De Vertriebenen hebben door deze droogte extra honger geleden. Wij hadden de hongerwinter van 1944/1945 goed doorstaan en van de zomer van 1947 genoten.
Ook waren er nog velen in gevangenschap omdat ze in het Duitse leger dienst hadden moeten doen. Die zijn pas enkele jaren later weer vrij gekomen.
Wat hebben de mensen toch moeten doorstaan! Meerderen hebben zelfmoord gepleegd. De meesten hebben toch kans gezien een nieuw bestaan op te bouwen. Willen wel zien waar ze eens woonden maar hebben geen behoefte aan een financiële compensatie.
We namen aan dat een dergelijke situatie zich niet opnieuw zou voordoen. Helaas is die gedachte dit jaar in Oekraïne teniet gedaan.
 
Direct na de Tweede Wereldoorlog werden de Duitssprekende inwoners van Tsjechië, vaak op mensonterende wijze, uitgewezen uit Tsjechië en moesten maar een nieuw bestaan op gaan bouwen in het Duitsland dat door de geallieerden platgebombardeerd was.
Ik ben wat vaker met de oorlog bezig en vroeg me af hoe dr. Lou de Jong, indertijd directeur van het NIOD en vervaardiger van een serie voor TV over de oorlog, aan zijn docterstitel was gekomen. Hij schreef een proefschrift over spionage, al of niet gedaan, tijdens de oorlog. Dit proefschrift is te downloaden. Ik trof er een interessante hstorische beschrijving in aan die ook voor de situatie in Tsjechië van belang is. Ik nam onderstaand gedeelte uit zijn boek over:

De Duitsers waren en bleven doordrongen van hun superioriteit. Zij trachtten die op tal van wijzen te accentueren. Het is een merkwaardig feit dat de Hervorming in de zestiende eeuw aanzienlijk sneller bij de Duitsers in Estland, Letland en Zevenburgen doordrong dan in Duitsland zelf: door Lutheraans te worden onderscheidden de Duitsers zich in die landen opnieuw van de sociaal- en cultureel-achterlijke, goeddeels katholieke, ‘oorspronkelijke’ bevolking. Er groeide bij hen een gevoel van hovaardij dat van generatie op generatie overgedragen werd: zij waren knapper, kundiger, bekwamer, zij waren ‘de geboren heersers’.
Omgekeerd ontstond bij de eerst omlaag gedrukte, daarna omlaag-gehouden Slavische volksmassa's een diepe wrok tegen de vreemde ‘indringers’ en overheersers die als gezeten boeren en burgers, als grootgrondbezitters en hoge ambtenaren een bevoorrechte plaats in de maatschappij innamen.
Natuurlijk waren de verhoudingen nergens precies dezelfde. Soms deelden de Duitsers hun geprivilegeerde positie korte of lange tijd met andere groepen: met Zweden en Russen in Estland en Letland, met de Poolse adel in Polen, met de Italianen in Slowenië. Het resultaat was voor de Slavische volksmassa's hetzelfde. Hun lot werd vanaf het eerste begin hunner onderdrukking, al hun verzet ten spijt, steeds miserabeler. In Letland moesten de Lettische boeren in het eind van de dertiende eeuw drie tot vier dagen per week herendiensten verrichten op de landerijen van de Duitse grootgrondbezitters- twee eeuwen later waren het vijf tot zes dagen geworden; nogmaals een eeuw later waren zij tot lijfeigenen gedegradeerd wien het verboden was naar elders te trekken. Nog in het laatste kwart van de achttiende eeuw werden Letten en Esten in steden als Riga, waar de gezeten Duitse burgerij een behagelijk leven leidde, als slaven in het openbaar verkocht. ‘Ze zijn goedkoper dan nikkers in de Amerikaanse koloniën’, schreef een Duits predikant in 1777; ‘landarbeiders en hun kinderen worden gekocht en verkocht voor paarden, honden, pijpen enz.’ De Slowenen en Kroaten waren door de uit Oostenrijk zuidwaarts dringende Duitsers tegen het einde van de dertiende eeuw tot lijfeigenen gedegradeerd. Verschillende keren kwamen zij in opstand; telkens leden zij een bloedige nederlaag. Aan Keizer Maximiliaan de Tweede werd in 1573 door de aartsbisschop van Kroatië meegedeeld dat het vee in het land het beter had dan de onderworpen bevolking.
Gecompliceerder was de ontwikkeling in Bohemen. Hier waren in de Middeleeuwen afwisselend Tsjechen en Duitsers de baas. Fel waren de Tsjechen gebeten op de machtige Duitse stedelingen die, zoals een pamflettist schreef, ‘eerst voor kort in het land waren gedrongen, heimelijk als een vos, maar zich gereed maakten om als een leeuw te heersen, wanneer ze niet tot honden werden getemd.’ De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) begon met een verpletterende nederlaag van de ten opstand gevlogen protestantse Tsjechen: ‘Twee eeuwen lang hield Bohemen als staat op te bestaan... Drie-kwart van de bodem verwisselde van eigenaar. De nieuwe adel was bijna geheel buitenlands. [Keizer] Ferdinand was vastbesloten, uitsluitend katholieken in het land te dulden. Hij werd kundig bijgestaan door zijn Duitse helpers wier godsdienstig fanatisme gepaard ging met hun erfelijke haat tegen de Slaven. De ongelukkige lijfeigenen konden het land niet eens verlaten, maar werden door hun nieuwe meesters met martelingen tot uiterlijke aanpassing gedwongen.’
Onderwijs in het Tsjechisch werd verboden; het werd een taal, ‘alleen gesproken door boeren en arbeiders’ - mede daarom door de superieure Duitsers zo hogelijk geminacht dat nog in 1848 in het Frankforter Parlement, toen de positie van Bohemen ter sprake kwam, door de Oostenrijkse voorzitter opgemerkt werd dat met mensen die er op stonden, Tsjechisch te spreken, niets te beginnen was; zo ‘extravagante denkbeelden’ zouden echter stellig geleidelijk verdwijnen.
In Rusland had zich in de negentiende eeuw een sterke Duitse middenstand gevormd. De Duitse landbouwkolonies aan de Wolga en in het zuiden waren tot grote bloei gekomen - toonbeelden van ordelijkheid en welvaart op een nog goeddeels achterlijk platteland. Een gebied, gelijk aan drie-vierde van het landbouwareaal in het gehele Duitse Rijk, was vóór 1914 in handen van de Duits-Baltische baronnen en overige Duitse landeigenaren in het Keizerlijk Rusland. Er leefden bij de Zwarte Zee Duitse boerenfamilies die duizend vierkante kilometer vruchtbare grond bezaten. Van geslacht op geslacht spraken zij Duits. Nimmer huwelijkten zij hun zoons en dochters aan niet-Duitsers uit. Zij waren Lutheraans of Doopsgezind. Tot omstreeks 1880 hoefden zij geen militaire dienst te verrichten. Temidden van de arme, pas uit de lijfeigenschap opduikende Russische boerenmassa's vormden zij een kleine, hogelijk bevoorrechte minderheid.
In Polen was de Duits-Slavische tegenstelling bijzonder scherp. Hier voegde zich in de loop van de negentiende eeuw naast de oude onderdrukking van Poolse boer door Duitse grootgrondbezitter de moderne van Poolse arbeider door Duitse ondernemer. In het industriegebied Opper-Silezië viel dat proces het duidelijkst waar te nemen. De Polen werden er als slaven beschouwd. Aan hun ontwikkeling werd niets gedaan. In 1854 achtte de Pruisische minister van binnenlandse zaken officiële publicaties in het Pools overbodig, ‘aangezien de Poolse boer toch niets leest’. Nog in het eind van de 19de eeuw was er in Opper-Silezië voor één-en-een-kwart miljoen Polen geen enkele Poolse school. Tegenhanger was, dat van de tien rijkste Duitse miljonnairs in het tweede Keizerrijk zeven grootgrondbezitters en industriëlen uit Opper-Silezië waren. Deze zeven bezaten er tezamen één vierde van alle landbouwgrond. Doch ook in andere, hoofdzakelijk door Polen bewoonde gebieden waren de Duitsers sinds eeuwen gehaat. Door hun eigen magnaten meedogenloos onderdrukt, hadden de Poolse lijfeigenen vanuit hun armelijke hutten het uitzicht op de welvarende dorpen van Duitse kolonisten; in de zeventiende en achttiende eeuw ontstonden twaalfhonderd van die dorpen in het gebied rond Posen, meer dan tweeduizend in Centraal-Polen: elk dorp een centrum van jaloezie en strijd in het dagelijksleven. Hoe keek de Duitse kolonist op de Polen, de ‘Slaven’, neer! ‘Jegens de brede massa van het vreemde volk was zijn instelling een durchaus herrenmässige.’ ‘Niemcy Pany, a bydlo Polany’ (‘De Duitsers zijn meesters, maar de Polen vee’) was een bitter spreekwoord dat door heel Polen verbreid was.
In de negentiende eeuw kwam in deze, voor de ganse Duits-Slavische zône karakteristieke strijdsituatie een nieuw element naar voren: de Slaven gingen met succes weerstand bieden. De maatschappelijke ontwikkeling bevorderde hun verzet. Wat had een fabrikant, wat had een generaal aan arbeiders of soldaten die lezen noch schrijven konden? In verschillende gevallen (de Romanows in Estland en Letland, sommige Habsburgers in Bohemen, Napoleon in Slowenië en Kroatië) werd door het staatsgezag tegen het verzet van delen van de heersende Duitse groep in, onderwijs in de geminachte, slechts van mond tot mond doorgegeven Slavische talen toegestaan.
Er waren Duitsers, Herder was een hunner, die het een ereplicht achtten, het in de loop der eeuwen aan de Slaven begane onrecht goed te maken: hun stem was eenzaam als die van een Multatuli in Nederland. Overal moest de z.g. Slavische renaissance verbitterde weerstand der Duitsers overwinnen die vreesden hun overheersende positie voor altijd te zullen verliezen. Maar de renaissance, eenmaal op gang gekomen, was niet te stuiten. Van het platteland stroomden de uit lijfeigenschap bevrijde landarbeidersmassa's naar de steden. Ze richtten eigen kranten, eigen scholen, eigen bibliotheken op. Er vormde zich een bourgeoisie. Zij werden ‘volk’.
De Slowenen die in 1870 voor het ganse onderwijs nog geen half dozijn leerboeken in hun eigen taal hadden en nog geen enkele atlas, bezaten in 1900 al twee goede gymnasia. Steden die de eeuwen door Duits geweest waren, veranderden in één, twee generaties volstrekt van karakter en werden Slavisch.
Praag telde in 1815 50.000 Duitsers en 15.000 Tsjechen; in 1880 30.000 Duitsers en 126.000 Tsjechen. Waar in voorafgaande eeuwen veel Slaven in de Duitse steden ver-Germaniseerd waren (proces, dat in steden als Wenen en Berlijn voortging), daar liep nu in de Slavische landen en in Hongarije, waar een onstuimig Hongaars nationalisme tot ontwikkeling was gekomen, een deel van de Duitse stadsbevolking naar het Slavische kamp over. Op het platteland handhaafden de Duitse boeren echter in de regel hun Duits karakter en waar de Duitsers een duidelijk afgescheiden groep vormden of in grote gesloten gebieden leefden, was eveneens hun neiging meestal sterk, hun nationaal karakter, in hun ogen teken van ‘natuurlijke’ superioriteit, niet op te geven.
Deze verwoede worsteling van Duitsers tegen Slaven en Hongaren, Slaven tegen Hongaren en Duitsers, Hongaren tegen Duitsers en Slaven ondermijnde in de negentiende eeuw de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Het staatsgezag dat zich met geen dier groepen kon identificeren, poogde alle tegen elkaar uit te spelen. Van decennium tot decennium voelden de Duitsers zich sterker door de Habsburgers in de steek gelaten. Een actieve minderheid toog aan het werk. Voor het behoud van de Duitse scholen werd in 1880 in Wenen de Deutscher Schulverein opgericht; andere verenigingen zoals de Südmark stelden zich ten doel, kredieten te verschaffen aan Duitse boeren die in de omstreden gebieden in financiële moeilijkheden geraakt waren zodat het gevaar dreigde dat zij hun landerijen aan Tsjechen of Slowenen moesten verkopen. Deze steunbeweging droeg aanvankelijk een algemeen karakter: bij de oprichting van de Schulverein speelden bijvoorbeeld de socialisten Viktor Adler en Pernerstorfer een belangrijke rol; de beweging raakte echter meer-en-meer in ultra-nationalistisch vaarwater verzeild. Dat was bij uitstek het geval in het Sudetengebied, het randgebied van Bohemen, Duits sinds de vroege Middeleeuwen - maar waar de Tsjechische arbeiders zich in de tweede helft der negentiende eeuw bij tienduizenden vestigden. Duitse en Duits-Joodse ondernemers trokken hen aan: zij waren goedkoper dan Duitse arbeidskrachten. Het inheemse Duitse handwerk werd met de ondergang bedreigd. Deze en dergelijke factoren waren het die er toe leidden dat kort na 1880 onder de Duitse handwerkers en middenstanders in Bohemen een politiek-getinte vakbeweging ontstond die anti-kapitalistisch, anti-Slavisch en antisemietisch was. Overeenkomstige tendenties tekenden zich elders in Oostenrijk-Hongarije onder de Duitsers af. Een van hun voormannen, Georg von Schoenerer, voerde er de Heil!-roep in. Het hakenkruis werd in 1889 door de Weense turners midden in hun vaandel geplaatst. Er waren in het Sudetengebied hotels en restaurants waar het ‘verboden toegang’ was voor ‘Tsjechen, Joden en honden.’ De Duitse studenten - zo vaak in de negentiende eeuw haantje-de-voorste bij grote omwentelingen - voerden omstreeks die tijd in hun corpora te Praag de Ariër-paragraaf in. Vijftien jaar later volgden bijna alle Duitse turnbonden in Oostenrijk en Bohemen hun voorbeeld, en in datzelfde jaar 1904 overwoog een, door zekere Hans Knirsch geleide, politieke beweging der in het nauw geraakte Duitse handwerkers en middenstanders, zich ‘nationaal-socialistisch’ te noemen. In Mei 1918, nog vóór het einde van de eerste wereldoorlog, deed zij die stap: in Wenen werd de Deutsche Nationalsozialistische Arbeiterpartei opgericht die juist in het Sudetengebied haar sterkste aanhang had.
 
Komen we nu aan de tijd dat Hitler wilde bevorderen dat Duitsland in Europa oppermachtig zou worden. Ik haal weer stukken uit het proefschrift van L. de Jong. Die staan wat versnipperd zodat de leesbaarheid niet optimaal is. Toch hieronder enkele delen:

Al voor zijn vertrek naar Wenen was Hitler ‘fanatiek Deutsch-nationaler’ geworden. Von Schoenerer bewonderde hij om zijn fel anti-Slavische en anti-Joodse actie, later in de hoofdstad van de Oostenrijks-Hongaarse monarchie burgemeester Lueger om het volleerd meesterschap van zijn massa-demagogie. Waar hij kwam - in Oostenrijk, in Hongarije - zag hij met smart dat de Duitsers hun bevoorrechte positie verloren. De Slaven moesten opnieuw, maar nu radicaal onderdrukt worden! Dat werd een voornaam element in zijn politieke denken - zijn leven lang grondtoon van vele van zijn uitlatingen. ‘De Corridor was en is Duits’, riep hij op de dag waarop de tweede wereldoorlog uitbrak, in de Rijksdag uit; ‘Al deze gebieden danken hun beschaving uitsluitend aan het Duitse volk, zonder hetwelk in deze Oostelijke gebieden de diepste barbarij zou heersen.’

Wat wilde Hitler?
Duitsland de sterkste mogendheid in Europa! Allereerst moesten het Saargebied, Elzas-Lotharingen, Danzig, Memel (bij Litouwen), de Poolse Corridor, Posen (Poznan) en Oost-Opper-Silezië wederom Duits worden, Oostenrijk en het Sudetengebied één met het Duitse Rijk. Stonden Frankrijk, Polen en Tsjechoslowakije de verwezenlijking van die verlangens in de weg, dan zou hij ze vernietigen. ‘Wij zullen nooit wereldpolitiek kunnen voeren zonder een vaste, ijzersterke machtskern in het middelpunt.’, zei hij omstreeks 1933 tegen enkele getrouwen; ‘Is ons dat gelukt, dan zal al het overige betrekkelijk gemakkelijk zijn.’ Het kwam er op aan, in alle gebieden die bij Duitsland ingelijfd moesten worden, massa-bewegingen te doen ontstaan welke die inlijving zouden bevorderen; het kwam er op aan, de mogendheden welke zich tegen die inlijving zouden verzetten of kunnen verzetten, zoveel mogelijk te verzwakken. Groepen en individuen die in het buitenland tot de verwezenlijking van zijn doelstellingen konden bijdragen, moesten, waar dat kon, de staatsmacht trachten te veroveren; was dat doel onbereikbaar, dan moest de zich tegen Duitsland verzettende mogendheid, de ‘object-staat’, zoals wij hem willen noemen, ondermijnd of ontwricht worden. Dat kon men op verschillende manieren bevorderen. De in die ‘object-staat’ wonende Rijks- en Volksduitsers kon men tot nationaal-socialistische eenheid samensmeden, tot groep die door haar actie en agitatie Duitslands expansie diende. Men kon de ‘objectstaat’ voorts in slaap wiegen door het voeren van misleidende propaganda en hem verzwakken door het wekken of versterken van middelpuntvliedende krachten, bijvoorbeeld door steun te verlenen aan ‘inheemse’ nationaal-socialistische en fascistische groeperingen of aan politieke bewegingen van ontevreden minderheden. Van al deze aanvalsmethoden heeft Hitler gebruik gemaakt. Hij bevorderde of duldde dat van het nationaal-socialistische Duitsland impulsen uitgingen die op de ‘object-staat’ het gewenste desintegrerende effect hadden.

Op 1 October 1933 riep Henlein alle Sudetenduitsers op, onder zijn leiding een nieuwe volksbeweging te vormen, het Sudetendeutsche Heimatfront, teneinde in gemeenschappelijke strijd te trachten, de positie der Sudetenduitsers binnen het raam der Tsjechoslowaakse republiek te verbeteren. Het begin van het Heimatfront was bescheiden: met ‘geleende schrijfmachines’ en ‘snel bij elkaar gebedelde oude tafels’ werd een eerste bureau ingericht. De organisatie breidde zich snel uit. Er heerste in het Sudetengebied massale werkloosheid en de oude haat tegen de Tsjechen uitte zich bij een aanzienlijk deel van de bevolking in de beschuldiging dat Praag het Sudetenduitse volksdeel opzettelijk wilde uitroeien. De verbittering was groot. Er moest ‘iets gedaan’ worden. Bij honderdduizenden stroomden de leden toe en in Mei 1935, bij de eerste verkiezingen waaraan Henleins beweging deelnam (zij had inmiddels haar naam, Sudetendeutsche Heimatfront, moeten veranderen in Sudetendeutsche Partei, SDP), kreeg zij ruim 62% van alle Sudetenduitse stemmen. Het was een beslissende overwinning.

In November 1937 schreef Henlein in een aan Hitler gericht memorandum dat het de leiders van zijn beweging ‘als resultaat van hun diepgaande politieke ervaring van meet af aan duidelijk was dat een compromis tussen Duitsers en Tsjechen in Tsjechoslowakije niet mogelijk [was]’ en dat redevoeringen en voorstellen waarin zij, soms onder gedeeltelijke afwijzing van de nationaal-socialistische ideologie, wèl op een vergelijk aangedrongen hadden, alleen maar bedoeld waren geweest, ‘de Tsjechen voor het oog van de wereld in het ongelijk te plaatsen.’ Tijdens de oorlog zei Henlein eveneens bij enkele gelegenheden dat zijn SDP van den beginne af een gecamoufleerde nationaal-socialistische beweging geweest was. Anderen beweren daarentegen dat Henlein aanvankelijk een vèrgaande vorm van autonomie binnen Tsjechisch staatsverband voor mogelijk en wenselijk hield en dat de critiek op het Nazi-systeem die hij bijvoorbeeld in 1934 in het publiek uitte, toentertijd oprecht gemeend was. Feit is in elk geval, dat binnen de SDP meermalen heftige conflicten ontstonden omtrent de te volgen weg, waarbij zich een pro- en een anti-Duitse richting aftekenden, en dat er in Duitsland velen waren, vooral in de kringen van de SS, die Henlein en de SDP wantrouwden. De Sicherheitsdienst sloeg zijn beweging nauwkeurig gade.

Practisch de gehele Sudetenduitse bevolking stond achter Henlein. De helft van alle volwassenen was ingeschreven lid van zijn beweging. De resterende burgerlijke partijen gingen tot ontbinding over. Bij de verkiezingen op 22 Mei 1938 behaalde hij 92% van alle Duitse stemmen. Diezelfde dag hield hij een nieuwe ‘fundamentele bespreking’ met Hitler, en in de weken en maanden die volgden, schroefde hij bij ieder Tsjechisch compromis-voorstel zijn eisen omhoog, zodoende Hitler de argumenten toespelend die deze nodig had om rechtstreeks en via Londen en Parijs maximale pressie op de Tsjechoslowaakse regering uit te oefenen. Henlein richtte ook een semi-militair corps op, de Freiwilliger Schutzdienst, om op een burgeroorlog voorbereid te zijn. Detachementen van deze Schutzdienst werden door de Abwehr in Duitsland geoefend: de leden slipten des nachts weer de grens over en namen wapens mee. Zo naderde de crisis. Op 12 September 1938 zei Hitler, sprekend vanuit Neurenberg, dat hij de Sudetenduitsers zou redden. ‘Indien deze gemartelde schepselen uit zichzelf geen recht en geen hulp kunnen vinden, zullen ze beide van ons krijgen!’ riep hij uitdagend uit. Een explosie in het Sudetengebied volgde.

De Tsjechen in de grensdistricten kondigden de staat van beleg af. Henlein brak alle onderhandelingen af, vluchtte de grens over, riep op de 15de zijn volgelingen tot
rebellie op en verzamelde ruim 20.000 mannelijke vluchtelingen in een Freikorps-Henlein dat op talrijke plaatsen kleine grensgevechten met de Tsjechen leverde. De militaire rebellie van de Sudetendeutsche Partei werd door de Tsjechische regering gemakkelijk onderdrukt. Zij had nu eenmaal haar beste troepen in de grensdistricten liggen waar de Sudetenduitsers woonden. Velen vluchtten, anderen doken onder. De stemming sloeg om. Met het verdwijnen der kaders wist de Sudetenduitse bevolking niet meer, wat te doen. Waarom was Henlein gevlucht, neen erger: gedeserteerd? Was hij een lichtvaardig avonturier geweest?

Nog geen twee weken later werd in München het doodvonnis over de Tsjechoslowaakse republiek uitgesproken. Begin October trokken de Duitse troepen in triomf de steden en dorpen van het Sudetengebied binnen. ‘En op de markt werden we ontvangen als overwinnaars na een veldslag’, aldus een Duits verslaggever.

Hitler heerste. Waar de Duitse chauvinisten onder Bismarck en Wilhelm de Tweede, tijdens eerste wereldoorlog en republiek van Weimar van gedroomd hadden - hij
verwezenlijkte het. Elzas-Lotharingen, Luxemburg, Eupen-Malmédy, de Corridor, Posen, Oost-Opper-Silezië, Slowenië, Zuid-Tirol - al deze gebieden lijfde hij in feite bij het Duitse Rijk in. Met dwang en geweld verduitste hij er de ganse bevolking. Hij domineerde Denemarken en Noorwegen, Nederland, België en Frankrijk, Tsjechoslowakije en Hongarije, Zuid-Slavië en Griekenland. Hij beroofde Polen van zijn intelligentsia en te vuur en te zwaard verwoestte hij het ganse Westen van de Sowjet-Unie. In West-Europa richtte hij honderdduizenden -, in Oost-Europa en op de Balkan miljoenen ellendig te gronde en in de Duitse smidse dwong hij andere miljoenen de ketenen te smeden van een bestiale tyrannie die haar symbolische uitdrukking vond in concentratiekamp en gaskamer.

Met die heerser en met dat systeem raakten Rijks- en Volksduitsers steeds meer vereenzelvigd. Bij de in den vreemde wonende Rijksduitsers nam, zolang Hitler aan
de winnende hand was, het nationaal-socialisme aan kracht toe. In alle bezette landen werden zij deel van een bestuurs-apparaat dat men steeds feller haatte. Bij de
Volksduitse groepen in Polen, Hongarije, Roemenië en Zuid-Slavië nam de SS-richting alle macht in handen. De economische en militaire krachten waarover die groepen beschikten, werden voor Duitslands strijd gemobiliseerd. Spoedig stond een kwart miljoen jonge kerels in de Waffen-SS. De tegenstelling tussen de Volksduitse groepen en de Tsjechoslowaken, Hongaren, Roemenen en Zuid-Slaven die op materieel gebied voortdurend schrijnender werd, vond formeel haaruitdrukking in de steeds verder gaande autonomie dier groepen die tenslotte een regelrechte staat in de staat vormden. Toen was de uiterlijke Nazificering compleet. Andere Volksduitse groepen dwong Hitler, huis en hof te verlaten. Grotendeels liet hij hen door Himmler koloniseren op van Polen gestolen grond. Meer dan honderdduizend hunner verplaatste hij uit de Baltische staten, meer dan tweehonderdduizend uit het Westen van de Sowjet-Unie, honderdvijfentwintigduizend uit Zuidoost-Polen, honderdduizend uit de Boekowina, negentigduizend uit Bessarabië, veertienduizend uit de Dobroedsja, veertigduizend uit Zuid-Slavië, honderdduizend uit Zuid-Tirol. Wat zij van geslacht op geslacht opgebouwd hadden, moesten zij achterlaten. Pionnen waren zij in het waanzinnig gambiet dat hij speelde. Maar de ontreddering die hij, zich heer en meester van Europa wanend, in hun leven teweegbracht - zij was als een idylle vergeleken bij wat volgde. Onvermijdelijk was het dat onder de ruïne van het Derde Rijk vooral de nog in den vreemde wonende Rijks- en Volksduitsers bedolven werden. Zij waren de dichtstbijzijnde weerloze vijanden: op hen regenden de eerste en de hardste slagen neer. Uit Polen, Tsjechoslowakije en Zuid-Slavië werden zij nagenoeg geheel, uit Hongarije en Roemenië grotendeels verdreven. Duizenden werden daarbij vermoord, tienduizenden verloren anderszins het leven, honderdduizenden moesten dwangarbeid verrichten, miljoenen restte niets anders dan om samen met de uit vrijwel alle oorlogvoerende staten gedeporteerde Rijksduitsers als berooide vluchtelingen in Duitsland en Oostenrijk een nieuw bestaan op te bouwen.
 
Bij de aankoop van mijn bezit heb ik er wel op gelet of het mogelijk zou zijn dat een verdreven Duitser het zou kunnen opeisen.
Het plafond van de hal is gebogen en opgebouwd uit bakstenen. De vloer van de verdieping is natuurlijk vlak. In de ruimte ertussen hebben in de oorlog patriotten geleefd. Ze konden ook van de schoorsteen gebruik maken. Hadden er een gat in gemaakt. Toen we schoonmaakten troffen we een hoeveelheid stro aan plus allerlei wat door muizen aangevreten papieren waaruit je een datering kon opmaken.
 
Ik ben geboren in de oorlog. Geen honger gehad, maar wel beïnvloed door het voortdurend overkomen van bommenwerpers en andere vliegtuigen. Ook geluk gehad door juist op tijd wat te zijn verwijderd van een plek waar een verdwaalde V2-raket neer kwam. Ons huis werd er niet beter van. De jongen die de eerste 3 jaar naast me zat op de HBS werd door zijn broer in de kinderwagen meegenomen uit de restanten van de wijk Bezuidenhout in Den Haag na het bombarderen van die wijk.
Ongeveer een jaar geleden kreeg ik een exemplaar van een net gedrukt boek dat een historicus uit Česká Lípa schreef over de verdrijving na de oorlog van de Duitsers uit Tsjechië. Het zou je maar overkomen dat je hals over kop al je bezittingen moet achterlaten en dat wanneer je nakomelingen later eens willen kijken waar je woonde je niet toegelaten wordt. Dat is natuurlijk een niet goed te praten vergelding geweest, maar wanneer je bovenstaande stukken leest wel beter te begrijpen. Duidelijk was me al langer dat Tsjechië anders onder de oorlog heeft geleden dan Nederland. Het was het Protectoraat Bohemen en Moravië, terwijl Nederland als zelfstandige natie bleef bestaan. Zie ook https://nl.wikipedia.org/wiki/Protectoraat_Bohemen_en_Moravië. Daar ook zichtbaar een zeer interessante kaart.
Voor de duidelijkheid: wanneer ik over de oorlog spreek bedoel ik de Tweede Wereldoorlog.
 
Laatst bewerkt door een moderator:
Tot een aantal jaren geleden viel mij altijd een oud duits opschrift op een gevel op als ik het centrum van Liberec inreed. Misschien was het cynisch bedoeld dat juist deze Duitse tekst niet was verwijderd. Op de gevel stond namelijk met een richting pijl: "Zu den feuerhallengelände" . Wat zoiets als naar het crematorium betekent. Het crematorium van Liberec dat ook al bestond toen het nog Reichenberg heette, was er dichtbij. Door renovatie is de tekst nu verdwenen.
 
Hoewel Semily volgens mij niet tot Sudetenland behoorde stond er wel een Duitstalige zandstenen richting zuil op een kruising. De weg naar Turnov en Zelezny Brod stond er in het Duits ingehouwen. Turnau en Eisenbrod. Een paar jaar geleden is de kruising veranderd in een rotonde. De zuil is gezandstraald en staat nu in het midden van de rotonde. En de plaatsnamen zijn opnieuw ingehouwen, maar nu in het Tsjechisch.
 
Bovenaan